ECLI:NL:TGZCTG:2023:164 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1711

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:164
Datum uitspraak: 06-12-2023
Datum publicatie: 06-12-2023
Zaaknummer(s): C2022/1711
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Het Centraal Tuchtcollege heeft een herzieningsverzoek van de huisarts toegewezen, omdat de door de huisarts meegebrachte getuige niet is gehoord. De zaak is verwezen naar het Regionaal Tuchtcollege voor nieuwe behandeling en het horen van de getuige. Ter zitting is gemachtigde van huisarts zonder getuige verschenen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat een openbare zitting bij uitstek de gelegenheid is om getuigen te horen. Het had de huisarts duidelijk moeten zijn dat getuige zou worden gehoord. Dat de huisarts heeft afgezien van het (laten) horen getuige ter zitting komt voor haar rekening en risico. Het Regionaal Tuchtcollege handhaaft de oorspronkelijke beslissing van het Centraal Tuchtcollege van 15 januari 2021. De huisarts is in beroep gekomen tegen deze beslissing. In beroep is als eerst de vraag aan de orde of tegen de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege, waarbij de beslissing van het Centraal Tuchtcollege is gehandhaafd beroep open staat. Dit is het geval. Het Centraal Tuchtcollege heeft de getuigen gehoord. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. 

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022.1711 van:
A., huisarts, werkzaam te B.,
appellante, verweerster in eerste aanleg,
gemachtigde mr. M.A. Feeburg te Utrecht,
tegen
C., wonende te D.,
verweerster in beroep, klaagster in eerste aanleg.
1.    Verloop van de procedure
1.1    C. - hierna klaagster - heeft op 30 augustus 2019 namens wijlen haar moeder: E. bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen A. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 
24 januari 2020, nummer 19/341, heeft dat college de klacht gegrond verklaard en aan de huisarts de maatregel van waarschuwing opgelegd.
1.2    De huisarts is van deze beslissing tijdig in beroep gekomen. Bij beslissing van 15 januari 2021, nummer C2020.076, heeft het Centraal Tuchtcollege het beroep verworpen. 
1.3     De huisarts heeft vervolgens bij het Centraal Tuchtcollege op grond van artikel 52 Wet op de beroepen in de individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) juncto artikel 23 e.v. Tuchtrechtbesluit BIG een verzoek ingediend tot herziening van de beslissing van 15 januari 2021. Bij beslissing van 10 januari 2022, nummer C2020.76H, heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat de huisarts een haar toekomend fundamenteel recht niet heeft kunnen uitoefenen, namelijk het doen horen van een getuige die uit de eerste hand kan verklaren over de behandeling van een patiënte waarover is geklaagd. Het Centraal Tuchtcollege heeft het herzieningsverzoek toegewezen en de zaak verwezen naar het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven om de meegebrachte getuige alsnog te horen en te beslissen of de beslissing van het Centraal Tuchtcollege waarvan herziening is verzocht, wordt gehandhaafd of wordt vernietigd. 
1.4    De naam van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven is gewijzigd in Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 
’s-Hertogenbosch.    
1.5    Bij beslissing van 30 augustus 2022, nummer E2022/3818, heeft het Regionaal Tuchtcollege ’s-Hertogenbosch de beslissing van het Centraal Tuchtcollege van 
15 januari 2021 gehandhaafd. 
1.6    De huisarts is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
1.7    Het Centraal Tuchtcollege heeft hierna van beide partijen nog correspondentie ontvangen.     
1.8     De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 maart 2023. Daar zijn verschenen de huisarts, bijgestaan door mr. M.A. Feeburg en klaagster, vergezeld van mevrouw F. De voorzitter heeft op de zitting medegedeeld dat vanwege ziekte van een collega mevrouw 
H.M. Wattendorff deel uitmaakt van de samenstelling van het college. Mevrouw Wattendorff heeft in een eerder stadium van de zaak een schriftelijk advies uitgebracht omtrent het namens de huisarts ingediende verzoek tot herziening. De huisarts heeft hier bezwaar tegen gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak daarom voor onbepaalde tijd aangehouden. 
