ECLI:NL:TGDKG:2024:150 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744601 / DW RK 24/14 EdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:150
Datum uitspraak: 18-12-2024
Datum publicatie: 02-01-2025
Zaaknummer(s): C/13/744601 / DW RK 24/14 EdV/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klaagster uitgevaardigde dwangbevel tenuitvoer te leggen. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 december 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 december 2023 met zaaknummer C/13/735823 / DW RK 23/230 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/744601 / DW RK 24/14 EdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 augustus 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 augustus 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 december 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 21 december 2023 aan klaagster toegezonden. Bij brief met bijlage, ingekomen op 3 januari 2024, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van

13 november 2024 alwaar de gerechtsdeurwaarder met haar gemachtigde zijn verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 18 december 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Bij brief van 11 april 2023 is klaagster verzocht een ten laste van klaagster uitgevaardigd dwangbevel van het Centraal Justitieel Incassobureau te betalen.

- Bij exploot van 17 mei 2023 is het ten laste van klaagster uitgevaardigde dwangbevel aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- Op 26 juni 2023 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klaagster.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig beslag op haar inkomen heeft gelegd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter overweegt dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het ten laste van klaagster uitgevaardigde dwangbevel aan klaagster te betekenen en ten uitvoer te leggen. De door klaagster aangevoerde standpunten geven geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster het volgende - kort samengevat weergegeven - aangevoerd.

6.1 De gerechtsdeurwaarder heeft niet aangetoond dat enveloppes, al dan niet met aantoonbare inhoud, zijn verzonden naar het genoemde adres en daar in ontvangst zijn genomen door iemand die zich in de tenaamstelling herkende.

6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft niet een grosse, maar een volledig valselijk opgemaakt afschrift van een dwangbevel tenuitvoer gelegd.

6.3 Klaagster vraagt zich af wat de gerechtsdeurwaarder precies gemotiveerd heeft weersproken.

6.4 De gerechtsdeurwaarder is hoofdelijk en persoonlijk aansprakelijk voor alle schades en kosten die tuchtrechtelijk handelen met zich meebrengt en al meegebracht heeft.

6.5 Er is sprake van verlies van een titel, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden waaraan de gerechtsdeurwaarder gehouden is bij eed.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

18 december 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.