ECLI:NL:TADRARL:2025:100 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-530/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:100
Datum uitspraak: 14-04-2025
Datum publicatie: 14-04-2025
Zaaknummer(s): 24-530/AL/MN
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 14 april 2025
in de zaak 24-530/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 september 2024 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 21 januari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 12 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2297669 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 23 september 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard

1.4 Op 23 oktober 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 februari 2025. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

I) Onvolledige en onjuiste feiten:
- Het gestelde in 1.2 en 1.3 is onvolledig. Voorafgaande aan deze gesprekken was al duidelijk en bekend (ook bij verweerder) dat “een verhuisgeschil” niet centraal stond (of kon staan) tijdens deze gesprekken.
- Het gestelde in 1.5 is onjuist en onvolledig. De genoemde datum moet 12 juli 2023 zijn in plaats van 12 juni 2023. Andere stellingen van verweerder uit het verzoekschrift ontbreken (1i en 25) waaruit de stelselmatigheid blijkt voor het poneren van onjuiste stellingen. Klager stelt dat deze vooraf door hem wel waren gemarkeerd in het toegestuurde verzoekschrift.

II) Beoordeling: klager is het niet eens met de beoordeling door de voorzitter. Klager en de ex-partner hebben tot aan het gesprek in februari 2023 geen gesprek gevoerd over een verhuizing of verhuisgeschil. Desondanks koos verweerder ervoor om in het verzoekschrift van 12 juli 2023 te rechtvaardigen door onjuiste stellingen stelselmatig aan te dragen over “meerdere gesprekken” waaruit zou blijken dat klager en de ex-partner “een verhuisgeschil” niet konden oplossen. Verweerder koos ervoor om in de procedure stelselmatig en veelvuldig onjuiste stellingen te poneren en geen (verdergaande) terughoudendheid te tonen.

2.2 Tegen de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Dat de voorzitter bovenaan de beslissing en in 1.5 een onjuist jaartal c.q. onjuiste maand heeft vermeld, beschouwt de raad als een kennelijke verschrijving die geen enkele invloed heeft op de inhoudelijke beslissing.

4.3 Wat betreft de door klager gestelde onvolledige en/of onjuiste feiten merkt de raad op dat de voorzitter op grond van het klachtdossier een selectie heeft gemaakt van de voor de beoordeling relevante feiten. Er is geen rechtsregel die de voorzitter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet (voldoende) weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak op te nemen. Het staat de voorzitter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten een selectie van feiten te maken die hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomen. Dat de voorzitter in de vaststelling van de relevante feiten onjuist of onvolledig is geweest, is de raad op grond van het verzet en de verdere stukken niet gebleken.

4.4 De argumenten die klager in verzet verder aandraagt, zijn niet wezenlijk anders dan waar de voorzitter in de beslissing een oordeel over heeft gegeven. Een herhaling van deze argumenten kan niet tot gegrondverklaring in verzet leiden.

4.5 De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.6 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H. van Katwijk en J.J. Molenaar, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 14 april 2025