Zoekresultaten 501-510 van de 688 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:261 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5379

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts in opleiding. Klager verwijt de arts dat zij niet objectief en discreet was en informatie doorspeelde naar de werkgever, zij klager mediation heeft geadviseerd, maar dit tegenover de werkgever heeft ontkend, klager na een consult weigerde opnieuw te boordelen en haar advies te heroverwegen, niet bereikbaar was en geen navraag heeft gedaan bij de huisarts en de psycholoog van klager. Tenslotte verwijt klager de arts dat zij heeft geadviseerd een deskundigenoordeel aan te vragen zonder klager eerst te hebben gezien. Naar het oordeel van het college dient een bedrijfsarts zowel de belangen van de werknemer als die van de werkgever in acht te nemen en het in hun beider belang dat de stappen van de Wet Verbetering Poortwachter behoorlijk worden uitgevoerd. Niet gebleken is dat er verder nog contact is geweest over klager en dat de arts informatie aan de werkgever heeft gegeven die zij niet had mogen geven. De optie van een probleemoplossend gesprek en mediation is besproken tijdens een consult. Toen bleek dat klager niet in staat was een probleemoplossend gesprek te voeren, achtte de bedrijfsarts hem evenmin in staat om mediation te starten, dit oordeel kan het college volgen. Het college is van oordeel dat van een weigerachtige houding van de arts geen sprake was, zij heeft adequaat gereageerd en een gesprek met de werkgever uitgesteld, hierdoor was er geen noodzaak meer om contact op te nemen met de huisarts en psycholoog van klager. Gebleken is dat de Adviseur Arbeid en Gezondheid het deskundigenoordeel naar voren heeft gebracht en niet de arts. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:262 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5815

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is ontevreden over de begeleiding die hij tijdens zijn ziekteverzuim van de bedrijfsarts heeft gekregen. Volgens klager heeft de bedrijfsarts haar beroepsgeheim geschonden. Het college overweegt dat tegenover de gemotiveerde betwisting van de bedrijfsarts het door klager gestelde onvoldoende is voor toewijzing van dit klachtonderdeel. Als het waar zou zijn dat de werkgever onrechtmatig de gesprekken van de bedrijfsarts met werknemers zou afluisteren, dan zou de bedrijfsarts daarvoor niet persoonlijk aansprakelijk zijn. Dat de werkgever de spreekuurgesprekken zou hebben afgeluisterd is echter niet onderbouwd. Klager verwijt de bedrijfsarts verder dat zij hem onvoldoende serieus heeft genomen. Het college overweegt dat er tijdens het spreekuur kennelijk een misverstand is ontstaan tussen klager en de bedrijfsarts over het antwoord op de vraag of klager zich arbeids(on)geschikt achtte. Naar het oordeel van het college blijkt dat de bedrijfsarts naar klager heeft geluisterd en hem serieus heeft genomen. Het is niet van belang aan wie het hiervoor vermelde misverstand te wijten is, nu de bedrijfsarts haar oordeel heeft bijgesteld. Zij heeft daarmee zorgvuldig gehandeld. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:263 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5041

    Deels gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij haar rol van bedrijfsarts niet op een professionele wijze heeft ingevuld, zich niet onafhankelijk heeft opgesteld. Zij heeft zich onrechtmatig door de werkgever laten beïnvloeden, waardoor de werkgever de re-integratie van klager kon belemmeren. Ook is de bedrijfsarts hem ten onrechte niet tegemoetgekomen in zijn herhaalde verzoeken om een second opinion door een andere bedrijfsarts. Tot slot zou de bedrijfsarts een te summier medisch dossier hebben bijgehouden en klager na een consult op 10 december 2019 tot aan het eerste consult met haar opvolger op 12 augustus 2020 zonder enige mededeling aan zijn lot hebben overgelaten. Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsarts op een aantal klachtonderdelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het legt haar daarvoor een berisping op, veroordeelt de bedrijfsarts in de proceskosten van klager en bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan vaktijdschriften.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:260 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5108

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij zijn rol als bedrijfsarts niet op een professionele en actieve wijze heeft ingevuld heeft; zo heeft hij zonder zorgvuldig medisch onderzoek uit te voeren vastgesteld dat de eerder opgestelde FML nog van toepassing was en klager nadien aan zijn lot overgelaten Voorts wordt de bedrijfsarts verweten dat hij niet onafhankelijk is gebleven, in zijn terugkoppeling niet duidelijk heeft vermeld wat er tijdens een consult was besproken en geen goed medisch dossier heeft bijgehouden. Het college komt tot oordeel dat bij een aantal klachtonderdelen het handelen van de bedrijfsarts niet de schoonheidsprijs verdient maar dat dit onvoldoende is voor een tuchtrechtelijk verwijt. Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel overweegt het college dat het door de bedrijfsarts bijgehouden dossier de van belang zijnde aantekeningen, andere informatie en stukken bevat. Deze geven ook voldoende onderbouwing voor de beoordeling en de conclusies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van klager. De daarop gebaseerde adviezen van de bedrijfsarts aan klager en de werkgever zijn navolgbaar. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:186 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5502

