ECLI:NL:TNORARL:2021:47 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/372567 / KL RK 20-77

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:47
Datum uitspraak: 29-01-2021
Datum publicatie: 21-09-2021
Zaaknummer(s): C/05/372567 / KL RK 20-77
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Registergoed
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer is van oordeel dat de verwijten die klaagster de notaris maakt (onpartijdigheid, verwaarlozing zorg-, waarschuwings- en identificatie- en geheimhoudingsplicht, alsmede falen als partij-adviseur) geen van alle doel kunnen treffen. De ambtsverplichtingen waar klaagster haar verwijten op baseert, hoezeer deze uiteraard ook in deze zaak voor de notaris gelden, nemen immers niet weg dat de notaris op grond van zijn ministerieplicht gehouden was te voldoen aan het verzoek van de advocaat van [E.] om mee te werken aan de doorhaling van het recht van hypotheek in de vorm van het tekenen van een royementsvolmacht. Deze verplichting van klaagster berustte aanvankelijk op het verstekvonnis van 5 (hersteld op 6) februari 2020 en nadien (mede) op de uitkomst van het daartegen ingesteld verzet. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/372567 / KL RK 20-77

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[K.] B.V.,

gevestigd te […],

klaagster

tegen

[N.],

notaris te […]

gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de klacht, met bijlagen, van 17 juni 2020

-        het verweer van de notaris van 25 augustus 2020

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 16 december 2020 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster, vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder [Kk.] enerzijds en de notaris vergezeld door zijn gemachtigde anderzijds.

2. De feiten

2.1 Bij verstekvonnis in kort geding van  5 februari 2020, gecorrigeerd bij herstelvonnis van 6 februari 2020, is op vordering van de eiseres, [E.], een door klaagster (gedaagde) ten laste van de eiseres gelegd derdenbeslag opgeheven. Tevens heeft de rechtbank  klaagster veroordeeld tot het geven van alle medewerking aan het doorhalen van het hypotheekrecht zoals gevestigd op de woning […] onder gelijktijdige voldoening van een bedrag van € 162.500,00 door [E.] aan [K.]. Een en ander onder verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van klaagster tot betaling van de proceskosten.

2.2 Bij brief van 11 februari 2020 heeft de notaris op verzoek van de advocaat van [E.] bedoeld vonnis toegezonden aan klaagster met het verzoek om, als hij voornemens is medewerking te verlenen aan het vonnis, telefonisch een afspraak te maken voor de ondertekening van een bijgevoegde royementsvolmacht.

2.3 Bij deurwaardersexploot van 13 februari 2020 is het vonnis betekend aan klaagster.

2.4 Bij brief van 18 februari 2020 heeft de notaris klaagster herinnerd aan de brief van

11 februari 2020.

2.5 Bij e-mail van 24 februari 2020 heeft klaagster de notaris laten weten niet aan het verzoek van de notaris als bedoeld in 2.2 te kunnen voldoen “omdat ik niet bekend ben met [E die opgevoerd wordt in het bijgevoegde vonnis (zie 2.1)”.

2.6 Bij e-mail bericht van 25 februari 2020 heeft de notaris klaagster bericht als volgt:

“ (…) In reactie op ons schrijven (van 11 en 18 februari jongstleden) met betrekking tot het vonnis zoals gewezen tegen [K.] B.V. geeft u aan niet bekend te zijn met [E.]. Van de advocaat van [E.]j heb ik begrepen dat dit een kennelijke schrijffout betreft en dat het betreft een vonnis met als eiser [E.].

Vanuit de advocaat van [E.] nogmaals het vriendelijke doch dringende verzoek om medewerking te verlenen aan het royement van het hypotheekrecht op de woning van [E.]. Gezien het feit dat het vonnis aan [K.] B.V. betekend is en de in het vonnis genoemde dwangsom thans lopende is, lijkt het verstandig om het hypotheekrecht met de nodige snelheid te royeren.

