ECLI:NL:TACAKN:2015:4 Accountantskamer Zwolle 14/1104 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:4
Datum uitspraak: 23-01-2015
Datum publicatie: 23-01-2015
Zaaknummer(s): 14/1104 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Klager heeft werkzaamheden verricht als deksman voor een sleep- en duwvaartbedrijf. Vanwege ziekte van haar vader, eigenaar van dit bedrijf, is betrokkene hem bij de uitvoering van administratieve werkzaamheden ten behoeve van het bedrijf, waaronder werkzaamheden met betrekking tot de vergoeding voor de werkzaamheden van klager, gaan assisteren. Nu het om werkzaamheden van administratieve aard gaat, die verband hielden met de arbeidsverhouding tussen de onderneming van haar vader en klager, en nu betrokkene kennelijk namens die onderneming contact met klager heeft onderhouden, vallen ook die werkzaamheden, anders dan betrokkene meent, onder het bereik van het accountantstuchtrecht. Van betrokkene kon worden gevergd dat zij zelfstandig en zonder zich te laten leiden door de opvatting van haar vader, was nagegaan hoe de arbeidsverhouding tussen een onderneming die actief is in de binnenvaart, en een persoon zoals klager, die als deksman werkzaam is voor die onderneming, fiscaal gezien gekwalificeerd moet worden. Gelet op het Convenant Binnenvaart, waarop klager betrokkene heeft gewezen, had betrokkene in ieder geval vanaf dat moment moeten begrijpen dat het standpunt (van haar vader) dat klager als zelfstandige werkte, althans anders dan in dienstbetrekking, minst genomen kwestieus was. Klacht gedeeltelijk, maar geen maatregel opgelegd.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/1104 Wtra AK van 23 januari 2015 van

X ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

t e g e n

mw. Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 8 mei 2014 ingekomen klaagschrift van 6 mei 2014 met bijlagen;

-        het op 13 juni 2014 ingekomen verweerschrift van 11 juni 2014 met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 12 september 2014  waar zijn verschenen: klager en betrokkene in persoon.

1.3       Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en  geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Klager heeft van eind september tot medio december 2013 werkzaamheden verricht als deksman op een sleep/duwboot voor sleep- en duwvaartbedrijf [A] (hierna: de onderneming). Vanaf oktober 2013 functioneerde in verband met ziekte van haar eigenaar [B], de vader van betrokkene, hoofdzakelijk [C] (hierna: [C]), de levenspartner van betrokkene, als kapitein/schipper op deze sleep/duwboot. [C] was (toen nog) een zeer goede vriend van klager.

2.2       Betrokkene is sinds 20 januari 2014 ingeschreven in het accountantsregister van de Nederlandse beroepsorganisatie voor accountants (Nba). Vanwege ziekte van haar vader is zij hem in 2013 bij de uitvoering van administratieve werkzaamheden ten behoeve van zijn onderneming, waaronder werkzaamheden met betrekking tot de vergoeding voor de werkzaamheden van klager, gaan assisteren. Zij beschikte daarvoor niet over een volmacht van haar vader.

2.3       Klager heeft steeds op nader af te spreken dagen gewerkt en zijn gewerkte uren en gemaakte reiskosten per e-mail, gericht aan [C] of aan betrokkene, gedeclareerd.

2.4       Op 2 januari 2014 heeft betrokkene aan klager een e-mail gestuurd met een overzicht van de door hem gedeclareerde uren en reiskosten over 2013.  In dat overzicht is opgenomen: ‘totaal uren 4.770,00’, totaal betaald ‘3.123,75’, ‘nog te betalen ‘1.646,25’. In de e-mail schrijft zij onder meer:

Ik heb even alles op een rijtje gezet in excel zodat alles duidelijker is. Het excel is een totaal van jou declaraties die ik per  email heb ontvangen. In het excel vind je een tweetal groene blokken  waarmee je gelijk ziet wat nog open staat. Dit bedrag rekenen wij separaat met je af.