    Klacht van dochter patiënte tegen specialist ouderengeneeskunde (so). Onvoldoende duidelijkheid over rol- en taakverdeling tussen de so en de verpleegkundig specialist (vs) waardoor sprake is geweest van een gebrekkige communicatie en de behandeling van patiënte is tekortgeschoten. De so had moeten begrijpen dat haar rol ten opzichte van de vs door de (snelle) escalatie van het probleemgedrag van patiënte, en daarmee de veranderde zorgvraag en de toegenomen complexiteit hiervan, diende te verschuiven van intervisor naar supervisor. De so heeft deze regierol onvoldoende opgepakt. In plaats van in gesprek te gaan met de vs over het medicatiebeleid ten aanzien van patiënte heeft zij het conflict met de vs over dit beleid de boventoon laten voeren met als laakbaar gevolg dat de so de zorg voor patiënte uit het oog is verloren. Ook had de so het WZD-stappenplan moeten toepassen wat ernstig nadeel voor patiënte mogelijk had kunnen voorkomen. De so heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Aan de so wordt de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:259 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5772

    Kennelijk ongegrond klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij bij een rectaal toucher zijn vinger in eerste instantie in haar vagina heeft gestoken, in plaats van in de anus. Klaagster verwijt de huisarts verder dat hij het gebeuren heeft gebagatelliseerd door het als een ‘foutje’ te benoemen. Gelet op de positie waarin klaagster lag, waarbij de huisarts het onderzoek uitvoerde met een handschoen voorzien van vaseline, is het niet ondenkbaar dat de vinger van de huisarts is uitgegleden. Bij dit type onderzoek is een dergelijke situatie niet altijd te voorkomen en het gaat dan ook te ver om de huisarts daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat de huisarts de gang van zaken heeft gebagatelliseerd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:164 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1711

    Het Centraal Tuchtcollege heeft een herzieningsverzoek van de huisarts toegewezen, omdat de door de huisarts meegebrachte getuige niet is gehoord. De zaak is verwezen naar het Regionaal Tuchtcollege voor nieuwe behandeling en het horen van de getuige. Ter zitting is gemachtigde van huisarts zonder getuige verschenen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat een openbare zitting bij uitstek de gelegenheid is om getuigen te horen. Het had de huisarts duidelijk moeten zijn dat getuige zou worden gehoord. Dat de huisarts heeft afgezien van het (laten) horen getuige ter zitting komt voor haar rekening en risico. Het Regionaal Tuchtcollege handhaaft de oorspronkelijke beslissing van het Centraal Tuchtcollege van 15 januari 2021. De huisarts is in beroep gekomen tegen deze beslissing. In beroep is als eerst de vraag aan de orde of tegen de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege, waarbij de beslissing van het Centraal Tuchtcollege is gehandhaafd beroep open staat. Dit is het geval. Het Centraal Tuchtcollege heeft de getuigen gehoord. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:165 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1808

    Klacht tegen een arts voor arbeid en gezondheid. Klager was in 2017 betrokken bij een auto‑ongeval waarbij zijn auto in botsing kwam met een andere auto. De bestuurder van de andere auto was verzekerd bij de maatschappij waar de arts als medisch adviseur in dienst is. De arts heeft driemaal een medisch advies uitgebracht over de klachten die klager sinds het ongeval ondervond. In juni 2022 heeft de arts schriftelijk laten weten het dossier over te dragen, omdat klager had laten weten geen vertrouwen in de arts te hebben. De bedoeling van de adviezen was het vaststellen van medische causaliteit tussen het ongeval en de klachten. Klager verwijt de arts dat zij bij de beoordeling van het door klager opgelopen letsel niet als arts handelt, maar als een tegenpartij. Uit de medische adviezen die zij heeft geschreven blijkt volgens klager dat zij niet onafhankelijk is en niet professioneel handelt. Haar adviezen stoelen niet op conclusies van behandelaren, maar op haar eigen ongefundeerde aannames. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:166 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1874

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster heeft begin 2023 een verzoek ingediend bij het UWV tot correctie van een medisch rapportage uit 2012 die is opgemaakt door de verzekeringsarts. Dit correctieverzoek is – door iemand anders dan de verzekeringsarts – afgewezen. Vervolgens heeft klaagster de onderhavige klacht tegen de verzekeringsarts ingediend. Klaagster wil dat de door haar gestelde onjuistheden en onvolledigheden in de medische rapportage worden gecorrigeerd. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de kern van de klacht is dat de rapportage waar het om gaat onjuistheden bevat en onvolledig is en niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Gelet op de datum van de rapportage en de datum van indiening van de klacht, is de tienjaarstermijn overschreden en is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:257 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5687

    Deels gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft naar aanleiding van een controle bij klager een nieuwe brug bij klager geplaatst. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de tandarts voldoende voorlichting heeft gegeven over de behandeling bij klager en of klager dit heeft begrepen, nu klager de Nederlandse taal slechts zeer beperkt beheerst. Ook heeft de tandarts geen behandelplan en kostenbegroting gemaakt. Nu het ging om een ingrijpende behandeling had het maken van een behandelplan niet achterwege mogen blijven. Het had ook beter geweest als de tandarts niet direct met de behandeling was begonnen, maar klager de ruimte had gegeven om na te denken over het voorstel tot behandeling. Naar het oordeel van het college heeft de tandarts onvoldoende adequaat gereageerd op het loslaten van de long term provisional brug. Weliswaar kan een voorziening losraken, maar nadat de brug voor de tweede maal losliet, had van de tandarts verwacht mogen worden dat hij op zijn minst had gepoogd de brug met een sterker cement vast te zetten. Het staat vast dat de tandarts wel aan het verzoek van klager om het versturen van de röntgenfoto heeft voldaan. Niet komt vast te staan dat de tandarts ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht. De klacht is deels gegrond, het college heeft oog voor de goede bedoelingen van de tandarts. Waarschuwing.