Zoekresultaten 21-30 van de 224 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:264 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7017

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een uroloog. De uroloog heeft bij klager een TURP (Trans Urethrale Resectie van de Prostaat) uitgevoerd. Klager verwijt de uroloog dat hij sinds de operatie incontinentieklachten en erectieproblemen ervaart. Het college heeft geen aanwijzingen dat de operatie niet met de vereiste deskundigheid of zorgvuldigheid is uitgevoerd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:199 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2425

    Klacht tegen een huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat onvoldoende duidelijk is wat klaagster de huisarts verwijt. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht wel voldoende duidelijk is. Klaagster verzocht de huisarts om een verwijzing voor Mond-Kaak-Aangezichtschirurgie. Klaagster verwijt de huisarts dat hij een verkeerde verwijsbrief heeft gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:195 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1813

    Klacht tegen een radioloog. Bij klaagster is begin 2014 een tumor in de hals ontdekt. Gedacht werd aan een schwannoom, een zeldzame, goedaardige tumor die groeit vanuit een zenuw buiten het ruggenmerg, een perifere zenuw. Tot en met 2016 werd jaarlijks en daarna elke twee jaar een MRI-scan gemaakt. Klaagster verwijt de radioloog dat hij de MRI-scan die is gemaakt in 2016 onjuist heeft geïnterpreteerd. Klaagster voert hiertoe aan dat de groei van de tumor niet is opgemerkt en de neuroloog van onjuiste informatie is voorzien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft een deskundige geraadpleegd die een rapportage heeft ingebracht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.Klacht tegen een radioloog. Bij klaagster is begin 2014 een tumor in de hals ontdekt. Gedacht werd aan een schwannoom, een zeldzame, goedaardige tumor die groeit vanuit een zenuw buiten het ruggenmerg, een perifere zenuw. Tot en met 2016 werd jaarlijks en daarna elke twee jaar een MRI-scan gemaakt. Klaagster verwijt de radioloog dat hij de MRI-scan die is gemaakt in 2016 onjuist heeft geïnterpreteerd. Klaagster voert hiertoe aan dat de groei van de tumor niet is opgemerkt en de neuroloog van onjuiste informatie is voorzien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft een deskundige geraadpleegd die een rapportage heeft ingebracht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:196 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2322

    .

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:197 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2330

    Klacht tegen een verloskundige. Aan de ex-partner van klager is door de praktijk waarin de verloskundige werkzaam was zorg verleend. De verloskundige heeft aan de ex-partner van klager op haar verzoek informatie uit haar eigen medisch dossier verstrekt. Volgens klager heeft de verloskundige daarmee onjuist gehandeld, omdat zij zich met een geneeskundige verklaring heeft gemengd in een lopende echtscheiding en zij de valse beschuldigingen van zijn ex‑partner klakkeloos heeft overgenomen. De verloskundige heeft de aantekeningen in het dossier volgens klager zo gemaakt dat de advocaat van zijn ex-partner deze als extra bewijs zou kunnen gebruiken in de echtscheiding. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:198 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2332

    Klacht tegen een gynaecoloog. De gynaecoloog heeft klaagster behandeld voor een missed abortion. Klaagster is -samengevat- niet tevreden over de behandeling en over de voorlichting die zij van de gynaecoloog heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met dit oordeel en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:193 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2498

    De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, omdat zij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Klaagster is van deze beslissing in verzet gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het verzet ongegrond, omdat de argumenten voor de termijnoverschrijding onvoldoende steekhoudend zijn om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:194 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1741

    Klager verwijt de huisarts het voorschrijven van tramadol. Volgens klager zou deze medicatie, al dan niet in combinatie met andere medicatie, schadelijk zijn geweest voor zijn gezondheid. In eerste aanleg is klager bij voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager ontvankelijk in de klacht en verklaart de klacht vervolgens ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:259 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7162

    Gedeeltelijk gegronde klacht, berisping met publicatie tegen een arts die onder supervisie van een bedrijfsarts werkt bij een arbodienst. Klager heeft een WIA uitkering wegens al vele jaren bestaande chronische draaiduizeligheid. Daarnaast werkte hij 25 uur per week. Klager is sinds januari 2023 uitgevallen voor werk. Op enig moment heeft hij het werk weer gedeeltelijk hervat, zich later volledig ziek gemeld en daarna de re-integratie voor 3x 5 uur weer opgepakt. Klager had op 19 april 2024 een afspraak op het verzuimspreekuur waar hij was ingedeeld bij de arts. Wegens slechte ervaringen met de arts in het verleden heeft klager nog getracht de afspraak te verzetten, hetgeen niet is gelukt. Klager verwijt de arts dat hij tegen hem heeft gezegd naar het UWV te moeten voor een oordeel, terwijl hij dat oordeel juist als bedrijfsarts had moet geven en de medische klachten van klager niet voldoende heeft uitgevraagd en zijn uitspraken niet op gedegen onderzoek baseert. De arts heeft het college primair verzocht de klacht niet-ontvankelijk te verklaren omdat klager tegen de arts klaagt in de hoedanigheid van bedrijfsarts en subsidiair de klacht ongegrond te verklaren. Het college is van oordeel dat klager ontvankelijk is. Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft het college niet kunnen vaststellen dat de arts klachtwaardig heeft gehandeld, dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond. Het college acht het mede gezien de voorgeschiedenis van klager, de eerder aan klager gegeven bedrijfsgeneeskundige begeleiding en het ontbreken van een gedegen onderbouwing, tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar dat de arts klager deze inspanningsverplichting heeft opgelegd zonder zelf gedegen onderzoek te doen. Dit klachtonderdeel is gegrond. Deels gegronde klacht, berisping met publicatie in het register (zie overwegingen 5.10 t/m 5.12 van de beslissing), bekendmaking in de Staatscourant en ter publicatie aangeboden aan de vaktijdschriften.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:260 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6940

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een arts die medisch advies heeft gegeven voor de afwikkeling van een letselschadezaak. Klager die betrokken is geweest bij een verkeersongeval, waar hij ernstig gewond is geraakt, verwijt de arts dat zijn medisch advies niet voldoet aan de eisen. Er is volgens klager sprake van het vermelden van onjuiste feiten, omstandigheden en bevindingen over een brief van een psychologisch instituut, het advies geen blijk geeft van een geschikte methode van onderzoek om vragen over beperkingen in ADL en huishoudelijke sfeer te beantwoorden, de arts buiten de grenzen van zijn deskundigheid is getreden en niet inzichtelijk en consistent wordt uiteengezet op welke gronden zijn conclusie steunen. De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college komt tot oordeel dat de arts in zijn medisch advies geen adequate samenvatting heeft gegeven van wat in de brief van het psychologisch instituut staat en belangrijke informatie uit de brief niet heeft vermeld. Voorts is het college van oordeel dat de arts in het advies conclusies trekt met betrekking tot angstproblematiek van klager waar geen grond voor bestaat. De arts had die conclusies in redelijkheid niet mogen trekken. Voor het overige zijn de klachten ongegrond. Gedeeltelijk gegronde klacht. Waarschuwing. Bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant. Publicatie in vaktijdschriften. Veroordeling in de kosten van in totaal €1897,00.