Van jou ontvang ik graag:

-treinkaartjes

-kopie paspoort

-kopie var row 2013.

Ook zou ik nog een factuur willen ontvangen met daarop de volgende gegevens: naam/adres/btw nummer/kvk nummer/uren maal tarief/totaal reiskosten. (...)

De reden hiervoor is dat de declaraties te weinig informatie bevatten en ook niet duidelijk genoeg zijn. De factuur mag voor het totaalbedrag van EUR 3.123,75 zijn.

2.5       Klager heeft daarop gereageerd per e-mail van 5 januari 2014. Hij heeft onder meer het volgende geschreven:

Hoewel mijn nieuwe jaar (…), zeer teleurstellend begonnen is . Want ondanks maanden tijd en ondanks uitdrukkelijke toezegging is er, naar mij nu duidelijk geworden, voor gekozen om niet in 2013 te betalen, Ondanks dat alle redelijke termijnen overschreden zijn en ondanks dat ik nota bene heb toegelicht waarom het mij geld kost wanneer ik de betalingen niet voor 1-2-2014 op mijn rekening heb staan (o.a. omdat ik in 2014 hoge inkomsten verwacht, en ik in 2013 bepaalde privé-kosten kan verrekenen met het inkomen van dat jaar). Maar belangrijkste voor mij, afspraak is afspraak. En afspraken kun je alleen in wederzijds overleg veranderen, overmacht daar gelaten.

In chronologische volgorde ingaand op jouw mailtje:

- openstaande bedrag van 1646,25 is juist*

(…)

- paspoort en VAR-ROW zal ik fotograferen en als document bijgevoegd (beschik niet over scanmogelijkheid)

- facturen over 2013 schrijf ik zoals bekend niet (zoals consequent en ook van te voren door mij gecommuniceerd), werkzaamheden vanaf 1-1-2014 voor zover dat nog speelt kan en wil ik in overleg eventueel wel factureren met KvK en BTW-nummer.

(…)

* althans gebaseerd op de 15 euro bruto p/u. En op de expliciet en  impliciet gemaakte afspraken. Vanaf het moment dat ik structureel ben gaan varen, laten we zeggen het moment van mijn dienstboekje, heb ik aangegeven bruto 15,- p/u te willen ontvangen. Heb ook consequent aangegeven dat ik deze bruto-ontvangsten wilde opgeven voor de IB (…). En uit de reactie van 10 augustus blijkt ook duidelijk dat hij er van op de hoogte is dat ik geen rekening zal schrijven). LB inhouden door [A] was voor mij geen probleem, want LB is een voorheffing die ik later met mijn IB aangifte verreken. (…). [A] wenste geen LB in te houden. Hiervoor kan ik twee argumenten bedenken, namelijk dat er dan waarschijnlijk werkgeverslasten ingehouden dienen te worden of dat er dan een (grotere) kans  van een vaste arbeidsverhouding kan zijn. Als ik het goed begrijp is de [A] met name beducht voor het laatste argument. Overigens heb ik aangegeven (ook) geen enkele behoefte te hebben aan een vaste verhouding. Onder deze condities heb ik werkzaamheden verricht. Ik heb daarnaast aangegeven dat voor mij ook zeer belangrijk is dat ik niet teveel gedoe rond de werkzaamheden wens. Gedoe zoals achter mijn geld aan moeten zitten, (voor mij) ingewikkelde zaken met facturen schrijven en mailtjes zoals deze. Puur om jullie ter wille te zijn heb ik in december aangegeven dat, hoewel tegen mijn uitdrukkelijk uitgesproken voorkeur, er eventueel ook zwart uitbetaald mocht worden, maar dan ook helemaal handje contantje. Daar is afwijzend op gereageerd, heb ik alle begrip voor. Ik heb ook aangeboden om eventueel met  terugwerkende kracht een nul-urencontract op te stellen, of e.a.a. via een verloningsbedrijf/uitzendbureau te laten lopen. Voor mij allemaal oplossingen met extra gedoe, maar puur om de [A] ter wille te zijn. Als laatste heb ik om jullie ter wille te zijn een VAR-verklaring aangevraagd. Fiscus heeft een VAR-row toegekend. Overigens heb zowel jij als [C] het telkens slechts over een VAR gehad, die ik dus aangevraagd heb, maar pas later is mij via de Belastingdienst duidelijk geworden/gemaakt dat het jullie waarschijnlijk slechts om een VAR-wuo te doen was! Later heb jij dat ook bevestigd. Kortom veel ergernis en stress. En daarbovenop een hoop gedoe met de fiscus en KvK omdat ik bij het jullie ter wille zijn ook nog eens administratieve fouten heb gemaakt. Mijn 15 euro bruto p/u was gebaseerd op uren maken, mailtje schrijven en betaald worden. (…). 

