Zoekresultaten 411-420 van de 2805 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/2

    De klacht van het BFT valt, kort gezegd, uiteen in de volgende klachtonderdelen. Het BFT verwijt de notaris dat hij heeft gehandeld in strijd met de Beleidsregel integere beroepsuitoefening (hierna: de Beleidsregel). Het BFT houdt de notaris mede verantwoordelijk voor de door de kandidaat-notaris gepasseerde akte van oprichting van [Y B.V.]. Deze akte mist authenticiteit.      C.     De notaris heeft zijn poortwachtersrol onvoldoende vervuld bij twee aandelenoverdrachten. Klachtonderdeel A wordt gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat artikel 1 van de Beleidsregel van toepassing is op de (inhoudelijke) samenwerking tussen de notaris en de uit het ambt ontzette oud-notaris, die als (enige) werknemer werkte voor [Y B.V.]. Zou dat niet het geval zijn, dan zou de werking van deze bepaling kunnen worden ontlopen door een ontzette notaris (telkens) als werknemer van een zelfstandige entiteit, niet zijnde een notariskantoor, samen te laten werken met een notaris. Daarmee zou de bepaling feitelijk nauwelijks tot geen betekenis hebben. Klachtonderdeel B wordt ongegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel C wordt gegrond verklaard. Wat betreft de maatregeloplegging heeft de kamer overwogen dat - gezien de ernst van de verweten gedragingen en het feit dat een groot deel van de klachtonderdelen gegrond wordt verklaard - de optelsom zou kunnen zijn dat aan de notaris de zwaardere maatregel van berisping wordt opgelegd, maar daarvoor ziet de kamer te weinig grond. De notaris heeft blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen en nalaten ten aanzien van klachtonderdeel C. Hij heeft ook maatregelen getroffen ter verbetering van de naleving van zijn verplichtingen op grond van de Wwft. Zo heeft hij naar eigen zeggen zijn kantoorbeleid verbeterd en aangescherpt. In zijn verweerschrift heeft de notaris uitgebreid toegelicht op welke wijze hij dat heeft gedaan en heeft hij gewezen op een audit van zijn notariskantoor in november 2019, waarbij het kantoor “up to standards” werd bevonden. Daar komt bij dat de aan de notaris gemaakte verwijten betrekking hebben op het handelen/nalaten van de notaris in 2015, 2016 en 2017 en er sinds die tijd binnen het notariaat een behoorlijke ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de bewustwording op het gebied van integere beroepsuitoefening en de Wwft.   Verder weegt in het voordeel van de notaris mee dat hij een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft. Gezien het vorenstaande acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/83

    De klacht van klager valt (kort gezegd) uiteen in de volgende twee klachtonderdelen. 1. De notaris heeft onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid en de onafhankelijke wilsvorming van moeder. 2. De notaris weigert met een onterecht beroep op zijn geheimhoudingsplicht om informatie te verstrekken over de gang van zaken bij het opstellen en passeren van de volmacht. Klachtonderdeel 1 wordt ongegrond verklaard. Klachtonderdeel 2 wordt gegrond verklaard. De kamer heeft daartoe overwogen dat onder de geheimhoudingsplicht alleen valt wat de notaris als zodanig is toevertrouwd en waarvan de cliënt erop mocht vertrouwen dat het verborgen blijft voor anderen. De notaris heeft niet weersproken dat de vragen die hem door klager zijn gesteld, (grotendeels) de gang van zaken rond de totstandkoming van de volmacht betroffen. De notaris had klager, die daarbij een redelijk belang had, uitleg moeten geven over de gang van zaken rondom het opstellen en passeren van de volmacht, meer in het bijzonder over hoe zijn beoordeling van de wilsbekwaamheid en onafhankelijke wilsvorming van moeder heeft plaatsgevonden. Indien de notaris meende dat bepaalde zaken tóch onder zijn geheimhoudingsplicht vielen, had hij daarover in zijn correspondentie met klager uitleg moeten geven, hetgeen de notaris heeft nagelaten. Aan de notaris wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:47 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/372567 / KL RK 20-77