Wij wachten uw reactie af (…)”

2.7 Bij brief van 17 april 2020 heeft de notaris klaagster bericht als volgt:

“ (…) Van de advocaat van [E.] hebben wij begrepen dat u medewerking zal verlenen aan het royement van het hypotheekrecht op de [woning, adres] tegen ontvangst van een bedrag groot € 244.500,00.

Voor dit royement hebben wij een volmacht opgesteld, welke wij slechts kunnen gebruiken nadat de betreffende gelden conform uw opgave op een rekening van [K.] B.V. zijn gestort. Bijgaand treft u een kopie van deze volmacht.

Vriendelijk wil ik u verzoeken de originele volmacht tot royement op ons kantoor te komen ondertekenen. (…)”

2.8 Bij e-mail van 17 april 2020 is van de zijde van klaagster op de brief van de notaris van 17 april 2020 (zie 2.7) gereageerd als volgt:

“ (…) Zojuist ontving ik een volmacht tot vervallen verklaring hypotheekrecht.

In de bijlage bij dit e-mailbericht ontvang u alvast een kopietje van mijn paspoort waardoor u alvast in staat bent om de nog ontbrekende gegevens aan te vullen.

Tevens vermeld ik hierbij dat de bankrekening van [K.]B.V. is : (…)

Tot slot deel ik mede dat ik graag maandagmiddag aanstaande (20 april) in de middag de originele volmacht tot royement zou willen ondertekenen. (…) ”

2.9 Op 20 april 2020 is [Kk] op het kantoor van de notaris verschenen om namens klaagster de volmacht (als bedoeld onder 2.8) te ondertekenen, waarna de gelden (als bedoeld onder 2.7) aan klaagster zijn uitbetaald.

2.10 Bij brief van 6 mei 2020 heeft klaagster de notaris aangesproken op schending dan wel verwaarlozing van verschillende op de notaris rustende hierna te noemen wettelijke verplichtingen.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij bij zijn werkzaamheden in deze zaak in een aantal opzichten zijn ambtsverplichtingen heeft geschonden. De klacht valt in verschillende onderdelen uiteen. Deze onderdelen worden hierna vermeld en beoordeeld.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 De norm

4.1.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.1.2 Artikel 99 lid 2 bepaalt dat een ieder die daar een redelijk belang heeft, een klacht kan indienen tegen een notaris, toegevoegd notaris of een kandidaat-notaris.

4.1.3 Artikel 17 Wna bepaalt de notaris zijn ambt uitoefent in onafhankelijkheid en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt.

4.1.4  Artikel 21 Wna bepaalt dat de notaris verplicht is de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede, derde, en vierde lid.

4.1.5 Artikel 21 lid 2 bepaalt dat d e notaris verplicht is zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.

4.1.6 De notaris is, voor zover niet bij wet anders is bepaald, ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht. Dezelfde verplichting geldt voor de personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn voor al hetgeen waarvan zij kennis dragen uit hoofde van hun werkzaamheid.

4.2 Toetsing ontvankelijkheid

4.2.1 De notaris stelt zich op het standpunt dat klaagster geen redelijk belang heeft bij haar klacht die zich tegen de royementsvolmacht (zie 2.8) richt, aangezien klaagster met haar e-mail van 17 april 2020 zelf heeft voorgesteld heeft om op 20 april 2020 op het kantoor van de notaris over te gaan tot ondertekening van bedoelde volmacht. Bij die gelegenheid is volgens de notaris van de zijde van klaagster geen enkel bezwaar geuit tegen de gang van zaken. Klaagster bestrijdt dit en stelt haar bezwaren wel degelijk reeds in het gesprek van 20 april 2020 aan de orde te hebben gesteld.