2.6       Nadat betrokkene per e-mail van 22 januari 2014 aan klager heeft laten weten dat het enige wat zij vraagt is, één A-viertje met naam, adres, werkomschrijving en een totaal bedrag, zodat ze zaken goed kan afwikkelen en administreren, heeft klager haar per e-mail van 22 januari 2014 twee concept A-viertjes gestuurd met opgaven van zijn reiskosten en van gewerkte uren in bepaalde perioden.

2.7       In een e-mail van 27 januari 2014 heeft klager aan betrokkene onder meer het volgende geschreven:

Ik heb vanaf het allereerste begin aangegeven dat ik ‘wit’ wilde werken, en zonder zogenaamde factuur met BTW etc. (toen daar om verzocht werd). Vijftien euro  bruto per uur. Zonder vast dienstverband. En daarbovenop niet nog vakantiegeld of vakantiedagen. Heb dat consequent volgehouden en toegelicht, elke keer als dat speelde (om [A] ter wille te zijn heb ik later wel een aantal extra andere mogelijkheden geopperd). Heb ook aangegeven dat ik niet van het geld hoef te leven en  daarom de bedragen niet stante pede hoefde te ontvangen. Ik ging er aan uit dat je bijvoorbeeld per maand, of per 4 weken samengevoegd zou overmaken. Puur ter jullie gemak omdat je dan wellicht iets minder administratieve handelingen hebt. Begin december, omdat betalingen uitbleven, heb ik je uitdrukkelijk aangegeven dat ik de openstaande bedragen betalingen in ieder geval nog in 2013 wenste te ontvangen Toegelicht dat betalingstermijnen wel erg ver opgerekt werden, maar vooral aangegeven dat er voor mij zwaar wegende financiële redenen voor grens van 31 dec. zijn.

Nadrukkelijk aangegeven dat dit voor mij zeer belangrijk was. jij hebt daar op gereageerd dat voor die tijd alles in orde zou zijn. En ik vertrouwde daar volledig op. Omdat er in de tijd tot 28 dec. geen enkele nieuwe betaling plaatsgevonden had, heb ik je gebeld. Wederom toezegging dat het goed zou komen. Op 31 (!) dec. wordt er een bedrag overgemaakt. Mijn gevoel zegt dat dit bedrag niet toereikend is. Ik reken alles handmatig na en komt tot de conclusie dat er inderdaad een flink bedrag ontbreekt. En bij mij breekt er dan ook iets. Zelfs al zou er een fout aan jou kant gemaakt zijn (ik check voor alle zekerheid of de weken wel juist én verzonden zijn), dan ligt de verantwoording daarvoor bij jou, maar de rekening bij mij. Nog bozer wordt ik, en het is pas DAARNA dat ik reageer (verbolgen maar vooral ook zwaar teleurgesteld dat ik mijn vertrouwen zo heb laten beschamen als jij op 2 jan. met een excel op de proppen komt waarin je doodleuk aangeeft dat er nog een substantieel bedrag openstaat. En plotseling met nieuwe ‘verzoeken’ komt. En voor de zoveelste maal het verzoek om een officiële factuur. Het is pas dan dat ik mij zo belazerd voel dat ik reageer. Als je zou vallen over de toon en over de extra argumenten waarom ik me zo belazerd voel kan ik daar nog gedeeltelijk inkomen. (…). Essentie is wat mij betreft een duidelijke afspraak die niet nagekomen wordt maar vooral vertrouwen dat in mijn eigen ogen geschonden wordt. Zonder ook maar enige toelichting waarom afspraak niet nagekomen wordt, zonder zelfs maar een begin van excuses. (…) En dat is nu juist wat mij razend maakt, mijn vertrouwen is geknakt (had wat dat betreft bijvoorbeeld liever zo iets met de [D] meegemaakt, want daar is nog geen sprake van opgebouwd vertrouwen, noch een door mij opgebouwde goodwill).

