ECLI:NL:TGZRAMS:2023:262 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5815
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:262 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-12-2023 |
Datum publicatie: | 12-12-2023 |
Zaaknummer(s): | A2023/5815 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is ontevreden over de begeleiding die hij tijdens zijn ziekteverzuim van de bedrijfsarts heeft gekregen. Volgens klager heeft de bedrijfsarts haar beroepsgeheim geschonden. Het college overweegt dat tegenover de gemotiveerde betwisting van de bedrijfsarts het door klager gestelde onvoldoende is voor toewijzing van dit klachtonderdeel. Als het waar zou zijn dat de werkgever onrechtmatig de gesprekken van de bedrijfsarts met werknemers zou afluisteren, dan zou de bedrijfsarts daarvoor niet persoonlijk aansprakelijk zijn. Dat de werkgever de spreekuurgesprekken zou hebben afgeluisterd is echter niet onderbouwd. Klager verwijt de bedrijfsarts verder dat zij hem onvoldoende serieus heeft genomen. Het college overweegt dat er tijdens het spreekuur kennelijk een misverstand is ontstaan tussen klager en de bedrijfsarts over het antwoord op de vraag of klager zich arbeids(on)geschikt achtte. Naar het oordeel van het college blijkt dat de bedrijfsarts naar klager heeft geluisterd en hem serieus heeft genomen. Het is niet van belang aan wie het hiervoor vermelde misverstand te wijten is, nu de bedrijfsarts haar oordeel heeft bijgesteld. Zij heeft daarmee zorgvuldig gehandeld. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. |
A2023/5815
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 12 december 2023 op de klacht van:
A,
wonende in B, klager,
tegen
C,
bedrijfsarts, werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. D. Schut-Wolfs, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is ontevreden over de begeleiding die hij tijdens zijn ziekteverzuim
van de
bedrijfsarts heeft gekregen. Hij maakt haar verschillende verwijten. De bedrijfsarts
heeft deze
verwijten weersproken.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld en dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet
nodig is om
nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond
kan worden
verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 10 juli 2023;
- het verweerschrift met bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
3. Wat is er gebeurd?
3.1 De bedrijfsarts wordt sinds 1 januari 2020 door de werkgever van klager ingehuurd
voor de
begeleiding van verzuimende werknemers. Zij ziet klager bij twee ziekmeldingen: een
ziekmelding op
29 maart 2023 en een ziekmelding op 3 juni 2023.
3.2 In het kader van de eerste ziekmelding ziet de bedrijfsarts klager een aantal
malen op het
spreekuur en op 25 april 2023 maakt zij naar aanleiding daarvan een probleemanalyse.
Zij oordeelt
dat sprake is van niet-werkgerelateerde klachten die een urenbeperking met zich meebrengen.
Zij
adviseert de werkgever een stappenplan voor re- integratieactiviteiten, die in een
aantal weken
zouden moeten leiden tot volledige werkhervatting in eigen werk. Klager is het eens
met dit advies.
Op 16 mei 2023 schrijft de bedrijfsarts aan de werkgever dat klager weer volledig
ingezet kan
worden voor eigen werk. Zij adviseert hem nog niet volledig hersteld te melden “maar een periode
van twijfel aan duurzaamheid aan te houden van 4 weken”. Hiermee wordt de begeleiding afgesloten.
3.3 De tweede ziekmelding van 3 juni 2023 wordt ook gevolgd door een aantal spreekuurbezoeken
door klager. Op 13 juni 2023 acht de bedrijfsarts hem arbeidsongeschikt. Op 4 juli
2023 komt klager
weer op het spreekuur van de bedrijfsarts. In het medisch dossier schrijft de bedrijfsarts
hierover
(alle citaten worden letterlijk weergegeven):
“(…)
zijn contract loopt rond 17/8 af, en hij wil niet dat verlengd gaat worden (…). wn
geeft aan wel te
willen werken tot einde contract.