1.9    Het Centraal Tuchtcollege heeft daarna van partijen nog correspondentie ontvangen. 
1.10    Het Centraal Tuchtcollege is op 23 oktober 2023 voor een deel in een andere samenstelling verder gegaan met de mondelinge behandeling van de zaak. Daar zijn verschenen de huisarts, bijgestaan door mr. M.A. Feeburg en klaagster. Van de kant van de huisarts zijn als getuigen gehoord: mevrouw G. en H. De door klaagster aangekondigde getuige, mevrouw F. is, met instemming van klaagster, niet gehoord. De zaak is op de zitting over en weer toegelicht. Partijen hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het Centraal Tuchtcollege en de wederpartij hebben overhandigd.
2.    Beslissing Regionaal Tuchtcollege ’s-Hertogenbosch d.d. 30 augustus 2022
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 
“4. De gang van zaken na de verwijzing
4.1    De (vaste) voorzitter van dit Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna ook: het college) heeft op grond van artikel 66 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: wet BIG) het vooronderzoek in deze zaak toegewezen aan een secretaris van het regionaal tuchtcollege, waarna de zaak door deze en een andere secretaris is behandeld. Na ontvangst van de stukken van het centraal tuchtcollege hebben zij het vooronderzoek gedaan en besloten dat de klacht op een openbare zitting van dit college diende te worden behandeld. Het verzoek van de huisarts om in een mondeling vooronderzoek een getuige te horen werd gemotiveerd afgewezen.
4.2    Bij brief van 30 juni 2022 is de huisarts door het college uitgenodigd voor de zitting van 21 juli 2022. Bij brief, binnengekomen op 4 juli 2022, heeft de huisarts een wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek betrof de leden van de zaakscombinatie die de zaak op 21 juli 2022 zouden behandelen. In het kader van dit wrakingsverzoek heeft het college kennis genomen van:
-     de brief van de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van 21 februari 2022;
-     de brief van de (vaste) voorzitter van het college van 1 maart 2022.
Voorafgaand aan de behandeling van het wrakingsverzoek heeft een lid van de zaakscombinatie zich teruggetrokken, omdat zij verweerster bleek te kennen. 
4.3    Op 20 juli 2022 heeft de wrakingskamer van dit college beslist dat de huisarts 
niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking ten aanzien van het lid dat zich heeft teruggetrokken. Wat betreft de overige leden van de zaakscombinatie is het verzoek tot wraking afgewezen.
4.4    Bij e-mail van 19 januari 2022, herhaald op 1 juli 2022, heeft klaagster het college bericht dat ook zij ter zitting een getuige wenst te laten horen. Het college heeft kennisgenomen van de e-mailwisseling naar aanleiding van het verzoek van 
19 januari 2022.
4.5    De klacht is ter openbare zitting van 21 juli 2022 behandeld. Klaagster was aanwezig, evenals de gemachtigde van de huisarts. De huisarts zelf was afwezig omdat zij, zo heeft haar gemachtigde ter zitting medegedeeld, die ochtend klachten had en positief op COVID-19 had getest. De gemachtigde van de huisarts heeft geen getuige meegebracht. Klaagster heeft wél een getuige meegebracht. Die is ter zitting gehoord.
5.    De overwegingen van het college
5.1    Het college heeft op de zitting van 21 juli 2022 aan partijen medegedeeld dat zij in de gelegenheid (zouden) worden gesteld de door hen meegebrachte getuigen te laten horen. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de huisarts geantwoord dat de getuige van de huisarts  - de praktijkverpleegkundige die betrokken was bij de zorgvraag van de patiënte waarop de klacht betrekking heeft - niet is verschenen omdat zij niet door het college is uitgenodigd. Daarom was het voor haar nog maar de vraag of zij, na zich reeds driemaal tevergeefs als getuige te hebben aangemeld, deze keer wel zou worden gehoord. Bovendien had zij in het mondeling vooronderzoek en in de beslotenheid daarvan moeten worden gehoord, zoals is bepaald in artikel 31 lid 2 van het Tuchtrechtbesluit BIG, jo. artikel 66 lid 2 Wet BIG, jo. artikel 68 Wet BIG. De huisarts meent dat haar deze mogelijkheid ten onrechte is ontnomen. Bij het verhoor van de getuige tijdens het vooronderzoek zou zijn gebleken dat klaagster in haar klacht kennelijk niet-ontvankelijk was, waarna een behandeling ter zitting niet meer aan de orde zou zijn geweest, aldus de gemachtigde van de huisarts. 