2.8       Betrokkene heeft daarop per e-mail van 27 januari 2014 voor zover van belang als volgt gereageerd:

Ik snap echt niet meer wat het probleem is. Ik wilde met jou afspreken om de laatste dingen af te handelen. Waarom zo’n emailtje als deze? Ik voel me inmiddels redelijk aangevallen door deze e-mails terwijl ik in oplossingen probeer te denken voor alle partijen ook voor jou. Ik hoop niet dat je vindt dat ik dit soort emailtjes verdien.

Het heeft niks te maken met nieuwe verzoeken of opzettelijk jou moeilijk maken, het heeft alles te maken met het proberen te vinden van oplossingen voor beide partijen, ook voor lange termijn. En hetgeen wat je in de eerste paar zinnen schrijft is belastingtechnisch gewoon niet mogelijk voor beide partijen, ook daar ben ik duidelijk in geweest vanaf het begin. Ik hoop ook dat we gewoon een afspraak kunnen maken, zaken kunnen afhandelen en dat we niet dit soort emails hoeven te schrijven naar elkaar.  Het is jammer van de leuke tijd die we met zijn allen hebben gehad in het najaar.

Ik heb begrepen dat je ook werkt op de baggermolen, ik neem aan dat je daar ook een oplossing voor hebt gevonden om je uren in rekening te brengen. Kunnen wij soortgelijke werkwijze volgen?

2.9       In een e-mail van 8 februari 2014 heeft klager onder meer het volgende aan betrokkene geschreven:

(…)

 - voel me intussen zodanig onder druk (tegen uitdrukkelijke afspraak geen volledige betaling voor 31-12-2013, naast verder uitblijven van betaling) gezet om akkoord te gaan met zaken waarvan ik vanaf begin aangegeven heb dat ik dat niet doe, dat ik op dit moment niet verder wens mee te denken. Om mee te denken ben ik op dit moment veel te boos en teleurgesteld. Bovendien speelt er ook nog dat ik door jullie op verschillende punten, ik ga er van uit per ongeluk, verkeerd ben voorgelicht. (…)

- Dat ik rond 16 dec. mijn congé gekregen heb, ervaar ik werkelijk als niet meer dan logisch. [A] wenst iets waar ik op dat moment niet aan wilde of kon voldoen. Dan dien je te kiezen of delen. Maar wat ik helaas ervaar is dat [A] naast congé ook nog eens met terugwerkende kracht regels probeert te veranderen. Ik heb in de maanden daarvoor in gesprekken met [C] meerdere malen letterlijk aangegeven dat wanneer ik een rekening zou moeten schrijven om te kunnen werken, ik zou stoppen.

2.10     In een e-mail van 9 februari 2014 heeft betrokkene aan klager gevraagd of hij kan zeggen op welke punten hij (door haar en [C]) fout is ingelicht. In een tweede e-mail van 9 februari 2014 heeft zij klager onder meer geschreven:

Hierbij stuur ik je een voorbeeld factuur die je kunt gebruiken. Kun jij deze aanvullen met je persoonlijke gegevens en naar mij retour sturen? Deze factuur kun je meenemen voor je inkomstenbelasting 2013.

