ECLI:NL:TAHVD:2025:72 Hof van Discipline 's Gravenhage 240106

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:72
Datum uitspraak: 11-04-2025
Datum publicatie: 11-04-2025
Zaaknummer(s): 240106
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Het gaat om een klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtkwestie. De advocaat van de vrouw wordt verweten dat hij onjuiste en onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan in het verweerschrift. Anders dan de raad van discipline verklaart het hof de klacht ongegrond. Verweerder heeft in hoger beroep verklaard dat toen hij zijn cliënte ging bijstaan er al veertien procedures waren gevoerd die aanzienlijke impact hadden gehad op de cliënte van verweerder. Verweerder wilde niet alleen die impact schetsen maar tevens duidelijk maken dat de door klager gevoerde procedures geen impact zouden hebben op de (gratis) rechtsbijstand door verweerder. Verweerder erkent dat zijn toon soms wat cynisch, overdrijvend of neerbuigend is. Het hof is dat eens met verweerder. Hij had ook andere bewoordingen kunnen gebruiken, maar dat enkele feit is nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van de door verweerder gekozen bewoordingen kan naar oordeel van het hof in dit geval niet worden gezegd dat deze onnodig waren. De bewoordingen waren functioneel in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënte, mede gezien het tot dan toe grote aantal gevoerde procedures en de impact van die procedures op de cliënte van verweerder. Van onnodige polarisatie door verweerder is naar oordeel van het hof dan ook geen sprake. Dat het voor klager niet prettig is om het te lezen begrijpt het hof, maar is, zoals gezegd, onder de gegeven omstandigheden niet toereikend voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Beslissing van 11 april 2025
in de zaak 240106

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

gemachtigde : mr. M.A.M. Lem

tegen:


klager

gemachtigde : mr. P.L.O. van de Waarsenburg

1 INLEIDING

1.1 Het gaat om een klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtkwestie. De advocaat van de vrouw wordt verweten dat hij onjuiste en onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan in het verweerschrift. Anders dan de raad van discipline verklaart het hof de klacht ongegrond.

1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom verweerder in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.


2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 De Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder met zaaknummer: 23-511/AL/GLD een beslissing gewezen op 18 maart 2024. In deze beslissing is de klacht van klager gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten.

2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2024:69 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

2.3 Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 4 april 2024 ontvangen door de griffie van het hof.

2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van klager;
- de e-mail van verweerder met de producties 13-16a;
- de e-mail van (de gemachtigde van) klager met productie A met bijlagen11-23.


2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 14 februari 2025. Daar zijn klager en verweerder met hun gemachtigden verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3 FEITEN

3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen
beroepsgrond is gericht en deze als onweersproken vaststaan. Het gaat om de volgende feiten.

3.2 Klager is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geraakt met zijn toenmalige echtgenote (hierna: ex-partner). Op 5 juni 2020 heeft de ex-partner een verzoek tot echtscheiding ingediend. Klager en zijn ex-partner hebben samen twee kinderen. Vervolgens is onder meer over de partner- en kinderalimentatie geprocedeerd door partijen, waarbij het onder meer ging over de vraag aan de hand van welke informatie de Nederlandse en Marokkaanse rechter de betreffende alimentaties kunnen beoordelen.

3.3 Op 16 november 2021 is de Nederlandse echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de
registers van de burgerlijke stand.

3.4 Zowel in Marokko als in Nederland hebben verschillende zittingen plaatsgevonden naar aanleiding van het onderliggende geschil. Op 26 maart 2021 en 10 februari 2022 hebben respectievelijk de rechtbank Gelderland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraken gedaan. Verweerder was niet bij de desbetreffende procedures als advocaat bij betrokken.

3.5 Vanaf december 2022 wordt de ex-partner van klager bijgestaan door verweerder. Er zijn tussen partijen tot dat moment al tientallen procedures gevoerd.