    De kamer is van oordeel dat de verwijten die klaagster de notaris maakt (onpartijdigheid, verwaarlozing zorg-, waarschuwings- en identificatie- en geheimhoudingsplicht, alsmede falen als partij-adviseur) geen van alle doel kunnen treffen. De ambtsverplichtingen waar klaagster haar verwijten op baseert, hoezeer deze uiteraard ook in deze zaak voor de notaris gelden, nemen immers niet weg dat de notaris op grond van zijn ministerieplicht gehouden was te voldoen aan het verzoek van de advocaat van [E.] om mee te werken aan de doorhaling van het recht van hypotheek in de vorm van het tekenen van een royementsvolmacht. Deze verplichting van klaagster berustte aanvankelijk op het verstekvonnis van 5 (hersteld op 6) februari 2020 en nadien (mede) op de uitkomst van het daartegen ingesteld verzet. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:21 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/5

    Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld bij het verzorgen van de algehele doorhaling van de in 2011 en 2013 ten behoeve van de bank op (onder meer) de percelen gevestigde hypotheekrechten. De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris de zorgvuldigheid heeft betracht die een behoorlijk handelend kandidaat-notaris betaamt. Zijn handelwijze getuigt niet van de door klagers gestelde verwijtbare partijdigheid. De bank was de enige die bevoegd was om de hypotheekrechten op te zeggen en daartoe een royementsvolmacht af te geven. Met de kandidaat-notaris is de kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris niet verplicht was om klagers te informeren over het doorhalen van de hypotheekrechten. Dat de bank abusievelijk akkoord is gegaan met algehele doorhaling van de beide hypotheekrechten is niet toe te rekenen aan de kandidaat-notaris. Op basis van de verstrekte kadastrale informatie in het royementsverzoek en in de royementsvolmacht was het aan de bank om te onderzoeken welke onroerende zaken nog waren ondergezet en of er nog leningen/kredieten liepen die door de hypotheekrechten waren veiliggesteld. In de gegeven omstandigheden ziet de kamer niet in wat er nog meer van de kandidaat-notaris verwacht had mogen worden, temeer nu een (kandidaat-) notaris in het algemeen geen invloed heeft op de handel- en werkwijze van de bank. Dat dat in dit geval anders zou zijn, is gesteld noch gebleken. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:22 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/1

    In deze procedure staat tussen partijen niet ter discussie dat de door het executoriaal beslag getroffen gelden tot aan de hoogte van de vordering van klager door de notaris aan de deurwaarder moesten worden overgemaakt en dat dit uiteindelijk ook is gebeurd. Klager verwijt de notaris echter dat hij de gelden te laat heeft overgeboekt. Los van de vraag op welke datum de gelden zijn overgeboekt door de notaris en op welke datum de gelden zijn ontvangen door de deurwaarder (de discussie hierover tussen partijen betreft slechts één werkdag verschil), volgt uit de gevoerde correspondentie dat de op 6/8 januari 2021 ontstane discussie tussen de notaris en de deurwaarder over de uitbetaling van de door het executoriaal beslag getroffen gelden nog liep op het moment dat klager op 8 januari 2021 deze klacht indiende tegen de notaris. Aangezien klager de uitkomst van de discussie niet heeft afgewacht, is de kamer van oordeel dat klager wel heel voortvarend en vasthoudend heeft gehandeld door deze klacht in te dienen en te handhaven. Hoewel aan klager kan worden toegegeven dat de notaris de gelden een paar dagen eerder had kunnen overmaken naar de deurwaarder, is de door de notaris gehanteerde betalingstermijn in de gegeven omstandigheden niet onoverkomelijk. De kamer is van oordeel dat uit de handelwijze van de notaris niet kan worden opgemaakt dat hij zich niet neutraal zou hebben opgesteld en de indruk zou hebben gewekt dat hij partijdig is. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:44 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/380805 / KL RK 20-146

    Klaagster verwijt de notaris dat hij de nalatenschap van haar ouders niet behoorlijk afwikkelt. Klacht op alle onderdelen ongegrond. De gemaakte verwijten komen niet vast te staan dan wel ontberen feitelijke grondslag.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:45 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/380852 / KL RK 20-148

