Zoekresultaten 13111-13120 van de 13721 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0606 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09234a

    Klaagster verwijt verweerder dat hij haar echtgenoot drie verschillende bloedverdunnende medicijnen heeft toegediend en dat hij aan haar geen informatie heeft verstrekt over de behandeling, de mogelijke gevolgen en eventuele alternatieven. Verweerder heeft gemotiveerd verweerder gevoerd. Het college is van oordeel dat het medicatiebeleid zeer zorgvuldig en naar de regelen der kunst is geweest. Vast staat dat het beleid met patiënt en klaagster is besproken. Het risico op een bloeding zoals zich korte tijd later heeft voorgedaan, is zodanig minimaal dat het niet nodig en gebruikelijk is de patiënt over dit risico te informeren. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0607 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09234b

    Klaagster verwijt verweerder dat hij haar echtgenoot drie verschillende bloedverdunnende medicijnen heeft toegediend en dat hij aan haar geen informatie heeft verstrekt over de behandeling, de mogelijke gevolgen en eventuele alternatieven. Verweerder heeft gemotiveerd verweerder gevoerd. Het college is van oordeel dat het medicatiebeleid zeer zorgvuldig en naar de regelen der kunst is geweest. Vast staat dat het beleid met patiënt en klaagster is besproken. Het risico op een bloeding zoals zich korte tijd later heeft voorgedaan, is zodanig minimaal dat het niet nodig en gebruikelijk is de patiënt over dit risico te informeren. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0608 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09234c

    Klaagster verwijt verweerder dat hij haar echtgenoot drie verschillende bloedverdunnende medicijnen heeft toegediend en dat hij aan haar geen informatie heeft verstrekt over de behandeling, de mogelijke gevolgen en eventuele alternatieven. Verweerder stelt dat hij geen enkele bemoeiing met de behandeling heeft gehad, zodat klaagster niet-ontvankelijk is. Voor het college is komen vast te staan dat verweerder inderdaad geen enkele bemoeiing met de zaak heeft gehad. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0603 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 041/2009

    Klacht tegen neuroloog. Bij patiënte is in 2001 de diagnose epilepsie gesteld. Zij is hiervoor bij verweerder onder behandeling. In 2004 wordt zij onder de douche onwel. Verweerder is van oordeel dat dit geen epileptisch insult is. In 2005 heeft verweerder een verklaring geschreven voor het CBR voor het nemen van rijlessen. In mei 2007 is begonnen met afbouw van de medicatie. Patiënte komt in juni 2007 om bij een auto ongeluk. Klagers verwijten verweerder onder meer het bagatelliseren van de klacht, het nemen van oongeloorloofde riscico's met de toestemming het rijbewijs te mogen halen en het niet geven van een rijverbod na het voorstel de medicatie af te bouwen. Het college is van oordeel dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat er in 2004 in ieder geval sprake was van een bewustzijnstoornis en hij heeft op dat punt niet gehandeld conform paragraaf 7.3 van de regeling van het CBR "Eisen aan de medische rijgeschiktheid". Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0604 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 137/2008

    Klager verwijt verweerder, bedrijfsarts, dat hij tekortgeschoten is in de zorg die van hem mocht worden verwacht door onder meer zijn superviserende taken onvoldoende uit te voeren. Verweerder was belast met superviserende taken en klachtafhandeling, en had de eindverantwoording voor het waarborgen van kwaliteit en deskundige verzuimbegeleiding. Het college acht de klacht gegrond maar ziet af van het opleggen van een maatregel omdat verweerder in zekere zin het slachtoffer was van de werkdruk die hij ervoer bij zijn organisatie.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0605 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 144/2008

    Verweerder was basisarts en onder supervisie werkzaam als bedrijfsarts. De klacht houdt onder meer in dat verweerder klager een ondeugdelijk advies heeft gegeven en geen informatie heeft gegeven over een onafhankelijk deskundigenoordeel bij het UWV. De klacht wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0601 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 267/2009

    Betrekkelijk zeldzame schouder fractuur na trauma, geen traumatische bursitis zoals aanvankelijk gediagnosticeerd. Na paar weken werd atrofie van de musculus infraspinatus vastgesteld. Er bleek sprake van dislocatie van de tuberculum majus. Gelet op bij anamnese vertelde trauma, tegen deur gelopen, de zeldzaamheid van de uiteindelijke diagnose, welke eigenlijk alleen door een val op ene gestrekte arm kan plaatsvinden, heeft verweerder van een traumatische bursitis mogen uitgaan en daarvoor behandeling, middels een kenacort injectie mogen inzetten. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0602 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 216/2009

    Klacht tegen verpleegkundige in thuiszorgsituatie betreffende ophoging zuurstoftoediening. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0610 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09171

    Klager klaagt over het niet behandelen van haar (inmiddels overleden) echtgenoot volgens de professionele standaard. Het college is van oordeel dat verweerder bij de gepresenteerde klachten volgens de hematurie-richtlijn een urinecytologie en cystoscopie had moeten laten verrichten. Verweer had, toen hij afweek van deze richtlijn beter moeten motiveren en registreren. Door zowel de onderzoeken niet te laten verrichten als onvoldoende te documenteren waarom van de richtlijn afgeweken wordt, kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klacht wordt daarom gegrond verklaard en verweerder krijgt een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0609 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09215

    Klagers klagen over het feit dat zij onvoldoende informatie hebben gekregen van verweerder over het optreden van cognitieve achteruitgang na profylactische schedelbestraling en dat de dosering van de gehanteerde bestraling te hoog zou zijn. Het college is van oordeel dat verweerder klagers niet heeft hoeven informeren over eerdergenoemde cognitieve achteruitgang, nu het optreden hiervan niet als bijwerking van de radiotherapie kan worden gezien. Daarnaast heeft verweerder gehandeld volgens de geldende richtlijn qua stralingsdosering en kan hem dus geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klacht wordt ongegrond verklaard.