3.6 Op 15 december 2022 heeft (de advocaat van) klager een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Gelderland. Op 5 januari 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Dat verweerschrift luidt, voor zover relevant voor de onderhavige klacht, als volgt:

Juist is ook dat de vrouw naast de echtscheiding ook een verzoek heeft ingediend bij de rechtbank in Marokko strekkende tot betaling van kinderalimentatie, welk verzoek is toegewezen. Juist is ook dat dat de rechtbank bij de vaststelling van de kinderalimentatie geen rekening heeft kunnen houden met de juiste inkomens- en vermogensgegevens van de man aangezien de man deze gegevens opzettelijk heeft verzwegen voor zowel de rechtbank in Marokko als de rechtbank en het hof hier te lande, hetgeen moeilijk anders gekwalificeerd kan worden als fraude en valsheid in geschrifte.
Het gaat daarbij om een onroerende zaak (woning) in Marokko ter waarde van € 50.000,- Dus wat het hof concludeert is dat de man een onroerende zaak in Marokko heeft, dat hij niet heeft opgegeven en opzettelijk heeft verzwegen in de procedures en ook niet heeft opgegeven bij de fiscus en de Raad voor Rechtsbijstand. Wat doet de man eigenlijk met deze onroerende zaak? Verhuurt hij dat? en met welke financiën heeft hij de zaak aangekocht? Met de verkoop van tweedehands auto's en elektra apparatuur via Marktplaats?
De man heeft inmiddels gedurende een tijdsbestek van 2 jaren, gelijk een Stalinorgel, 14 procedures, de onderhavige zaak is de 15e zaak, afgevuurd op de vrouw, hetgeen mogelijk wordt gemaakt, door zijn advocaten en allemaal op basis van toevoeging waarop hij, gelet alleen al op zijn verborgen vermogen, geen recht had (…).
Met andere woorden de man zoekt geen recht maar wraak daarbij niet gehinderd door de emoties die dat bij de vrouw en zijn kinderen teweeg brengt. Maar misschien is dat in veel echtscheidingszaken wel gewoon. Ik ben geen specialist op dat gebied. Volgens mij heb ik de laatste echtscheidingszaak rond 1989 als advocaat gevoerd.
Aangezien deze tsunami aan procedures dient te stoppen, geen enkele advocaat de vrouw ter zijde wil staan omdat zij de advocaatkosten niet meer kan opbrengen, de vrouw min of meer toevallig bij mij aanklopte en ik een dergelijk misbruik van recht en misbruik van het systeem van gefinancierde rechtsbijstand door de man niet kan aanzien, er een procesvertegenwoordiging geldt in deze procedures, heb ik ingewilligd in het verzoek van de vrouw om haar in deze zaak als advocaat ter zijde te staan tegen de door u te toe te wijzen proceskosten waarbij ik dus de rechtbank wel verzoek om de man volledig in de kosten van de onderhavige procedure te veroordelen waaronder de volledige advocaatkosten waartoe de vrouw normaliter toe gehouden zou zijn.
De man zo wordt gesteld in het verzoekschrift heeft ook behoefte aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Blijkens de uitspraken die u hier dus bij aantreft heeft de man de afgelopen twee jaren reisjes gemaakt naar de Canarische eilanden, Londen, Barcelona, België, Marokko. Waarschijnlijk heeft de man nog wat behoefte aan wat extra benzinegeld om zijn reisjes wat verder uit te breiden. Bovendien is de vliegtax iets verhoogd, zo bleek uit het nieuws en ja dat wenst de man natuurlijk ook te compenseren.
En, aldus de advocaat van de man in het verzoekschrift: "Vanwege het ontbreken van draagkracht aan de zijde van de man heeft hij al geruime tijd geen volledige uitvoering kunnen geven aan de regeling zoals is bepaald is voor wat betreft de woensdagen en donderdag." Volstrekte onzin. De redenen waarom de man de omgangsregeling niet nakomt leest u in de tussen de vrouw en de man uitgewisselde berichten die hierbij als productie 4 worden ingebracht. Eén van de berichtjes is de volgende (…). In de psychologie wordt de inhoud van een dergelijke berichten als emotionele chantage gekwalificeerd. Het zou mij ook niet verbazen als de man dit soort berichtjes ook aan zijn kinderen laat lezen, daarom noemt hij zichzelf in het bericht ook "vader" en wordt de vrouw aangeduid als "moeder". Pa maakt reisjes naar allerlei prachtige oorden, hij verzwijgt onroerende zaken in Marokko; door oeverloze procedures staan de kinderen stijf van de stress; hij procedeert ma op kosten van de belastingbetaler de schulden in, maar hij wil de vrouw wel een fijn gevoel geven door de kinderen niet op te halen.