    De notaris passeerde een akte van levering waarbij klagers eigenaar werden van een nieuw gebouwde woning op een nieuw perceel en één achtste deel van een mandelige toegangsweg. Op het oorspronkelijke perceel van de toegangsweg rustte een opstalrecht van Liander. De akte van levering maakte geen meling van dit opstalrecht en bepaalde daarentegen dat de grond onbezwaard werd geleverd. Weliswaar heeft de notaris het opstalrecht nadien middels een akte van waardeloosheid uit de kadastrale registratie verwijderd, echter dit neemt niet weg dat klagers terecht klagen over de onjuistheid van de akte van levering per datum van de akte. De klacht op dit punt is gegrond, maar  rechtvaardigt niet de oplegging van een maatregel. Klacht op overige punten geen zelfstandige betekenis en ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:46 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/384750 Kl RK 21-33

    De kamer overweegt dat ter beoordeling de vraag voorligt of de notaris gehouden was om op grond van de in artikel 21 lid 1 Wna opgenomen ministerieplicht de van hem verlangde akten te verlijden, of dat hij vanwege de door klagers gestelde feiten en omstandigheden nader onderzoek had moeten doen, bij gebreke waarvan hij zijn ministerie had moeten weigeren op grond van artikel 21 lid 2 Wna. De kamer komt tot de conclusie dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt dat hij zijn ministerie heeft verleend aan de gevraagde hypotheekakten. De statutaire bevoegdheidsbeperkingen van het bestuur hebben enkel interne werking. Bovendien waren er voor de notaris geen signalen dat de verhoudingen binnen de vennootschap verstoord waren.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:42 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/383946 KL RK 21-27

    De kamer heeft de klacht gegrond verklaard voor zover deze gaat over schending van de Belehrungspflicht ten aanzien van een tussen de notaris, klaagster en de kopers gesloten depotovereenkomst.   De kamer overweegt dat de overeengekomen depotovereenkomst mogelijk verstrekkende gevolgen voor klaagster kon hebben. Het lag daarom op de weg van de notaris om nadrukkelijk aandacht te besteden aan de verschillende scenario’s die in de depotovereenkomst waren uitgewerkt en deze voorlichting aan klaagster in zijn dossier vast te leggen. De notaris had klaagster expliciet moeten informeren over de consequenties als de woning na een jaar niet zou zijn opgeleverd en er geen gerechtelijke procedure aanhangig zou zijn (geweest). Zelfs als de stelling van de notaris juist zou zijn dat de overeenkomst aansloot bij de doelstelling(en) die klaagster en de kopers op voorhand hadden aangegeven, dan nog behoorde het tot de taak van de notaris om klaagster ten tijde van de ondertekening voor te lichten over de gevolgen van de verschillende opties in de overeenkomst en te verifiëren of de gemaakte keuzes aansloten bij haar wensen. Uit het feit dat klaagster geen noemenswaardige vragen over de verstuurde conceptakte heeft gesteld, mocht de notaris in elk geval niet zonder meer afleiden dat zij de inhoud volledig begreep en de gevolgen overzag. Dat geldt te meer nu uit het dossier had kunnen worden afgeleid dat de concept-akte was verstuurd zonder toelichting over de gevolgen. Uit de overgelegde verklaring van de kandidaat-notaris blijkt ook niet dat de notaris tijdens het passeren van de akte voldoende aandacht heeft besteed aan zijn Belehrungspflicht op grond van artikel 43 Wna. Zelfs al zou komen vast te staan dat de depotovereenkomst voorafgaand aan het passeren volledig is voorgelezen, dan blijkt hieruit niet dat klaagster is voorgelicht over de risico’s. Immers, een akte (gedeeltelijk) voorlezen is niet hetzelfde als een voorlichting geven over de mogelijke gevolgen van die akte. Gelet op voorgaande komt de kamer tot de slotsom dat uit hetgeen de notaris heeft aangevoerd onvoldoende blijkt dat klaagster is gewezen op de risico’s van de overeenkomst, hetgeen te meer klemt vanwege de mogelijk verstrekkende gevolgen van de overeenkomst. Daarom heeft de kamer dit deel van de klacht gegrond verklaard en aan de notaris een waarschuwing opgelegd.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:43 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/381647 / KL RK 20-157 C/05/381649 / KL RK 20-158

    De klacht is buiten de termijnen van artikel 99 lid 21 Wna ingediend. Klacht is niet-ontvankelijk op alle onderdelen.