Zoekresultaten 271-280 van de 692 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:140 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-649/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerster heeft het verweer gevoerd dat klager niet in de klacht kan worden ontvangen omdat de onderhavige klacht betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex als waarover klager reeds in 2018 bij de deken een klacht heeft ingediend. Nu deze klacht destijds echter niet is doorgezonden aan de raad van discipline, doet de situatie van artikel 47b Advocatenwet zich naar het oordeel van de voorzitter niet voor: er is in die klachtprocedure immers geen tuchtrechtelijke eindbeslissing in de zin van die bepaling genomen. Het niet (tijdig) betalen van het griffierecht als bedoeld in artikel 46e van de Advocatenwet leidt evenmin tot niet-ontvankelijkheid als dezelfde klacht later opnieuw wordt ingediend (Hof van Discipline 8 september 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:151). De klacht is deels niet-ontvankelijk op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet en deels kennelijk ongegrond omdat niet is gebleken dat de kwaliteit van verweersters dienstverlening ondermaats is geweest.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:176 Raad van Discipline Amsterdam 24-148/A/A

    Raadsbeslissing; Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:264 Hof van Discipline 's Gravenhage 240212

    Beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet niet-ontvankelijk, omdat het beklag niet is gemotiveerd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:141 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-645/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een nalatenschapskwestie. Niet gebleken dat verweerder zeer tegenwerkend gedrag heeft vertoond, waardoor klager op kosten is gejaagd. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:177 Raad van Discipline Amsterdam 24-675/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. De door verweerster verzonden sommatiebrief betreft een in de advocatuur gebruikelijke sommatiebrief en bevat geen bewoordingen die tuchtrechtelijk niet door de beugel kunnen of als juridisch agressief taalgebruik kunnen worden aangemerkt.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:172 Raad van Discipline Amsterdam 24-187/A/A

    Raadsbeslissing; Klacht van een advocaat over een advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich in zijn processtukken herhaaldelijk onnodig grievend uit te laten over de praktijkvoering van klaagster en haar intenties. De aard en ernst van deze gegronde klacht rechtvaardigt de oplegging van een maatregel. Daarbij heeft de raad naast de omstandigheden van deze klachtzaak ook rekening gehouden met het feit dat aan verweerder niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Een waarschuwing met kostenveroordeling is passend geacht.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:173 Raad van Discipline Amsterdam 24-434/A/A

    Raadsbeslissing; De klacht betreft gedragsregel 15 in een VvE kwestie. Uit gedragsregel 15 volgt de regel dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een (voormalige) cliënt, omdat een advocaat zich - kort gezegd - niet in de situatie mag begeven waarin hij de kans loopt ten koste van zijn cliënt in een belangenconflict te geraken. Uit de beslissing van het Hof van Discipline 31 januari 2022; ECLI:NL:TAHVD:2022:16 volgt bovendien dat zodra zich een (potentieel) strijdig belang voordoet, de advocaat dient te overwegen of hij zijn belangenbehartiging nog kan voortzetten. Naar het oordeel van de raad deed een dergelijke situatie zich voor toen verweerster bijstand verleende aan de huurder in de procedure tegen klager als verhuurder, die tevens lid was van de VvE die verweerster in een andere kwestie bijstond. Verweerster had zich eerder moeten afvragen of zij de belangenbehartiging aan zowel de huurder als de VVE nog kon voortzetten. Dat heeft verweerster niet gedaan. Door verweersters optreden voor de huurder enerzijds en de VvE, waaronder klager, anderzijds heeft verweerster zichzelf in een situatie gebracht van potentieel conflicterende belangen en hiermee in strijd gehandeld met de kernwaarden onafhankelijkheid en partijdigheid, alsmede met de betamelijkheidsnorm van artikel 46 Advocatenwet. Het schenden van kernwaarden rechtvaardigt in beginsel de maatregel van (ten minste) een berisping. Aangezien het de raad echter voldoende duidelijk is geworden dat verweerster zich niet (volledig) bewust was van haar klachtwaardig handelen en zij een schoon tuchtrechtelijk verleden heeft, volstaat de raad in dit geval met de oplegging van een waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:262 Hof van Discipline 's Gravenhage 230387 230388

    Het gaat in deze zaak om de vraag of de door de deken en de voormalig cliente van verweerder tegen verweerder ingediende klachten, die naast advocaat tevens Rechtsanwalt is, ontvankelijk zijn. Het hof is van oordeel dat de raad terecht de voormalig cliënte van verweerder en de deken heeft ontvangen in hun klacht respectievelijk dekenbezwaar. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:261 Hof van Discipline 's Gravenhage 240071

    Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtkwestie. Verweerster heeft de belangen van de vader van klagers behartigd in een kwestie die gaat over zijn beschermingsbewind. Klagers 1 en 3 zijn de bewindvoerders van de vader. Het hof is het eens met het oordeel van de raad dat verweerster als partijdige belangenbehartiger in het belang van de vader heeft gehandeld en daarbij de belangen van klagers niet onnodig heeft geschaad.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:257 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-233/AL/GLD

    De raad is van oordeel dat klagers als voormalige cliënten van het kantoor van verweerder moeten worden beschouwd. Nu echter aan de drie voorwaarden van de uitzonderingsmogelijkheid van gedragsregel 15 lid 3 door verweerder is voldaan, mocht verweerder naar het oordeel van de raad optreden in de kwestie tussen zijn cliënt tegen een van de klagers. Daarnaast is de raad van oordeel dat verweerder niet onduidelijk is geweest over zijn hoedanigheid waarin hij optrad. Dat zijn cliënt daarover onduidelijkheid bij klagers heeft laten bestaan, kan verweerder niet worden aangerekend. Deels niet-ontvankelijk, voor het overige ongegrond.