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten en onwaarheden heeft verkondigd.


5 OMVANG HOGER BEROEP

5.1 Klager heeft in beroep nieuwe verwijten tegen verweerder geformuleerd. Zo verwijt klager verweerder dat hij valse politieaangiftes gebruikt en klaagt hij over het optreden van verweerder bij zittingen bij het gerechtshof en de rechtbank. Het hof laat deze nieuwe verwijten buiten beschouwing. Het hof kan slechts oordelen over klachten die eerst zijn onderzocht door de deken en waarover de raad vervolgens heeft geoordeeld (vgl. art. 46c lid 1 en 3 Advw). In hoger beroep worden geen nieuwe klachten in behandeling genomen. Het hof laat deze dan ook buiten beschouwing.


6 BEOORDELING RAAD

6.1 De raad heeft overwogen dat het verwijt dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door onwaarheden te verkondigen niet opgaat. De raad heeft vervolgens geoordeeld dat de inhoud van het verweerschrift van verweerder wel onnodig grievend is ten opzichte van klager. Wellicht dat het handelen van klager een stevige reactie van verweerder (de advocaat van de wederpartij) rechtvaardigde, maar met de in overweging 3.6 opgenomen passages uit zijn verweerschrift heeft verweerder naar het oordeel van de raad de grenzen van het betamelijke overschreden. De bewoordingen waarmee verweerder het handelen en de persoon van klager beschrijft, zijn cynisch en neerbuigend van toon. Van enige functionaliteit bij het gebruik van deze gedane uitlatingen en met name de toonzetting daarvan is, mede gelet op de context waarbinnen deze uitlatingen zijn gedaan, naar het oordeel van de raad geen sprake. De familiekwestie tussen klager en de cliënte van verweerder vereist een de-escalerende houding, terwijl verweerder door de bewoordingen en toonzetting juist escalerend te werk is gegaan. Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is. Ongegrond is de klacht voor zover verweerder wordt verweten feiten te hebben geponeerd waarvan hij de onjuist kende of behoorde te kennen.

6.2 De raad is van oordeel dat verweerder zich in een familierechtelijke procedure escalerend en onnodig grievend over de wederpartij van zijn cliënte heeft uitgelaten. Verweerder heeft zich daarmee niet gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Gelet op de aard en de ernst van dat handelen, en rekening houdend met de omstandigheid dat verweerder op de zitting van de raad geen inzicht in het verwijtbare van zijn handelen heeft getoond, heeft de raad de oplegging van een berisping passend en geboden geacht.