5.2    Het college stelt vast dat de (vaste) voorzitter van het college na de verwijzing een vooronderzoek heeft gelast. Daarmee is voldaan aan artikel 31 lid 1 Tuchtrechtbesluit BIG. Dit vooronderzoek heeft ook daadwerkelijk plaatsgehad. Het college, dat wil dus zeggen het college dat de zaak inhoudelijk behandelt (de zaakscombinatie), is niet betrokken geweest bij het vooronderzoek en heeft ook geen invloed gehad op de in het vooronderzoek genomen beslissingen. Het college verwijst naar en neemt over hetgeen de wrakingskamer in de beslissing van 20 juli 2022 onder 4.4 heeft geoordeeld.
5.3    Het college heeft, conform het hiervoor onder 3.2 door het centraal tuchtcollege geschetste kader voor de procedure na verwijzing, partijen de gelegenheid geboden de door hen meegebrachte getuigen ter zitting van 21 juli 2022 te laten horen. Door dit op zitting te doen, wordt voldaan aan de opdracht van het centraal tuchtcollege. Het gaat er immers om dat de schending van een fundamenteel rechtsbeginsel - het eerder niet horen van een meegebrachte getuige - ongedaan wordt gemaakt. Het college is van oordeel dat de openbare zitting daarvoor bij uitstek de juiste gelegenheid is. Als de getuige van de huisarts ter zitting was verschenen, hadden alle leden van het college alsmede partijen en hun gemachtigde de getuige vragen kunnen stellen. Op die wijze had het getuigenverhoor transparant kunnen plaatsvinden. Een dergelijke manier van horen draagt bij aan de openbaarheid van de tuchtrechtspraak, ook een fundamenteel rechtsbeginsel.  
5.4    De huisarts heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt, terwijl het voor haar voldoende duidelijk had moeten zijn dat de praktijkverpleegkundige daadwerkelijk door het college ter zitting als getuige zou worden gehoord. Juist om deze getuige te (doen) horen is de zaak naar dit college verwezen. Bovendien blijkt uit de brief van 21 februari 2022 van de secretarissen en de brief van 1 maart 2022 van de (vaste) voorzitter van het college, telkens aan de gemachtigde van de huisarts gericht, dat het de bedoeling was om de getuige op zitting te horen. Ten slotte is de gemachtigde van de huisarts in de brief van 30 juni 2022, waarbij de huisarts voor de zitting werd uitgenodigd, expliciet medegedeeld dat partijen getuigen voor de zitting kunnen uitnodigen. De huisarts (en haar gemachtigde) wensten de getuige te laten horen en dienden dan ook zelf de getuige voor de zitting uit te nodigen. Zij waren daarvan ook uitdrukkelijk op de hoogte gesteld. Het was dus niet aan het college om de getuige voor de zitting op te roepen. 
5.5    Dat de huisarts heeft afgezien van getuigenverhoor, dient voor haar rekening en risico te blijven. Aan de zijde van de huisarts zijn geen feiten naar voren gekomen die maken dat de beslissing van het centraal tuchtcollege van 15 januari 2021 niet kan worden gehandhaafd.
5.6    Aan de zijde van klaagster is ter zitting van 21 juli 2022 één getuige gehoord. De verklaring van deze getuige heeft geen feiten naar voren gebracht op grond waarvan de beslissing van het centraal tuchtcollege van 15 januari 2021 niet kan worden gehandhaafd.
5.7    De slotsom is dat deze beslissing wordt gehandhaafd.”
3.     Vaststaande feiten en omstandigheden
3.1    Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten zoals vastgesteld in overweging ‘3. Vaststaande feiten en omstandigheden’ van de beslissing van het Centraal Tuchtcollege van 15 januari 2021.