Omdat jij een VAR rsultaat uit overige werkzaamheden hebt gekregen na het invullen van de var aanvraag moet de [A] zelf beoordelen of er wel of niet sprake is van een dienstbetrekking op basis waarvan hij loonheffingen moet inhouden en afdragen. Hiermee zal ik je verder niet lastig vallen, buiten de vraag of je mij een factuur wilt sturen.

Je wilt niet ingaan op verkeerd voorgelicht. Jammer, maar ik denk niet dat ik je verkeerd heb ingelicht. Ik ben altijd duidelijk geweest wat ik nodig heb voor de administratie en heb ook duidelijk aangegeven wat de problemen zijn met een var anders dan ‘winst uit onderneming’.

2.11     In reactie daarop heeft klager per e-mail van 10 februari 2014 onder meer het volgende geantwoord:

Verkeerd voorgelicht?

(…)

Heb er snel een paar op papier gezet. Morgen schieten me er waarschijnlijk nog een paar te binnen. Heb alleen zaken die je min of meer als objectief zou kunnen beschouwen vermeld. Waar een objectief oordeel over mogelijk is, waar objectieve antwoorden te vinden zijn. Zo is het belangrijkste ‘verkeerd voorgelicht’ voor mij het niet nakomen van afspraken. Maar die afspraken zijn grotendeels mondeling gemaakt en vooral af te leiden uit consequente manier waarop ik me er op beroep en het niet tegenspreken door jullie. Toch heb ik dat soort zaken er dus helemaal buitengehouden.

(…)

- bij het, op verzoek, in allerijl regelen van vaarboekje, kreeg ik te horen dat de kosten 70,- (45+25) zouden bedragen. Voor mij zeer relevant, omdat NETTO-kosten wel een beetje in verhouding dienden te staan tot verwachte paar honderd BRUTO-inkomsten. Op dat moment was, althans bij mij, nog geen kennis aanwezig van een RWS-project. Kosten bleken uiteindelijk NETTO 107,- euro te bedragen.

-toen ik begin dec. 2013 mondeling de uitdrukkelijke toezegging van [Y] kreeg dat betalingen voor eind van dat jaar geregeld zouden zijn (“dan dient het OP mijn rekening binnen te zijn”, heb ik letterlijk gezegd) zei [Y] “overigens, moment van werkzaamheden zijn bepalend zijn, niet het moment van betaling.” Ik heb dat weersproken. Uitgangspunt voor privé-personen in de IB-sfeer is de ontvangst/valutadatum.

Zie eventueel onomstotelijk bewijs dat dit uitgangspunt anders is, graag tegemoet. Misschien is het voor bedrijven en in de ondernemingssfeer anders, daar wil ik mij niet over uit te laten.

-als je serieus googelt op ‘matroos var’ etc. kom je min of weer vanzelf ook terecht bij convenant binnenvaart. (direct te googlen via ‘binnenvaart convenant’). Naar dit convenant is ook door de belastingdienst (op 10-2-2014) verwezen. Dit convenant had ik, zelfs als leek binnen de binnenvaart, voor 9-2-2014 reeds gevonden. Of dit convenant ook op mijn situatie van toepassing is? Deskundigen beschouwen dit als een retorische vraag. Misschien goed dat jullie eens nagaan hoeveel matrozen/deksmannen er in Nederland eigenlijk op bestendige basis over een VAR wuo of row beschikken.

- op het moment dat ik een ponton/combinatie aan de wal vastleg wordt de zelfstandigheid van keuze hoe dit te doen gebruikt om te illustreren dat ik daar helemaal vrij in ben en wordt deze zelfstandigheid  direct gekoppeld wordt aan het voldoen van één van de vereisten van (belastingtechnische) ‘zelfstandigencriteria’. Tsja dan stop ik het gesprek.  

