Zoekresultaten 1681-1690 van de 2478 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5643

    Klacht tegen huisarts. Klaagster is meerdere keren bij verweerder op consult geweest wegens klachten van misselijkheid en duizeligheid. Ook viel zij in korte tijd veel af. De huisarts heeft klaagster medicatie voorgeschreven voor de misselijkheid en bloedonderzoek laten verrichten. Ook heeft hij klaagster verwezen naar de MDL-arts. Uit onderzoek kwamen geen afwijkingen naar voren. Wel constateerde de MDL-arts een verdikte lymfeklier. In de brief aan verweerder schreef de MDL-arts dat zij aan klaagster had geadviseerd met verweerder contact op te nemen om daar nader onderzoek naar te verrichten. Daarnaast adviseerde zij verweerder om verwijzing naar een KNO-arts of neuroloog te overwegen, vanwege draaiduizeligheid. Verweerder heeft klaagster vervolgens naar de KNO-arts verwezen. Deze constateerde BPPD. Klaagster kreeg hiervoor medicatie. De medicatie beviel niet en klaagster bleef afvallen. Zij meldde zich bij verweerder voor andere medicatie. Na controle bij de KNO-arts kreeg klaagster oefeningen voor haar BPPD. Ook is klaagster naar de fysiotherapeut gegaan en is zij door verweerder verwezen naar de revalidatiearts in verband met fibromyalgie. Klaagster is uiteindelijk overgestapt naar een andere huisarts in de praktijk bij verweerder. Er zijn nog meerdere onderzoeken door diverse specialisten gedaan. Uiteindelijk is bij klaagster de diagnose PLS gesteld. Klaagster verwijt verweerder – kort gezegd – nalatigheid ten aanzien van haar misselijkheidsklachten en dat hij niet heeft verteld dat zij een gezwel had in haar lymfeklier. Het college komt tot het oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1867

    Klacht tegen een psychiater. De klacht gaat over de behandeling van klaagster bij een GGZ-instelling in verband met de bijzondere voorwaarden die opgelegd zijn bij een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De psychiater behandelde klaagster. Onderdeel van het behandelplan was het opstellen van een Delictscenario (DS) en Delict-terugval-preventieplan (DTPP). Klaagster verwijt de psychiater een onzorgvuldige behandeling en onheuse bejegening in een vijfgesprek in het voorjaar van 2021. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:367 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-881/AL/OV

    De raad van discipline verwijst de zaak terug naar de deken en draagt de deken op om het aanvullend onderzoek te verrichten zoals omschreven onder 4.3 en binnen vier weken haar bevindingen en de transcriptie aan de raad te doen toekomen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:3 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1936

    IGJ heeft onderzoek gedaan naar de zorg voor een patiënte bij de organisatie waar verweerster werkte als verpleegkundige specialist GGZ. De patiënte leed aan anorexia nervosa en persoonlijkheidsproblematiek. De IGJ verwijt de verpleegkundig specialist dat zij een behandelovereenkomst met behandelvoorwaarden is aangegaan en betrokken is geweest bij de behandeling van de patiënte, terwijl zij noch de instelling kennis en ervaring op het gebied van eetstoornissen had. Hierdoor is de patiënte niet adequaat behandeld. Ook wordt haar onvoldoende dossiervoering verweten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ten aanzien van het aangaan van de behandelovereenkomst ongegrond verklaard, de klacht voor het overige gegrond verklaard en aan de verpleegkundig specialist GGZ een waarschuwing opgelegd. De IGJ is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht ten aanzien van het aangaan van de behandelovereenkomst alsnog gegrond en legt aan de verpleegkundig specialist GGZ de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:4 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1938 en C2023/1939

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige én een tuchtklacht van IGJ tegen dezelfde verpleegkundige omdat zij volgens de IGJ in haar werkzame periode gehandeld heeft in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG. Het Regionaal Tuchtcollege beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register, dan wel ontzegt de verpleegkundige, voor het geval zij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in dit register te worden ingeschreven en schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de tuchtklacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak ter terechtzitting behandeld, maar acht het onwenselijk dat de verpleegkundige geen juridische bijstand heeft in een ingrijpende juridische procedure die mogelijk een grote impact heeft op het verdere leven van de verpleegkundige. In deze tussenbeslissing wordt het onderzoek heropend en de behandeling van de zaak aangehouden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:5 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1960