(…) hij geeft aan wel iets last te hebben van zijn knie maar niet anders dan normaak
en hier wel
mee te kunnen werken
hij staat op de wachtlijst voor een kijkoperatie (…) waarschijnlijk binnen een maand
operatie (…)
hij kan mijns inziens ingezet worden bij MRT, dat zijn aangepaste werkzaamheden (…).
Wn geeft aan
dit niet te willen, hij wil gewoon werken in eigen werkzaamheden.
(…)
hij heeft een 31 uur contract en wil ook 31 uur ingezet worden
aangegeven dat wij dan de eerste week 1 taak per dag inzetten, om te kijken hoe het
gaat, dan mag
hij de week erna 2 taken per dag werken als het goed gaat (…) wn gaat hiermee akkoord,
hij wil
graag werken zegt hij. (…)”
Naar aanleiding van het spreekuur maakt de bedrijfsarts nog op dezelfde datum een
probleemanalyse.
Zij acht klager beperkt in het werk, maar de prognose gunstig. Zij adviseert dat klager
weer een
start kan maken met werken en na 1 week weer volledig ingezet kan worden voor eigen
werk.
3.4 Op 10 juli 2023 vindt een telefoongesprek plaats tussen klager en de bedrijfsarts.
In het
medisch dossier staat over dit telefoongesprek:
“begint meteen boos en agressief te praten, wil mijn bignummer hebben, want gaat ervoor
zorgen dat
er een melding gemaakt gaat worden over mij, gevraagd wat hij bedoelt, maar ik kom
er niet tussen,
hij blijft schreeuwen en is niet voor rede vatbaar wanneer ik vraag of hij naar mij
wil luisteren
blijft hij er doorheen schreeuwen
(…)
wn geeft aan helemaal niet met mij te hebben afgesproken om te gaan werken
hij kan helemaal niet werken zegt hij, hij wordt over 2 weken geopereerd aan zijn
knie aangegeven
dat wn zelf heeft gezegd dat hij wil werken, maar dat ik toen heb gezegd dat wij eerste
week dan 1
taak per dag doen, om te kijken hoe het gaat
hij schreeuwt dat dit niet besproken is (…)
gezien de hele manier van dit gesprek, heeft het geen zin om in welles nietes te blijven
hangen,
aangegeven dat ik nieuwe terugkoppeling zal sturen naar wg waarin ik opschrijf dat
hij niet ingezet
kan worden voor zijn werkzaamheden, dus nu arbeidsongeschikt is
wn is het daar mee eens. (…).”
3.5 In de terugkoppeling aan de werkgever schrijft de bedrijfsarts op 10 juli 2023: “Deze
terugkoppeling vervangt het advies zoals omschreven in de probleemanalyse. Uw
werknemer is arbeidsongeschikt. Er loopt een behandeltraject. Er staat een medische
ingreep gepland
binnen 2 a 3 weken. Daarna zal uw werknemer ook een paar weken niet inzetbaar zijn
voor
werkzaamheden.”
3.6 Met een nieuwe probleemanalyse van 14 juli 2023 stelt de bedrijfsarts vervolgens
de eerste
probleemanalyse van 4 juli 2023 bij. Naast een aantal lichamelijke beperkingen benoemt
de
bedrijfsarts in deze probleemanalyse, anders dan in de eerdere probleemanalyse, ook
beperkingen bij
het persoonlijk en sociaal functioneren:
“Verdelen van aandacht, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten”.
De prognose van alle beperkingen, zowel werk- als niet-werkgerelateerd, is gunstig.
Als advies
schrijft de bedrijfsarts:
“Vanwege een miscommunicatie tussen werknemer en bedrijfsarts is er 10 juli een nieuwe
terugkoppeling gestuurd naar werkgever. Vandaar dat de bedrijfsarts een nieuwe PA
opstelt en kan de
eerder opgestelde PA komen te vervallen.
Werknemer is momenteel arbeidsongeschikt.