- je naam en adres, btw-nummer, kvk nummer…en heeft het geen verdere consequenties voor jou.” en “niks ingewikkeld en heeft geen verdere consequenties voor jou manier van werken in de aangifte.” Geen enkele consequentie is telkens het verhaal, mondeling nog veel meer keren uitgesproken. Er kunnen zeer veel consequenties zijn, ik zal me echter tot twee heel eenvoudige beperken: 1. alleen al vermelding van de term FACTUUR heeft direct belastingtechnische implicaties. Van vrijblijvendheid wat betreft regels en toepassingen is dan geen sprake meer.

Zo ook met KvK en BTW-nummer. De bijbehorende regels  zijn nog redelijk eenvoudig te vinden, de precieze uitleg en toepassing zijn voor mij in de praktijk moeilijk te overzien. Maar gezien de [plaatselijke] stelligheid weten jullie blijkbaar wel precies hoe te handelen. Toch prijs ik me gelukkig jullie adviezen niet zonder meer gevolgd te hebben. 2. indien je als ondernemer/zzp-er etc. fungeert kun je geen beroep meer doen op de normale rechtsbijstandverzekering. Bij eventuele conflicten sta je dan al met 1-0 achter. Als ondernemer fungerend kun je voor schade uit die werkzaamheden zelfs geen beroep doen op je normale WA-verzekering. Nu heb ik normaal gesproken weinig interesse in verzekeringen, maar het constante herhalen van de risico’s die de [A] zou lopen, hebben mij er uiteindelijk toe gebracht ook eens naar potentiële risico’s van een ondernemerschap te kijken.

- elke discussie komt natuurlijk sowieso een beetje onwerkelijk over nu de belastingdienst heeft geoordeeld (10-2-2014, schriftelijke bevestiging wordt mij nog toegezonden), dat er zowel geen sprake van een VAR-wuo als VAR-row kan zijn, noch van een onderneming.  Hoe objectief wil je het hebben. En er ook geen sprake van BTW-berekening mag zijn. En als advocaat van de duivel: dat staat dus los van  aantal werkgevers, aantal uren en omzet. (…)

- traject om matroos te worden. Eerst even met en z’n tweeën bespreken hoe dat er volgens jullie uitziet. Daarna uitzoeken  hoe de huidige praktijk er uit  ziet. Om vervolgens te constateren dat op moment van voorlichting, ja zelfs ruim daarvoor, de regels niet overeen kwamen met de mij gegeven voorlichting.

2.12     Daarop heeft betrokkene per e-mail van 10 februari 2014 als volgt geantwoord:

In plaats van continue bewijzen hoe het niet moet en niet werkt,  zou je ook je energie en tijd kunnen steken in het denken in oplossingen.

Waarom lukt het anderen dan wel om een VAR wuo te krijgen nu te werken in de binnenvaart? En jou niet? Die anderen hebben ook allemaal te maken met de regels die jij schetst.

2.13     Klager heeft daarop per e-mail van 11 februari 2014 onder meer het volgende geantwoord:   

1. Zelfs als ik je het binnenvaartconvenant op een presenteerblaadje geef, zelfs als ik je vertel hoe de belastingdienst heeft geoordeeld, zelfs als ik je tussen de regels door uitdaag matrozen en deksmannen met een bestendige VAR-wuo te tonen (DUS GEEN KAPITElNS !!! of stuurmannen die er doorheen glippen!), kom je met deze reactie. Heb alleen vandaag notabeen al bij elkaar opgeteld meer dan 75 min. met specialist zzp binnenvaart Belastingdienst Rotterdam aan de telefoon gezeten. En zelfs als ik met door jou gevraagde voorbeelden kom van hoe ik op het verkeerde been ben gezet/verkeerd ben voorgelicht kom je niet verder dan advies te “denken in oplossingen”.