4.    Beoordeling van het beroep
4.1    De huisarts is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege ’s-Hertogenbosch van 30 augustus 2022. Het beroep van de huisarts heeft tot doel dat het Centraal Tuchtcollege klaagster alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Indien het Centraal Tuchtcollege klaagster wel ontvankelijk acht in haar klacht verzoekt de huisarts het Centraal Tuchtcollege de klacht ongegrond te verklaren. 
4.2    Het Centraal Tuchtcollege ziet zich als eerst gesteld voor de vraag of tegen de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege van 30 augustus 2022, waarbij de beslissing van het Centraal Tuchtcollege van 15 januari 2021 is gehandhaafd, beroep bij het college open staat. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat dit het geval is. Een beslissing van het regionaal tuchtcollege in na een na herziening verwezen zaak, die inhoudt dat de eindbeslissing waarvan herziening is gevraagd wordt gehandhaafd als bedoeld in artikel 32 lid 1 Tuchtrechtbesluit BIG, moet gelijk worden gesteld met een eindbeslissing als bedoeld in artikel 69 lid 2 Wet BIG waartegen op grond van artikel 73 lid 1 Wet BIG beroep kan worden ingesteld. 
4.3    De beroepsgronden van de huisarts richten zich tegen de procedure die het Regionaal Tuchtcollege na verwijzing heeft gevolgd. Deze beroepsgronden treffen geen doel. De behandeling bij het Centraal Tuchtcollege is bedoeld om eventuele verzuimen in de behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege in beroep te herstellen. Mocht er in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege sprake zijn geweest van procedurele gebreken, dan is dit hersteld door de behandeling van de zaak in beroep. 
Ontvankelijkheid
4.4    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van klaagster blijft het Centraal Tuchtcollege bij hetgeen in rechtsoverweging 4.4. van de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege van 15 januari 2021 is overwogen. De verklaringen van de getuigen hebben geen nieuw licht op de zaak geworpen. Het Regionaal Tuchtcollege 
’s-Hertogenbosch heeft terecht geen reden gezien om de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege van 15 januari 2021 op dit punt niet te volgen. Daaraan voegt het Centraal Tuchtcollege nog toe dat klaagster bij het indienen van haar klacht namens haar moeder gebruik heeft gemaakt van het klaagschriftformulier van de website van de tuchtcolleges. Op dit klaagschriftformulier heeft klaagster genoteerd dat zij klaagt namens haar moeder. Het klaagschriftformulier is door de moeder van klaagster ook ondertekend. Dit heeft te gelden als machtiging. Anders dan de huisarts heeft aangevoerd, is in dat geval een aparte schriftelijke machtiging niet vereist. Dat betekent dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht.
Inhoudelijke beoordeling
4.5    Het Centraal Tuchtcollege heeft het handelen van de huisarts nogmaals beoordeeld. De verklaringen van de getuigen op de zitting en hetgeen door partijen schriftelijk en mondeling naar voren is gebracht heeft bij het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot een ander oordeel dan dat de klachtonderdelen van de klacht 4.1(a) en 4.1(b) van de oorspronkelijke klacht slagen. Het Centraal Tuchtcollege acht de maatregel van waarschuwing passend. Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan ter voorlichting van de huisarts op te merken dat een waarschuwing betekent dat het handelen van de huisarts de tuchtrechtelijke toetsing niet doorstaat, maar dit handelen niet laakbaar wordt gevonden. Het beroep zal worden verworpen.
4.6    Om redenen ontleend aan het algemeen belang zal het Centraal Tuchtcollege bepalen dat onderhavige beslissing op na te noemen wijze wordt bekend gemaakt.
5.    De Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
verstaat dat de maatregel van waarschuwing gehandhaafd blijft;
bepaalt dat de beslissing ingevolge artikel 71 Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekend gemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg jurisprudentie en Medisch Contact.
Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter, 
M.W. Zandbergen en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen, en O.T.M. Schouten en 
M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten, en K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2023.
Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.