7 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden verweerder

a. Escalatie / de-escalatie

De raad heeft volgens verweerder geen oog gehad voor de omstandigheden waaronder de bewoordingen in de processtukken tot stand zijn gekomen. Verweerder stelt dat het punt van escalatie/de-escalatie al een gepasseerd station was toen hij cliënte ging bijstaan.

b. Onnodig grievend

Verweerder stelt dat de opmerkingen in het verweerschrift waarop de raad het oordeel dat verweerder onnodig grievend is geweest, niet zijn verzonnen. Zij vinden alle steun in uitspraken van de tot dan toe gevoerde procedures tussen partijen. Verweerder heeft de indruk dat de raad de uitspraken van het gerechtshof waaruit hij de feiten die hij vermeldt in het verweerschrift heeft gehaald, niet heeft gelezen. Verweerder vindt het gebruik van de term Stalinorgel, gelet op de wijze waarop klager procedeert, passend.
Verweerder vindt het gebruik van de woorden “een tsunami aan procedures” niet ongepast. Verweerder heeft toegelicht dat die woorden zien op het feit dat klager vele procedures is gestart.
Verweerder gaat in op de passage van het verweerschrift waarin hij een opmerking heeft gemaakt over het feit dat klager behoefte heeft aan een bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen terwijl klager ook verschillende reizen/reisjes heeft gemaakt. Verweerder stelt dat het feit dat klager een reiskostenvergoeding eist om de kinderen op te halen, terwijl hij zelf reizen maakt cynisch is en dat het daarom niet zo raar is dat hij daar met cynisme op reageert.
Tot slot is evenmin onnodig grievend om te verwijzen naar tussen de man en de vrouw uitgewisselde berichten. Dat was functioneel.

c. onvoldoende gemotiveerd waarom reactie onnodig grievend is

Verweerder vindt dat hij een goede reden had voor zijn bewoordingen en is van mening dat de raad niet heeft uitgelegd waarom zijn bewoordingen onnodig grievend zijn, terwijl volgens de raad het handelen van klager wel een stevige reactie rechtvaardigde.

d. maatregel ten onrechte opgelegd

Verweerder stelt dat de raad geen, althans onvoldoende aandacht heeft geschonken aan de omstandigheden. Hij heeft erop gewezen dat de leden tijdens de zitting bij de raad geen interesse toonden in de omstandigheden die tot de uitlatingen hebben geleid. Verweerder is van mening dat de raad bijna van meet af aan aangaf dat hij onbehoorlijk handelde. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.


Verweer klager

Klager heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep. Klager heeft vanwege de onnodig grievende en kwetsende uitlatingen van verweerder het hof verzocht om verweerder te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding.


8 BEOORDELING HOF

Maatstaf

8.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

8.2 In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien voor moeten waken, zeker als er belangen van kinderen in het spel zijn, dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat zekere (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren. Daarbij geldt dat een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Die terughoudendheid heeft zowel betrekking op het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als op het entameren van procedures. De advocaat moet daarbij van geval tot geval afwegen:
– het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure,
– het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan,
– het verloop van het geschil tot dan toe,
– en de kans op succes van een procedure.


Overwegingen hof

8.3 Het hof beoordeelt de klacht en de tegen de beslissing van de raad gerichte beroepsgronden aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaven. De raad heeft kennelijk geoordeeld dat de gehele inhoud van het in overweging 3.6 weergegeven verweerschrift van 5 januari 2023 cynisch en neerbuigend en daarmee onnodig grievend is. De raad is daarbij namelijk niet op afzonderlijke passages ingegaan. Het hof kan de raad in dat oordeel niet volgen, te meer de raad ook, zonder nadere duiding, heeft geoordeeld dat van de door klager gestelde onwaarheden in onvoldoende mate is gebleken. Het hof licht dit als volgt toe.