2. Weet je wat, je hebt helemaal gelijk. Alles wat je beweert hebt wordt ondersteund door je beroepsvereniging en door de specialisten bij de Belastingdienst, er lopen in nederland tientallen matrozen rond met een bestendige VAR-wuo verklaring. Het woord factuur heeft geen enkele belastingtechnische implicatie en elke jandoedel in nl. weet precies hoe het matrozen-opleiding traject er uit ziet. Shame on me dat ik het allemaal verkeerd heb gezien. Enige excuus dat ik kan aanvoeren is mijn gebrek aan binnenvaart-achtergrond. En dan nu verder met de orde van de dag:

- welke bruto (arbeidsuren) bedragen kan ik over 2013 en  2014 opgeven? Bij uitblijven opgave ben ik gedwongen zelf een keuze te maken.

- 15 februari 2014 is mijn deadline voor betaling. Dan zijn de oudste vorderingen meer dan 4,5 mnd oud, is de uiterst afgesproken termijn met 1.5 mnd overschreden. En zal ik mij niet meer geremd voelen in welke actie dan ook.

2.14     Het onder 2.4 vermelde nog te betalen bedrag is op 10 februari 2014 op de rekening van klager bijgeschreven.

3.         De klacht

3.1       Klager verwijt betrokkene, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, dat zij klager onder druk heeft gezet om op een andere wijze dan met hem was afgesproken, kosten voor zijn werkzaamheden en zijn reiskosten te declareren. Voorts heeft ze betalingen niet tijdig gedaan, stonden declaraties lang open en heeft ze geen opgave van de betalingen aan klager in 2013 ten behoeve van de aangifte IB verstrekt.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Sinds 1 januari 2013 is de (register)accountant op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Nu betrokkene eerst met ingang van 20 januari 2014 als registeraccountant in het register stond ingeschreven, kan zij in die hoedanigheid pas tuchtrechtelijk ter verantwoording worden geroepen voor haar handelen en nalaten in de zin van artikel 42 Wab vanaf die datum. In dit geval wordt geklaagd over handelen en nalaten van betrokkene ten behoeve van de onderneming van haar vader. Naar de Accountantskamer begrijpt stelt betrokkene zich op het standpunt dat zij heeft gehandeld als mantelzorger van haar zieke vader en dat het, ook gezien de toen nog bestaande vriendschap tussen klager en haar levenspartner, om privé-handelen gaat dat los staat van haar beroepsmatige bezigheden bij [E] te [plaats]. Nu het om werkzaamheden van administratieve aard gaat, die verband hielden met de arbeidsverhouding tussen de onderneming van haar vader en klager, en nu betrokkene kennelijk namens die onderneming contact met klager heeft onderhouden, vallen ook die werkzaamheden, anders dan betrokkene meent, onder het bereik van het accountantstuchtrecht. Het handelen en/of nalaten waarop deze klacht ziet, zal, gelet op de datum met ingang waarvan betrokkene stond ingeschreven, worden getoetst aan de sinds 1 januari 2014 geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).     

4.3       Bij haar oordeelsvorming stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Klager heeft zich in de eerste plaats erover beklaagd dat de vergoedingen voor zijn werkzaamheden en zijn reiskosten niet voor 1 januari  2014 zijn betaald. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk omdat betrokkene in 2013 niet ingeschreven stond in het accountantsregister en zij toen nog niet was onderworpen aan het accountantstuchtrecht. Dat geldt ook voor zover erover wordt geklaagd dat declaraties die van voor die datum dateren, (te) lang open stonden, nog daargelaten of dit open staan aan betrokkene kan worden toegerekend, nu gesteld noch gebleken is dat zij ook namens (de onderneming van) haar vader verantwoordelijk was voor het uitbetalen van de betreffende declaraties.

