Zoekresultaten 1371-1380 van de 3498 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7254
- Datum publicatie: 03-01-2025
- Datum uitspraak: 03-01-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:6
Klacht tegen drie verpleegkundigen ongegrond. Klaagster heeft een klacht ingediend tegen drie verpleegkundigen die betrokken waren bij een incident op de afdeling van een GGZ-instelling waar klaagster verbleef, waarbij zij is gesepareerd. Klaagster verwijt de verpleegkundigen dat zij in de uitoefening van hun beroep geweld tegen haar hebben gebruikt (klachtonderdeel a), haar seksueel hebben geïntimideerd en haar hebben aangerand (klachtonderdeel b en c) en haar ondergoed hebben vernield (klachtonderdeel d). Naar het oordeel van het college is bij het separeren van klaagster conform de werkwijze van de instelling gehandeld. De handelingen die zijn uitgevoerd waren nodig voor de veiligheid van klaagster en de medewerkers. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:153 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742844 / DW RK 23/429 EdV/WdJ
- Datum publicatie: 02-01-2025
- Datum uitspraak: 18-12-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:153
Klager beklaagt zich onder meer over de wijze van betekenen. Tevens is klager van mening dat de beslaglegging op zijn voertuigen gelet op de hoogte van de vordering disproportioneel is. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGDKG:2025:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/753684 / DW RK 24/254 EdV/WdJ
- Datum publicatie: 02-01-2025
- Datum uitspraak: 02-01-2025
- ECLI:NL:TGDKG:2025:1
Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarders hebben niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel tenuitvoer te leggen. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:150 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744601 / DW RK 24/14 EdV/WdJ
- Datum publicatie: 02-01-2025
- Datum uitspraak: 18-12-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:150
Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klaagster uitgevaardigde dwangbevel tenuitvoer te leggen. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:151 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/748186 / DW RK 24/125 EdV/WdJ
- Datum publicatie: 02-01-2025
- Datum uitspraak: 18-12-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:151
Dat de opdrachtgever laat op het betalingsverzoek van klager heeft gereageerd kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Het had wel op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om zich meer in te spannen om de vordering toe te lichten met het overleggen van informatie waar klager en/of zijn gemachtigden herhaaldelijk om hebben verzocht. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder klager niet gewezen op de mogelijkheid om een executiegeschil te starten. Klacht deels gegrond, maatregel van berisping en veroordeling in proceskosten.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:152 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/739857 / DW RK 23/341 EdV/WdJ
- Datum publicatie: 02-01-2025
- Datum uitspraak: 18-12-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:152
Verzet niet-ontvankelijk. Verzet is niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen ingediend.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:280 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7051
- Datum publicatie: 31-12-2024
- Datum uitspraak: 31-12-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:280
Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. Klaagster verwijt de chirurg dat zij chemotherapie heeft geadviseerd, terwijl dat niet bij klaagster past en dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de gevolgen van die therapie. Het college oordeelt dat klaagster goed is geïnformeerd en dat klaagsters vragen (herhaaldelijk) steeds beantwoord zijn.Kenmerk: onvoldoende informatie
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:281 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7093
- Datum publicatie: 31-12-2024
- Datum uitspraak: 31-12-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:281
Kennelijk ongegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. De klinisch psycholoog is in 2017 en 2019 in het kader van een tegen klaagster lopende strafzaak als deskundige benoemd met het verzoek een psychologisch onderzoek in te stellen naar klaagster. Klaagster is van mening dat het door de klinisch psycholoog verrichte onderzoek onzorgvuldig en ondeskundig is gedaan en dat sprake is van machtsmisbruik en valsheid in geschrifte.Het college stelt vast dat de klinisch psycholoog haar onderzoek in 2017 en 2019 deskundig en zorgvuldig heeft verricht. Dat de klinisch psycholoog in haar rapportages onwaarheden of onjuistheden heeft opgenomen, volgt het college niet. Zij heeft verantwoord hoe zij tot haar onderzoek is gekomen en dat is conform de geldende richtlijnen. Daarmee ziet het college geen aanknopingspunt voor de stelling van klaagster dat zij onjuistheden in het rapport over bijvoorbeeld de sociale situatie van klaagster, haar diploma’s en werk destijds, heeft opgenomen. Dat klaagster destijds, danwel op dit moment, een andere kijk had op haar leven dan de klinisch psycholoog in het rapport heeft verwoord, maakt niet dat sprake is van valsheid in geschrifte of machtsmisbruik. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.Kenmerk: onjuist rapport
