Zoekresultaten 1761-1770 van de 1772 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:193 Hof van Discipline 's Gravenhage 220059H 220223H

    Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk. Geen aanleiding om een uitzondering te maken op de regel dat alleen de advocaat aan wie een maatregel is opgelegd een herzieningsverzoek kan indienen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:194 Hof van Discipline 's Gravenhage 230079

    Hoger beroep van wrakingsbeslissing ontvankelijk wegens schending hoor en wederhoor. Het beroep is ongegrond. Verzoekers hebben niet onderbouwd hoe en op grond waarvan de (beweerdelijke) onbevoegdheid van een advocaat-lid of een plaatsvervangend voorzitter tot partijdigheid of vooringenomenheid jegens hen heeft geleid of kan leiden. De stelling dat de verzetprocedure bij de raad in strijd is met de bepalingen van artikel 6 EVRM faalt op grond van de vaste jurisprudentie van het hof (ECLI:NL:TAHVD:2017:168).

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:228 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-521/DH/DH

    Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klager door na te laten om periodiek een urenspecificatie en kostenopgave te verstrekken. Ook heeft verweerster klager onvoldoende geïnformeerd over de (reële) kans van intrekking van de toevoeging op het moment van de verkoop van de woning met kenbare overwaarde. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:195 Hof van Discipline 's Gravenhage 220280

    Bekrachtiging ongegronde beslissing raad. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Ook het hof is van oordeel dat verweerster geen onjuiste informatie heeft verstrekt.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:222 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-019/DH/RO

    Verzet ongegrond. Geen sprake van strijd met art. 6 EVRM. Procedure bij de deken leidt niet tot gegrond verzet: de deken moet een klacht altijd onderzoeken en het innemen van een dekenstandpunt is ter beoordeling aan de deken.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:229 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-392/DH/RO

    Verweerder heeft geen recht gedaan aan de positie van klaagster als gezagdragende ouder en hij is onvoldoende terughoudend geweest in het contact met de minderjarige zoon van partijen. Verweerder heeft daarmee onvoldoende rekening gehouden met de zwaarwegende belangen van de gezinsleden en vooral met de belangen van het kind. Het baart de raad zorgen dat verweerder de onjuistheid van zijn handelen niet inziet, ook niet nadat hij is gewezen op de relevante jurisprudentie. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:223 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-090/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:189 Hof van Discipline 's Gravenhage 220298

    Klacht tegen de eigen advocaat over de kwaliteit van dienstverlening en de omvang van de opgedragen werkzaamheden ongegrond. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:190 Hof van Discipline 's Gravenhage 230041 230042

    Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat klagers niet belanghebbend zijn bij hun klacht. Klagers zijn minderheidsaandeelhouders in een moedermaatschappij en de klacht is gericht tegen de advocaten van een dochtermaatschappij.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:124 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-184/DB/ZWB/D

    Dekenbezwaar. Onttrekken aan toezicht deken. Financiële administratie. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en in strijd met gedragsregel 29 gehandeld, doordat hij de kengetallen over het boekjaar 2021 en de vergelijkbare cijfers over het jaar 2020 ondanks herhaalde verzoeken niet heeft aangeleverd. Ook heeft verweerder de jaarstukken waarom is verzocht in verband met het kantoorbezoek, ondanks herhaalde verzoeken, niet aangeleverd. Verweerder heeft de overige afspraken als verwoord in het verslag van het kantoorbezoek d.d. 6 oktober 2022 evenmin heeft nageleefd en heeft bovendien niet binnen de daartoe gestelde termijn CCV-opgave gedaan. Tot slot heeft verweerder in algemene zin niet op door of namens de deken gedane redelijke verzoeken om informatie gereageerd, waarmee hij zich aan het toezicht van de deken heeft onttrokken. Verweerder is reeds eerder tuchtrechtelijk veroordeeld wegens het niet aanleveren van gevraagde bescheiden en het belemmeren van de deken in diens toezichthoudende taak. Ter zitting heeft verweerder er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Uit de houding van verweerder, ook in deze procedure, is op te maken dat hij de ernst van de situatie blijkbaar niet inziet. De behandeling van het onderhavige dekenbezwaar is ter zitting van 22 mei 2023 aangehouden teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om de gevraagde stukken alsnog voor of uiterlijk op 1 juli 2023 aan de deken aan te leveren. Verweerder had dit moeten opvatten als een allerlaatste kans. Verweerder heeft de met de deken afgesproken en in het proces-verbaal van de zitting vastgelegde termijn echter ongebruikt laten verstrijken. Op grond van het voorgaande oordeelt de raad een schorsing van 36 weken, waarvan 24 weken voorwaardelijk, passend en geboden. Daarbij zal de raad als bijzondere voorwaarde stellen dat verweerder uiterlijk op 1 januari 2024 de definitieve jaarstukken 2018 tot en met 2022 bij de deken zal aanleveren en op de voorgeschreven wijze zal deponeren.