8.4 Verweerder heeft in zijn beroepschrift onder verwijzing naar onderliggende rechterlijke uitspraken een toelichting gegeven op verschillende passages in het verweerschrift. Zo heeft hij aangevoerd dat het gerechtshof in zijn beschikking van 10 februari 2022 heeft overwogen dat klager opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen heeft verzwegen dan wel verborgen houdt. Verweerder heeft aangegeven hij naar aanleiding daarvan heeft mogen stellen dat dit handelen van klager moeilijk anders dan als fraude kan worden gekwalificeerd. Met de beeldspraak “gelijk een Stalinorgel” heeft verweerder de hoeveelheid door klager geëntameerde procedures willen benadrukken. Hetzelfde geldt voor de beeldspraak “een tsunami aan procedures”. In de zinsnede “Waarschijnlijk heeft de man nog wat behoefte aan wat extra benzinegeld om zijn reisjes wat verder te breiden. Bovendien is de vliegtax iets verhoogd, zo bleek uit het nieuws en ja dat wenst de man natuurlijk ook te compenseren” gebruikte verweerder een zekere overdrijving, bedoeld om een – relevant - standpunt in te nemen voor zijn cliënte. Klager vorderde namelijk een reiskostenvergoeding om zijn kinderen op te halen omdat hij geen geld meer zou hebben, terwijl hij wel allerlei reisjes maakt. Ook ten aanzien van het niet nakomen van omgangsregeling heeft verweerder in het belang van zijn cliënte verwezen naar tussen klager en de cliënte van verweerder gewisselde berichten. Verweerder heeft een van die berichten eruit gelicht en op neutrale wijze aangegeven dat dit in de psychologie wordt gekwalificeerd als emotionele chantage.

8.5 Het hof overweegt dat alle aangehaalde passages steun vinden in uitspraken in tussen klager en de cliënte van verweerder gevoerde procedures. Verweerder heeft in hoger beroep verklaard dat toen hij zijn cliënte ging bijstaan er al veertien procedures waren gevoerd die aanzienlijke impact hadden gehad op de cliënte van verweerder. Verweerder wilde niet alleen die impact schetsen maar tevens duidelijk maken dat de door klager gevoerde procedures geen impact zouden hebben op de (gratis) rechtsbijstand door verweerder. Verweerder erkent dat zijn toon soms wat cynisch, overdrijvend of neerbuigend is. Het hof is dat eens met verweerder. Hij had ook andere bewoordingen kunnen gebruiken, maar dat enkele feit is nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van de door verweerder gekozen bewoordingen kan naar oordeel van het hof in dit geval niet worden gezegd dat deze onnodig waren. De bewoordingen waren functioneel in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënte, mede gezien het tot dan toe grote aantal gevoerde procedures en de impact van die procedures op de cliënte van verweerder. Van onnodige polarisatie door verweerder is naar oordeel van het hof dan ook geen sprake. Dat het voor klager niet prettig is om het te lezen begrijpt het hof, maar is, zoals gezegd, onder de gegeven omstandigheden niet toereikend voor een tuchtrechtelijk verwijt.

8.6 Al met al is verweerder door te handelen zoals hij heeft gedaan binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekomt bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte.

Slotsom

8.7 Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep tegen het gegrond verklaarde gedeelte van de klacht slaagt. Het hof zal de beslissing van de raad in zoverre vernietigen en de klacht, voor zover dit de beschuldigingen van het doen van onnodig grievende uitlatingen betreft, alsnog ongegrond verklaren. In samenhang hiermee vernietigt het hof ook de beslissing van de raad voor zover aan verweerder een berisping is opgelegd en verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten.

8.8 Nu de klacht in zijn geheel ongegrond wordt verklaard is een schadevergoeding (als bijzondere voorwaarde in de zin van artikel 48b Advocatenwet) niet aan de orde. Het verzoek zal om die reden ook worden afgewezen.

9 BESLISSING


Het Hof van Discipline:

9.1 vernietigt de beslissing van 18 maart 2024 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 23-511/AL/GLD, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en de klacht deels gegrond is verklaard, verweerder een berisping is opgelegd en verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten;

en doet opnieuw recht:

9.2 verklaart het klachtonderdeel dat betrekking heeft op onnodig grievende uitlatingen, ongegrond;

9.3 wijst het verzoek van klager om vergoeding van schade af.


Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.W.M. Tromp en J.A. Huijgen, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.


griffier voorzitter


De beslissing is verzonden op 11 april 2025.