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:282 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6877
- Datum publicatie: 31-12-2024
- Datum uitspraak: 31-12-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:282
Ongegronde klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster is in behandeling gekomen op een polikliniek voor depressies. Haar regiebehandelaar was de psychotherapeut. Klaagster kan zich niet vinden in de manier waarop hij de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis heeft gesteld. Ook vindt zij dat de psychotherapeut de behandeling op onzorgvuldige wijze heeft beëindigd en, tot slot, dat hij haar op onzorgvuldige wijze heeft doorverwezen voor schematherapie.Gelet op het eerste klachtonderdeel en de voor de psychotherapeut geldende norm, stelt het college voorop dat van een psychotherapeut mag worden verwacht dat hij zich inspant om tot een goede werkdiagnose te komen op basis waarvan de behandeling wordt ingesteld. Het college heeft in dat licht acht geslagen op de manier waarop de psychotherapeut eerst de werkdiagnose ‘depressieve stoornis’ heeft gesteld. Het college heeft ook acht geslagen op de manier waarop later in de tijd de werkdiagnose ‘borderline persoonlijkheidsstoornis’ is gesteld. Anders dan klaagster, vindt het college niet dat deze laatste diagnose (te) lichtvaardig is gesteld. Het college kan namelijk uit het medisch dossier van klaagster, het verweer van de psychotherapeut, en zijn toelichting ter zitting opmaken dat aan deze werkdiagnose een periode is voorafgegaan van veelvuldig multidisciplinair overleg, van een lange periode klinische observatie, en van gesprekken met familie van klaagster. Het college kan daaruit ook opmaken dat verbetering in de situatie van klaagster duidelijk afwezig was – er was eerder een verslechtering waarneembaar zich uitende in pogingen tot suïcide – terwijl zij werd behandeld onder de diagnose ‘depressieve stoornis’. Dat er aldus ook daadwerkelijk reden was tot bijstelling van de diagnose, acht het college navolgbaar. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:283 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6876
- Datum publicatie: 31-12-2024
- Datum uitspraak: 31-12-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:283
Ongegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. Klaagster is in behandeling gekomen op een polikliniek voor depressies. Haar regiebehandelaar was de klinisch psycholoog. Klaagster kan zich niet vinden in de manier waarop hij de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis heeft gesteld. Ook vindt zij dat de klinisch psycholoog de behandeling op onzorgvuldige wijze heeft beëindigd en, tot slot, dat hij haar op onzorgvuldige wijze heeft doorverwezen voor schematherapie.Gelet op het eerste klachtonderdeel en de voor de klinisch psycholoog geldende norm, stelt het college voorop dat van een klinisch psycholoog mag worden verwacht dat hij zich inspant om tot een goede werkdiagnose te komen op basis waarvan de behandeling wordt ingesteld. Het college heeft in dat licht acht geslagen op de manier waarop de klinisch psycholoog eerst de werkdiagnose ‘depressieve stoornis’ heeft gesteld. Het college heeft ook acht geslagen op de manier waarop later in de tijd de werkdiagnose ‘borderline persoonlijkheidsstoornis’ is gesteld. Anders dan klaagster, vindt het college niet dat deze laatste diagnose (te) lichtvaardig is gesteld. Het college kan namelijk uit het medisch dossier van klaagster, het verweer van de klinisch psycholoog, en zijn toelichting ter zitting opmaken dat aan deze werkdiagnose een periode is voorafgegaan van veelvuldig multidisciplinair overleg, van een lange periode klinische observatie, en van gesprekken met familie van klaagster. Het college kan daaruit ook opmaken dat verbetering in de situatie van klaagster duidelijk afwezig was – er was eerder een verslechtering waarneembaar zich uitende in pogingen tot suïcide – terwijl zij werd behandeld onder de diagnose ‘depressieve stoornis’. Dat er aldus ook daadwerkelijk reden was tot bijstelling van de diagnose, acht het college navolgbaar. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 137
- Pagina: 138
- Pagina: 139
- ...
- Pagina: 350
- Volgende pagina zoekresultaten