ECLI:NL:TGDKG:2025:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/753684 / DW RK 24/254 EdV/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-01-2025 |
Datum publicatie: | 02-01-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/753684 / DW RK 24/254 EdV/WdJ |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarders hebben niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel tenuitvoer te leggen. Verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 18 december 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 25 juni 2024 met zaaknummer C/13/738178 / DW RK 23/293 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/753684 / DW RK 24/254 EdV/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: [ ],
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
en
[ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 augustus 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 25 september 2023, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 25 juni 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 2 juli 2024, is namens klager pro forma verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gronden van het verzet zijn bij e-mail van
7 juli 2024 ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 november 2024 alwaar partijen, met kennisgeving, niet zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 18 december 2024.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van 27 juni 2023.
- Bij exploot van 13 juli 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het dwangbevel aan klager betekend.
- Bij brief van 31 juli 2023 heeft klager een juridische verklaring naar de gerechtsdeurwaarders verzonden.
- Bij brief van 1 augustus 2023 hebben de gerechtsdeurwaarders hierop gereageerd.
- Op 17 augustus 2023 heeft klager een klacht ingediend bij deze kamer.
- Bij brief van 22 augustus 2023 hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd op de inhoud van een e-mail van klager van 22 augustus 2023.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er over dat:
- de gerechtsdeurwaarders niet publiekrechtelijk bevoegd zijn;
- documenten valselijk zijn opgemaakt;
- de gerechtsdeurwaarders zich schuldig maken aan valsheid in geschrifte;
- hij geen antwoord krijgt op wie zijn schuldeiser is;
- er geen sprake is van een overeenkomst en dus valt er niets te vorderen;
- de gerechtsdeurwaarders klager blijven stalken en (be)dreigen, ondanks het feit dat het CJIB van rechtswege in verzuim is.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.3 De voorzitter overweegt dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarders steeds op brieven van klager hebben gereageerd en dat voldoende duidelijk blijkt wie de schuldeiser is en wat de gevolgen zijn als klager de vordering niet voldoet. De voorzitter overweegt verder dat een gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht is om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel van 27 juni 2023 ten uitvoer te leggen. De door klager aangevoerde overige standpunten geven, zonder nadere onderbouwing, geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders hebben verzuimd te vermelden aan wie klager een “vermeende” schuld heeft en wie er namens de gerechtsdeurwaarders optreedt in hun correspondentie.
6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders geen volmacht of machtiging en geen actie van cessie hebben getoond, ondanks herhaald verzoek.
6.3 Door het niet voldoen aan de informatieplicht is de “vermeende” titel vervallen, aldus klager. De gerechtsdeurwaarders hebben desondanks toch beslag ten laste van klager gelegd. Middels dwang, dreiging en met gebruikmaking van geweld hebben de gerechtsdeurwaarders betaling laten afdwingen en hebben hierdoor onrechtmatig gehandeld.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt.
7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 december 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.