ECLI:NL:TGZCTG:2023:166 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1874
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:166 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-12-2023 |
Datum publicatie: | 06-12-2023 |
Zaaknummer(s): | C2023/1874 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster heeft begin 2023 een verzoek ingediend bij het UWV tot correctie van een medisch rapportage uit 2012 die is opgemaakt door de verzekeringsarts. Dit correctieverzoek is – door iemand anders dan de verzekeringsarts – afgewezen. Vervolgens heeft klaagster de onderhavige klacht tegen de verzekeringsarts ingediend. Klaagster wil dat de door haar gestelde onjuistheden en onvolledigheden in de medische rapportage worden gecorrigeerd. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de kern van de klacht is dat de rapportage waar het om gaat onjuistheden bevat en onvolledig is en niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Gelet op de datum van de rapportage en de datum van indiening van de klacht, is de tienjaarstermijn overschreden en is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1874 van
A., wonende in B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster,
tegen
C., verzekeringsarts, destijds werkzaam in B.,
verweerster in beide instanties,
hierna: de verzekeringsarts,
gemachtigde: mr. I. Veldhuizen, verbonden aan het UWV te Amsterdam.
1. Procesverloop
Klaagster heeft op 9 februari 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een
klacht ingediend tegen de verzekeringsarts. De voorzitter van dat college heeft de
klacht in zijn beslissing van 4 april 2023, onder nummer A2023/5366, kennelijk niet
ontvankelijk verklaard.
Klaagster heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De verzekeringsarts heeft een
verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege
van 20 november 2023. De verzekeringsarts is daar verschenen, bijgestaan door mr.
I. Veldhuizen, voornoemd. Het standpunt van de verzekeringsarts is daar nader toegelicht.
Klaagster is op de juiste wijze uitgenodigd voor de zitting, maar is daar niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende
ten grondslag gelegd.
“De procedure
De voorzitter heeft kennisgenomen van het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen
op 9 februari 2023.
De overwegingen
2.1 De voorzitter moet beoordelen of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen.
De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Voor die
beslissing is het volgende van belang.
2.2 Klaagster heeft op 31 januari 2023 een verzoek ingediend bij het D. tot correctie
van een medisch rapport van 15 augustus 2012, opgemaakt door de verzekeringsarts.
Dit correctieverzoek is – door iemand anders dan de verzekeringsarts – afgewezen.
Vervolgens heeft klaagster de onderhavige klacht tegen de verzekeringsarts ingediend.
Klaagster wil dat de door haar gestelde onjuistheden en onvolledigheden in de medische
rapportage worden gecorrigeerd.
2.3 De kern van de klacht is dat de rapportage waar het om gaat onjuistheden bevat
en onvolledig is en dus niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Dit rapport
is meer dan tien jaar voor de indiening van de klacht door de verzekeringsarts opgesteld.
Een klacht over het handelen of nalaten van een BIG-geregistreerde zorgverlener kan
op grond van artikel 65, vijfde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG) tot tien jaar na dit handelen of nalaten bij het Regionaal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg worden ingediend. Deze termijn begint te lopen op de dag nadat
dit handelen heeft plaatsgevonden. Na het verstrijken van deze tienjaarstermijn kan
het college de klacht niet meer in behandeling nemen. Dit is een harde regel, waarvan
ook niet kan worden afgeweken als de klager goede redenen had om de klacht zo laat
in te dienen. De achtergrond van deze regel is dat het na meer dan tien jaar moeilijk
is om nog vast te stellen wat er precies is gebeurd. Ook vindt de wetgever het niet
redelijk dat een zorgverlener meer dan tien jaar later nog kan worden berecht voor
een volgens een klager gemaakte fout.
2.4 Naar het oordeel van de voorzitter kan het, gelet op de achtergrond van de
verjaringstermijn, niet de bedoeling van de wetgever zijn dat via een verzoek om correctie
een medische rapportage alsnog meer dan tien jaar na dato door het college wordt beoordeeld.
Nu de klacht in feite het rapport zelf betreft, moet de datum daarvan gelden als het
begin van de verjaringstermijn. Een klacht over het bedoelde rapport kon dus uiterlijk
op 15 augustus 2022 worden ingediend. De klacht is echter pas op 9 februari 2023 binnengekomen.
Dat betekent dat de klacht kennelijk – dat wil zeggen: zonder dat daarvoor nader onderzoek
noodzakelijk is – niet-ontvankelijk is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave
is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden. Aan deze feiten wordt toegevoegd
dat het D. in zijn brief van 6 februari 2023 het correctieverzoek van klaagster heeft
afgewezen, maar daarbij tevens heeft aangegeven de brief van klaagster van 31 januari
2023 conform artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek aan het dossier van klaagster
toe te voegen, waardoor de visie van klaagster wel onlosmakelijk verbonden is met
haar medisch dossier.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter van het Regionaal
Tuchtcollege, inhoudende dat zij de klacht na afloop van de verjaringstermijn en dus
te laat heeft ingediend. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege – impliciet – om deze
beslissing te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De verzekeringsarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal
Tuchtcollege het beroep van klaagster te verwerpen.
4.3 Klaagster betoogt in beroep dat de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege
in zijn beslissing de door haar ingediende klacht heeft getransformeerd in een andere
klacht. Volgens klaagster gaat de klacht over de afwijzing van een op artikel 16 van
de Algemene verordening gegevensbescherming gegrond verzoek om niet (meer) kloppende/niet
(meer) accurate persoonsgegevens in een medische rapportage te corrigeren. Deze afwijzing
dateert van 6 februari 2023. Dit betekent dat de in artikel 65, vijfde lid, van de
Wet BIG bedoelde tienjaarstermijn is aangevangen op 7 februari 2023, zodat van verjaring
van de klacht geen sprake kan zijn, aldus klaagster.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege acht dit standpunt van klaagster niet terecht en
is van oordeel dat de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege de door klaagster
ingediende klacht juist heeft gelezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen
van het door klaagster bij het D. ingediende verzoek om correctie van de medische
rapportage uit 2012 en van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht.
Het Centraal Tuchtcollege leidt hieruit – net als de voorzitter van het Regionaal
Tuchtcollege – af dat klaagster het in de kern niet eens is met de inhoud en de conclusies
van de medische rapportage van 15 augustus 2012. Dit is ook waar de door haar ingediende
klacht in wezen over gaat. Klaagster wil kennelijk met haar klacht bereiken dat de
medische rapportage uit 2021 alsnog door een tuchtcollege wordt beoordeeld. Het Centraal
Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van de voorzitter van
het Regionaal Tuchtcollege over de termijn waarbinnen deze klacht had kunnen worden
ingediend en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.
4.5 Dit betekent dat de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege in de beslissing
van 4 april 2023 terecht en op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat de klacht
niet tijdig is ingediend en dus kennelijk niet-ontvankelijk is. Het beroep van klaagster
wordt verworpen.
4.6 Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van deze beroepsprocedure. Voor zover
klaagster in haar beroepschrift nieuwe klachten naar voren heeft gebracht, dient zij
daarin niet ontvankelijk te worden verklaard.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep, voor zover zij daarin nieuwe
klachten naar voren heeft gebracht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,
J. Legemaate en R.H. Zuijderhoudt, leden juristen en J.H.M. de Brouwer en
E.H. Groenewegen, leden beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.