Vanwege de beperkingen is hij nu niet inzetbaar voor zijn werkzaamheden. er staat
een medische
ingeep gepland over 2 weken.
Daarna zal werknemer moeten herstellen en revalideren.
Zodra de inzetbaarheid op peil is, kunnen de werkzaamheden weer opgebouwd worden.” De bedrijfsarts
tekent ook aan dat klager het eens is met dit advies.
3.7 Op 14 juli 2023 vindt nogmaals een telefoongesprek plaats tussen klager en de
bedrijfsarts.
Klager is weer boos, omdat ook de terugkoppeling van 14 juli 2023 niet zou kloppen.
Uit de
aantekeningen van het telefoongesprek in het medisch dossier komt naar voren dat bij
klager verwarring bestaat over de begrippen arbeidsgeschiktheid en arbeidsongeschiktheid.
Aan het eind van het gesprek wordt dit helder voor klager: “Uiteindelijk geeft hij aan dat hij snapt dat ik in terugkoppeling AO heb gezet. Wordt
eindelijk rustig. Gevraagd
of hij alles nu begrijpt, hij geeft aan van wel. Aangegeven dat ik dus aan wg doorgeef
dat hij AO
is, niet ingezet kan worden voor werk, en dat wij medische ingreep afwachten. Dat
we dat afwachten
en daarna verder gaan kijken. (…)
We sluiten het gesprek op een normale manier af (…).”
4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
3.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij:
a) dingen die hij in vertrouwen heeft verteld in strijd met haar beroepsgeheim aan
de werkgever
heeft meegedeeld;
b) hem niet serieus heeft genomen en op 10 juli 2023 (het college begrijpt: 4 juli 2023) ten
onrechte hersteld heeft verklaard; zij kon daarover geen oordeel geven zonder dat
zij informatie
bij de huisarts en de psycholoog had opgevraagd.
3.2 De bedrijfsarts verzoekt het college klager niet-ontvankelijk te verklaren en
de klacht dus
niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk
gaat
beoordelen, verzoekt de bedrijfsarts het college de klacht ongegrond te verklaren.
3.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
5.1 De bedrijfsarts brengt geen redenen naar voren waarom klager niet-ontvankelijk
zou zijn in
zijn klacht en het college ziet die ook niet. Het verweer van de bedrijfsarts ziet
op het antwoord
op de vraag of de klachten inhoudelijk terecht zijn. Het college komt daarom tot het
oordeel dat
klager ontvankelijk is in zijn klacht.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de
beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Waarom heeft de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld?
5.3 Volgens klager in klachtonderdeel a) heeft de bedrijfsarts haar beroepsgeheim
geschonden. Hij
onderbouwt dit door te stellen dat de bedrijfsarts een kantoor heeft op de locatie
van de werkplek,
waar de werkgever de gesprekken zou afluisteren. Andere werknemers zouden dit ook
zo ervaren. De
bedrijfsarts betwist vertrouwelijke informatie te hebben doorgegeven aan de werkgever.
Bij haar
spreekuur zit zij als enige op de begane grond van het bedrijfspand van de werkgever.
De werkgever zit op de eerste verdieping. Tussen de spreekkamer en de wachtruimte
is een tussendeur en in de wachtruimte speelt muziek.
5.4 Tegenover de gemotiveerde betwisting van de bedrijfsarts is het door klager
gestelde
onvoldoende voor toewijzing van dit klachtonderdeel. De spreekuursetting zoals die
naar voren komt
uit het verweer van de bedrijfsarts is passend. Als het waar zou zijn dat de werkgever
onrechtmatig
de gesprekken van de bedrijfsarts met werknemers zou afluisteren, dan zou de bedrijfsarts
daarvoor
niet persoonlijk aansprakelijk zijn. Dat de werkgever de spreekuurgesprekken zou hebben
afgeluisterd is echter niet onderbouwd. Klager heeft ook geen concrete voorbeelden
gegeven waaruit
dit zou kunnen worden afgeleid. Het college treft in de stukken, waaronder de zich
in het dossier
bevindende schriftelijke communicatie tussen de bedrijfsarts en de werkgever, ook
geen andere
aanwijzingen aan dat de bedrijfsarts haar geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden.