    Klacht tegen huisarts. De klacht gaat over de dochter van klaagster (patiënte) die op 22-jarigeleeftijd is overleden. De huisarts heeft patiënte als waarnemend huisarts gezien in verband met een verzoek om anticonceptie. De huisarts heeft patiënte een anticonceptiepil voorgeschreven. Patiënte is vier weken later door haar vriend dood aangetroffen. Bij postmortaal onderzoek bleek sprake van een voldragen zwangerschap. De foetus was eveneens overleden. De zwangerschap was niet zichtbaar en bij niemand bekend, ook niet bij patiënte zelf. Klaagster verwijt de huisarts onder andere dat zij tijdens het consult het menstruatiepatroon niet heeft uitgevraagd en niet heeft gevraagd naar de mogelijkheid van een bestaande zwangerschap bij patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de huisarts niet verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:12 Kamer voor het notariaat Amsterdam 732388/NT 23-16

    Notaris treedt op als partijadviseur. Klacht over een (concept)akte vestiging opstalrecht voor een zonnepark op een perceel. Klacht ongegrond. De notaris heeft tijdig kenbaar gemaakt dat hij in de hoedanigheid van partijadviseur optrad. Het door de notaris opgestelde concept was erop gericht om tot een rechtsgeldige en ook in fiscaal opzicht correcte akte te komen. Niet is komen vast te staan dat de notaris zijn cliënt de eerste conceptakte aan klager heeft laten toezenden. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:3 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-157/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat in hoedanigheid van deken. Gegrond verzet. De voorzitter heeft de klacht met toepassing van artikel 46j juncto 47b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzitter heeft overwogen dat de in de onderhavige klachtzaak aan verweerster verweten gedragingen in essentie dezelfde zijn als de gedragingen waarover klaagster in haar klachten van 28 mei en 3 september 2021 heeft geklaagd en waarop door de raad onherroepelijk is beslist de raad bij beslissing van 23 mei 2022. Klaagster heeft in verzet met juistheid betoogd dat de voorzitter in de beslissing van 28 april 2023 ten onrechte heeft overwogen dat op 23 mei 2022 ten aanzien van verweerster reeds een onherroepelijke beslissing was genomen. Immers, klaagster heeft tegen de beslissing van de raad van 23 mei 2022 hoger beroep ingesteld, dat pas op 25 augustus 2023 ter zitting van het Hof van Discipline is behandeld en waarop het Hof van Discipline eerst op 20 oktober 2023 heeft beslist. Van een onherroepelijke beslissing was aldus op 28 april 2023 geen sprake. In zoverre is het verzet van klaagster gegrond. Uit de door de raad in zijn beslissing van 23 mei 2022 en de door het hof in zijn beslissing van 20 oktober 2023 vastgestelde feiten en de weergave van de klacht blijkt dat de in de onderhavige klacht aan verweerster verweten gedragingen in essentie dezelfde zijn als de gedragingen waarover klaagster in haar klachten van 28 mei en 3 september 2021 heeft geklaagd en waarop door het hof onherroepelijk is beslist. De raad verklaart de klacht, met toepassing van artikel 47b Advocatenwet, niet-ontvankelijk. De wijze waarop klaagster gebruik maakt van het tuchtrecht vormt naar het oordeel van de raad misbruik van recht. Klaagster moet er daarom rekening mee houden dat een volgende klacht tegen verweerster door de deken respectievelijk de raad buiten behandeling zal worden gesteld.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6211

    Voorzittersbeslissing. Klager heeft eerder tegen de gz-psycholoog een klacht ingediend wegens het afgeven van een medische verklaring. Over het afgeven van die verklaring door de gz-psycholoog is in de vorige zaak al geoordeeld en de eindbeslissing in die zaak is onherroepelijk geworden. Op grond van het ne-bis-in-idembeginsel kan de gz-psycholoog hiervoor niet nog een keer worden berecht. Dat klager nu meer de nadruk legt op de financiële gevolgen van het afgeven van de verklaring door de gz-psycholoog maakt dit niet anders. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:13 Kamer voor het notariaat Amsterdam 730933/NT 23-14

    De kamer neemt het de notaris kwalijk dat hij, na het gesprek met klaagster en de zus van klaagster op 21 november 2022, toen bleek dat sprake was van tegenstrijdige belangen, niet heeft ingezien dat het hem niet meer vrij stond de rol van partijadviseur van de zus van klaagster op zich te nemen. Bovendien heeft hij dat te laat aan klaagster gemeld en heeft hij die rol vervolgens niet helder gehouden door van klaagster te verlangen dat zij alleen, zonder bijstand, met hem het gesprek aan zou gaan. Van een notaris mag een zorgvuldig, beheerst en professioneel handelen worden verwacht. Schorsing in de uitoefening van het ambt van één week (herhaald klachtwaardig gedrag).