4.2.2 De kamer overweegt als volgt. Het enkele feit dat klaagster haar bezwaren tegen de gang van zaken niet onmiddellijk kenbaar heeft gemaakt neemt niet weg dat zij een redelijk belang kan hebben bij indiening van een klacht over de kwestie. Bovendien zijn geen andere feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld moet worden dat klaagster geen redelijk belang heeft bij indiening van een klacht tegen de afwikkeling van het royement waarbij zij partij was. Klaagster wordt daarom in haar klacht ontvangen.

4.3 Toetsing inhoudelijk

4.3.1 Klaagster stelt dat de notaris in deze zaak heeft gehandeld in strijd met het gebod van onpartijdigheid, zorgplicht, waarschuwingsplicht en identificatieplicht. Bovendien heeft hij volgens klaagster als partij-adviseur gefaald. Tenslotte zou de notaris zijn geheimhoudingsplicht hebben geschonden en met de advocaat van [E.] tegen klaagster hebben samengespannen.

4.3.2 De kamer is van oordeel dat de verwijten die klaagster de notaris maakt geen van alle doel kunnen treffen. De ambtsverplichtingen waar klaagster haar verwijten op baseert, hoezeer deze uiteraard ook in deze zaak voor de notaris gelden, nemen immers niet weg dat de notaris op grond van zijn ministerieplicht gehouden was te voldoen aan het verzoek van de advocaat van [E.] om mee te werken aan de doorhaling van het recht van hypotheek in de vorm van het tekenen van een royementsvolmacht. Deze verplichting van klaagster berustte aanvankelijk op het verstekvonnis van 5 (hersteld op 6) februari 2020 en nadien (mede)  op de uitkomst van het daartegen ingesteld verzet.

4.3.3 Omstandigheden als bedoeld in artikel 21 lid 2 Wna (zie 4.1.5), op grond waarvan de notaris de gevraagde werkzaamheden had moeten weigeren, dan wel dat hij deze anders had moeten inrichten, zijn door klaagster niet gesteld en daarvan is uit de aangevoerde feiten en omstandigheden, in het bijzonder uit de inhoud van de gevoerde correspondentie, ook niet gebleken.

Hetzelfde geldt voor het verloop van de ondertekening van de royementsvolmacht op het kantoor van de notaris op 20 april 2020. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou volgen dat de notaris bij die gelegenheid [Kk.] dan wel [E.], niet conform de Wwft-voorschriften zou hebben geïdentificeerd.

4.3.4 Ook vormen de overige aangevoerde feiten en omstandigheden, voor zover deze zijn komen vast te staan, geen grond om aan te nemen dat de notaris in strijd met de door klaagster aangevoerde beroepsregels zou hebben gehandeld.

Het ligt niet op de weg van de notaris om de feitelijke dan wel juridische inhoud van een vonnis te toetsen en klaagster daarover te adviseren. Daarvoor kon klaagster zich tot een advocaat wenden, wat ze ook heeft gedaan. Van strijd met het gebod van onpartijdigheid en/of falen als partijadviseur door de notaris is in deze zaak dus geen sprake geweest.

Wel diende de notaris klaagster in het kader van de waarschuwings- en zorgplicht te wijzen op de mogelijke gevolgen van het weigeren van medewerking aan  de uitvoering van een bij vonnis uitgesproken veroordeling die is opgelegd onder verbeurte van een dwangsom. Dat heeft de notaris dus met de brief van 25 februari 2020 terecht gedaan.

Voor wat betreft de beweerdelijke schending van de geheimhoudingsplicht geldt dat de brief van 25 februari 2020 waarop dit verwijt ziet geen informatie als bedoeld in artikel 22 Wna bevat. Dit betekent dat ook het beroep van klaagster op schending van de geheimhoudingsplicht geen doel treft.

Voor de door klaagster gestelde samenspanning tussen de notaris en de advocaat van [E.] is bovendien geen enkele concrete aanwijzing aangedragen of vast komen te staan.

4.4 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, voorzitter, mr. R.C.C. van Leest, mr. S.V. Viveen, mr. J.A.H. Bruggemann en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

29 januari 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.