In haar
terugkoppelingen en probleemanalyses heeft zij geen informatie aan de werkgever doorgegeven
die zij
op grond van haar beroepsgeheim niet had mogen delen.
5.5 Klachtonderdeel a) is niet gegrond.
5.6 Volgens klachtonderdeel b) heeft de bedrijfsarts klager onvoldoende serieus
genomen en heeft
zij hem op 4 juli 2023 ten onrechte hersteld verklaard zonder eerst informatie te
vragen bij zijn
psycholoog en huisarts. Deze informatie was volgens klager nodig voor dat oordeel.
Klager stelt dat
hij psychische problemen had, zwaar overspannen was en medicatie en pijnstillers gebruikte,
waarbij
het sterk afgeraden was te werken. De bedrijfsarts stelt dat zij bij het spreekuur
van 4 juli 2023
van klager juist had begrepen dat hij weer volledig aan het werk wilde.
5.7 De klacht van klager is gedateerd op 6 juli 2023. Deze is bij het college per
post
binnengekomen op 10 juli 2023. Het lijkt er dus op dat klager bij het opstellen van
deze klacht nog
niet de inhoud van het telefoongesprek van 10 juli 2023 heeft kunnen meenemen. In
dit
telefoongesprek begint klager immers boos dat hij het BIG-nummer van de bedrijfsarts
wil hebben en
dat er een melding gemaakt gaat worden, terwijl er later in het gesprek overeenstemming
ontstaat
tussen hem en de bedrijfsarts in die zin dat zij alsnog oordeelt dat klager arbeidsongeschikt
is.
5.8 Kennelijk is er bij het spreekuur van 4 juli 2023 een misverstand ontstaan tussen
klager en
de bedrijfsarts over het antwoord op de vraag of klager zich arbeids(on)geschikt achtte.
Zoals ook
uit het verslag van dit spreekuur blijkt, dacht de bedrijfsarts dat klager weer volledig
aan het
werk wilde en adviseerde zij mede daarom de werkgever dat dit onder voorwaarden mogelijk
was. Gelet
op dit uitgangspunt heeft de bedrijfsarts in de probleemanalyse van 4 juli 2023 een
passend advies
gegeven, te weten dat klager weer een start kon maken met het werk, maar wel met een
taakopbouw.
Toen klager de bedrijfsarts in het telefoongesprek van 10 juli 2023 te kennen gaf
dat dit advies niet klopte en niet paste bij zijn situatie vanwege de naderende knieoperatie,
is de bedrijfsarts bij de terugkoppeling daarvan
aan de werkgever en in de nieuwe probleemanalyse aan de wensen van klager tegemoet
gekomen en heeft
zij hem alsnog arbeidsongeschikt geacht.
5.9 Uit het vorenstaande blijkt naar het oordeel van het college dat de bedrijfsarts
naar klager
heeft geluisterd en hem serieus heeft genomen. Het is niet van belang aan wie het
hiervoor vermelde
misverstand te wijten is, nu de bedrijfsarts haar oordeel heeft bijgesteld. Zij heeft
daarmee
zorgvuldig gehandeld. Gezien de korte verzuimduur die aan de orde was en omdat zij
meeging met het
verzoek van klager was het niet nodig dat de bedrijfsarts informatie zou opvragen
bij de huisarts
en psycholoog van klager.
5.10 Klachtonderdeel b) is niet gegrond.
Slotsom
5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht in alle onderdelen kennelijk
ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 12 december 2023 door N.B. Verkleij, voorzitter, C.H.
van Dijk,
lid-jurist, F.M. Brouwer, J. Dogger en R.P. van Straaten, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris.