ECLI:NL:TGZCTG:2023:165 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1808
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:165 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-12-2023 |
Datum publicatie: | 06-12-2023 |
Zaaknummer(s): | C2023/1808 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een arts voor arbeid en gezondheid. Klager was in 2017 betrokken bij een auto‑ongeval waarbij zijn auto in botsing kwam met een andere auto. De bestuurder van de andere auto was verzekerd bij de maatschappij waar de arts als medisch adviseur in dienst is. De arts heeft driemaal een medisch advies uitgebracht over de klachten die klager sinds het ongeval ondervond. In juni 2022 heeft de arts schriftelijk laten weten het dossier over te dragen, omdat klager had laten weten geen vertrouwen in de arts te hebben. De bedoeling van de adviezen was het vaststellen van medische causaliteit tussen het ongeval en de klachten. Klager verwijt de arts dat zij bij de beoordeling van het door klager opgelopen letsel niet als arts handelt, maar als een tegenpartij. Uit de medische adviezen die zij heeft geschreven blijkt volgens klager dat zij niet onafhankelijk is en niet professioneel handelt. Haar adviezen stoelen niet op conclusies van behandelaren, maar op haar eigen ongefundeerde aannames. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1808 van
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager, gemachtigde:
mr. J.J. Douwes, advocaat te Apeldoorn,
tegen
C., arts voor arbeid en gezondheid,
destijds werkzaam in D.,
verweerster in beide instanties,
hierna: de arts, gemachtigde:
mr. E. Bos-van den Berg, advocaat te Zwolle.
1. Procesverloop
Klager heeft op 17 mei 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle een klacht ingediend
tegen de arts. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 16 december 2022,
onder nummer Z2022/4284, kennelijk ongegrond verklaard.
Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De arts heeft een verweerschrift
in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege
van 20 november 2023. De arts is daar verschenen, bijgestaan door mr. E. Bos van den
Berg, voornoemd. Klager is niet in persoon verschenen. Hij werd op de zitting vertegenwoordigd
door mr. J.J. Douwes, voornoemd. De standpunten van partijen zijn op de zitting verder
toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht,
van het volgende te worden uitgegaan.
Beklaagde is sinds 2019 in dienst van E. verzekeringen als medisch adviseur.
Klager, geboren in 1977, was op 27 oktober 2021 betrokken bij een auto-ongeval, waarbij
zijn auto in botsing kwam met een andere auto. De bestuurder van de andere auto was
verzekerd bij E. In het als bijlage 4 van het verweerschrift overgelegde Personenschaderapport
van E. wordt aangegeven dat de verzekerde van E. geen voorrang verleende aan klager.
Het ging daarbij om een “zeer forse aanrijding”. In het rapport wordt voorts vermeld
dat klager nog dezelfde dag klachten had in nek, schouder, hoofd en onderrug. De dag
na het ongeval is klager naar het ziekenhuis gegaan voor beeldvormend onderzoek. Er
werden geen bijzonderheden vastgesteld, ook niet aan de onderrug. Klager kreeg pijnstilling
en werd verwezen voor fysiotherapie. Voorts is klager behandeld in het Rugcentrum.
Klager ontwikkelde tevens geheugen- en concentratieklachten. Hij had slaapproblemen
en er ontstonden depressieve klachten.
Op verzoek van E. heeft beklaagde driemaal een medisch advies uitgebracht, te weten
op 6 januari 2022, 10 maart 2022 en op 21 april 2022. Bij schrijven van 2 juni 2022
heeft beklaagde laten weten het dossier over te dragen, omdat klager heeft laten weten
geen vertrouwen in beklaagde te hebben. De bedoeling van de adviezen was het vaststellen
van medische causaliteit tussen het ongeval en de klachten.
3. DE KLACHT
Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde bij de beoordeling van het door klager
opgelopen letsel niet als een arts handelt, maar als een tegenpartij. Uit de medische
adviezen die zij heeft geschreven blijkt volgens klager dat zij niet onafhankelijk
is en niet professioneel handelt. Haar adviezen stoelen niet op conclusies van behandelaren,
maar op haar eigen ongefundeerde aannames.
4. HET VERWEER
Beklaagde voert gemotiveerd verweer. Zij geeft aan dat zij in haar adviezen de medische
informatie opsomt waarover zij beschikte. Zij heeft deze samengevat en inzichtelijk
gemotiveerd hoe ze deze gegevens beoordeelt. Van ongefundeerde aannames is geen sprake.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college moet beoordelen of beklaagde met inachtneming van de geldende beroepsnormen
de zorg heeft verleend die van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is de
‘redelijk bekwaam handelende’ beroepsgenoot.
5.2
Het college constateert dat beklaagde bij alle door haar opgestelde adviezen de adviesaanvraag
vermeldt, de (al dan niet) nieuwe informatie samenvat, deze voorziet van een beschouwing,
waarna zij een conclusie trekt en een advies formuleert. In alle rapporten is sprake
van een navolgbare beschouwing in het licht van de beschikbare informatie. In het
advies van 6 januari 2022 komt beklaagde tot de slotsom dat er sprake is van spiergerelateerde
klachten na een aanrijding. Haar advies bevat voorts suggesties om aan deze klachten
te werken.
5.3
In het rapport van 10 maart 2022 neemt beklaagde dit nog eens in overweging na de
melding van de lage rugklachten. Zij beargumenteert op basis van de beschikbare informatie
waarom de lage rugklachten volgens haar niet overeenkomen met het ongevalsmechanisme.
De PTSS wordt echter wel erkend als gevolg van het ongeval. Beklaagde adviseert daarvoor
behandeling door een psycholoog.
5.4
In het rapport van 21 april 2022 herhaalt beklaagde nog eens waarom zij de klachten
in de onderrug niet kan relateren aan het ongeval. Zij merkt daarbij tevens op dat
klager in zijn bedrijf werkt, wat volgens beklaagde duidt op een redelijke belastbaarheid.
Voorts geeft zij aan dat zij ook de aanhoudende klachten in de nek niet kan relateren
aan het ongeval, naar het college begrijpt omdat er op dat moment nog steeds geen
aanwijzingen waren dat het ongeval andere dan spiergerelateerde klachten aan de nek
heeft veroorzaakt, die inmiddels genezen zouden moeten zijn.
5.5
Klager motiveert niet dat beklaagde op basis van de op dat moment beschikbare informatie
niet de conclusie heeft mogen trekken dat de door hem ondervonden klachten niet spiergerelateerd
waren. Aanwijzingen dat er sprake was van onderliggende traumatische afwijkingen als
gevolg van het ongeval of dat blijvende invaliditeit te verwachten was, zijn door
beklaagde niet gevonden en het college acht dat te billijken. Van ongefundeerde aannames
is niet gebleken. Voorts is het college niet gebleken dat beklaagde zich onprofessioneel
of partijdig heeft opgesteld.
De klacht is daarom kennelijk ongegrond.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave
is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij
betwist in beroep onder meer dat de arts in haar adviezen alle medische informatie
opsomt waarover zij destijds beschikte. Volgens hem heeft zij op enig moment bij haar
advisering beschikbare informatie bewust buiten beschouwing gelaten. Ook betwist klager
dat er geen sprake was van ongefundeerde aannames door de arts. Hij verzoekt het Centraal
Tuchtcollege om de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te vernietigen en de
klacht alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege
het beroep van klager te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste
aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk
en mondeling gevoerde debat. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog
een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding
van de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens
de mondelinge behandeling op 20 november 2023 is dat debat voortgezet.
4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen.
Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal
Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.
Daarbij wordt overwogen dat klager ter onderbouwing van zijn stelling dat de arts
bepaalde medische informatie bewust buiten beschouwing heeft gelaten een aantal e
mails met medische informatie van zijn letselschadejurist aan E. verzekeringen heeft
overgelegd. Deze e-mails zijn echter verstuurd nadat de arts haar laatste inhoudelijke
advies had opgesteld. Nadien is het dossier ter advisering overgedragen aan een andere
medisch adviseur. Hieruit blijkt dus niet dat de arts aan haar verstrekte medische
informatie - al dan niet bewust – niet bij haar advisering heeft betrokken.
4.5 Uit het voorgaande volgt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond
heeft verklaard. Het beroep wordt verworpen.
4.6 Aangezien het beroep van klager wordt verworpen, is er geen aanleiding voor
een proceskostenveroordeling.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze beslissing is gegeven door J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,
J. Legemaate en R.H. Zijderhoudt, leden juristen en J.H.M. de Brouwer en
E.H. Groenewegen, leden beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.