4.5       Klager heeft voorts gesteld dat hij door betrokkene onder druk is gezet doordat zij hem tegen gemaakte afspraken in, herhaaldelijk heeft verzocht op een bepaalde wijze te declareren en daaraan facturen ten grondslag te leggen, en om een VAR-verklaring en een BTW-nummer aan te vragen. Over dit onderdeel van de klacht wordt het volgende overwogen.

4.5.1    Betrokkene heeft aangevoerd dat aan klager vanaf het begin is gevraagd om facturen in te zenden. Of de afspraak waarop klager doelt, is gemaakt en hoe die precies luidt, kan in het midden worden gelaten. Van betrokkene kon immers worden gevergd dat zij, anders dan zij kennelijk heeft gedaan, zelfstandig en zonder zich te laten leiden door de opvatting van haar vader, was nagegaan hoe de arbeidsverhouding tussen een onderneming die actief is in de binnenvaart, en een persoon zoals klager, die als deksman werkzaam is voor die onderneming, fiscaal gezien gekwalificeerd moet worden. Klager heeft betrokkene in een e-mail van 10 februari 2014 uitdrukkelijk gewezen op het bestaan van het Convenant Binnenvaart tussen brancheorganisaties en de belastingdienst van november 2009. Gelet op de inhoud van dit convenant, had betrokkene in ieder geval vanaf dat moment moeten begrijpen dat het standpunt (van haar vader) dat het ging om werk als zelfstandige, althans anders dan in dienstbetrekking, minst genomen kwestieus was, en had zij niet moeten voortgaan op de eerder ingeslagen weg. In zoverre is dit klachtonderdeel dan ook gegrond. Daarmee is overigens niet gezegd dat er sprake is geweest van het uitoefenen van (ontoelaatbare) druk omdat niet blijkt dat het verrichten van betalingen afhankelijk is  gesteld  van het sturen van facturen en het aanvragen van een VAR-verklaring en een BTW-nummer. In zoverre is het klachtonderdeel dan ook niet gegrond.

4.6       Het klachtonderdeel over na 20 januari 2014 (te) lang openstaande declaraties is ongegrond, omdat klager niet heeft onderbouwd of anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat er een termijn was overeengekomen waarbinnen declaraties moesten worden betaald. Het klachtonderdeel over het niet verstrekken van een opgave van betalingen in 2013 ten behoeve van de aangifte IB van klager, is wel gegrond nu betrokkene in een e-mail van 6 februari 2014 heeft toegezegd daarvoor te zullen zorgdragen.

4.7       Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer als zij een klacht (geheel of gedeeltelijk) gegrond verklaart, een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daaromtrent houdt zij rekening met de aard en de ernst van het handelen of nalaten, waarop de gegrondverklaring stoelt, en de omstandigheden, waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer laat in deze zaak meewegen dat betrokkene kennelijk niet heeft beseft dat zij zich ook in situaties zoals de onderhavige, heeft te houden aan de voor een accountant geldende gedragsregels en dat zij die regels op twee punten niet in acht heeft genomen. Daar staat tegenover dat klager zelf ook verantwoordelijk is voor het verkrijgen van duidelijkheid over de juridische grondslag van zijn arbeidsverhouding, voor werkzaamheden in de binnenvaart die hij voor anderen heeft verricht, wel facturen heeft gezonden, en ook zonder de opgave van de betalingen in 2013 aangifte IB kon doen. Alles overziend zal de Accountantskamer in dit geval volstaan met het gegrond verklaren van (twee onderdelen van) de klacht en geen maatregel opleggen.          

4.8        Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer

  1. verklaart de klacht niet-ontvankelijk dan wel gegrond in voege als hiervoor vermeld;
  1. legt ter zake aan betrokkene geen maatregel op;
  1. verstaat dat betrokkene, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid, Wtra het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan hem vergoedt.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. C.H. de Haan (rechterlijk lid) en H. Geerlofs AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klager, betrokkenedan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.