Zoekresultaten 911-920 van de 20606 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:229 Raad van Discipline Amsterdam 23-750/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de voormalig eigen advocaat. Omdat de feitelijke grondslag voor de klacht ontbreekt, is de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:241 Hof van Discipline 's Gravenhage 230182

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:235 Hof van Discipline 's Gravenhage 230211

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:319 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-162/AL/MN/D

    Dekenbezwaar over voormalig advocaat. De preliminaire verweren tot niet-ontvankelijkverklaring van de deken worden door de raad verworpen. Zo ook het verweer dat de lokale deken volgens verweerder in een e-mail van 3 februari 2022 afstand zou hebben gedaan van het recht om later nog een dekenbezwaar in te dienen. De raad begrijpt die e-mail zo dat de toenmalige deken de op 31 januari 2022 tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraken namens de Algemene Raad heeft bevestigd. Die afspraken waren, daar zijn de deken en verweerder het over eens, dat de Algemene Raad de klacht zou intrekken na uitschrijving van verweerder en de Algemene Raad daarna geen klacht meer over verweerder zou indienen en dat daarna lopende of nieuwe klachten over verweerder door de lokale deken nog onderzocht zouden worden. De raad volgt verweerder niet in het verdere standpunt dat deze tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraak óók zou gelden voor de lokale deken, die als afgeleid orgaan van de NOvA zou moeten worden gezien. De lokale deken is geen van de NOvA afgeleid orgaan, maar heeft een eigen positie met eigen, in de wet verankerde bevoegdheden, waaronder het indienen van een dekenbezwaar over een advocaat. Dat voornoemde e-mail wellicht wat minder gelukkig geformuleerd is, kan de raad aan verweerder toegeven, maar dat betekent niet dat de voormalige deken, gelet op de hiervoor geschetste context, afstand heeft gedaan van het recht als lokale deken om een dekenbezwaar over verweerder in te dienen. Daarom stond de tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraak niet in de weg aan de indiening van dit dekenbezwaar. Van vermeende strijdigheid met het ne bis in idem-beginsel althans het vertrouwensbeginsel is dan ook geen sprake. De raad oordeelt het dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft, gezien zijn onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 5,5 jaar voor zeer ernstige strafbare feiten begaan als advocaat, absoluut ongeoorloofd gehandeld en evident niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Ook heeft hij in strijd gehandeld met de in de Voda genoemde onderzoeksplicht en gedragsregel 11 geschonden. Daarnaast heeft verweerder met zijn handelen op zeer ernstige wijze de kernwaarden onafhankelijkheid, integriteit en geheimhouding geschonden als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet. Doordat verweerder tijdens de rechtsbijstand van zijn gedetineerde cliënt bovendien zijn wettelijke privileges als advocaat heeft misbruikt, heeft dat geleid tot aangescherpte maatregelen onder meer in de EBI. Het handelen van verweerder heeft niet alleen een ernstige impact en negatieve afstraling op de eigen beroepsgroep gehad, maar ook maatschappelijk tot veel onrust geleid over de bijzondere rechtspositie van een advocaat die volgens de huidige regels ook eigen familie mag bijstaan. Dat dit laatste punt zowel binnen als buiten de beroepsgroep tot vragen leidt is begrijpelijk omdat in deze zaak is komen vast te staan dat verweerder, door de rechtsbijstand aan zijn gedetineerde neef, ook de kernwaarde onafhankelijkheid op ernstige wijze heeft geschonden. Alhoewel verweerder al is uitgeschreven van het tableau rechtvaardigt de ernst van zijn gedragingen naar het oordeel van de raad nog maar één maatregel en dat is schrapping van het tableau.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:256 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-618/DH/DH/D

    Dekenbezwaar. Belemmering van de deken in diens toezichthoudende rol. Verweerster heeft langdurig niet voldaan aan de verplichting om alle gevraagde informatie aanstonds aan de deken te verstrekken, ondanks herhaalde verzoeken. De wel aangeleverde gegevens waren bovendien deels onjuist. Verweerster heeft daarnaast twee jaar op rij niet aan haar opleidingsverplichtingen gedaan of de eerdere tekorten in te halen. Onvoorwaardelijke schorsing van 26 weken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:145 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-583/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft niet voldoende regie genomen. Het aannemen van een passieve houding bij een cliënt die zelf actief stappen onderneemt is mogelijk, maar dan moet de advocaat daarover duidelijk zijn met de cliënt. Verweerder is zijn gedane toezeggingen niet nagekomen. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:236 Hof van Discipline 's Gravenhage 230189

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:250 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-334/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht van erfgenamen tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft in het verleden opgetreden voor de (inmiddels overleden) vader van klaagsters. Nu treedt verweerster op tegen de erfgenamen. Klaagsters kunnen niet worden aangemerkt als (oud-)cliënten. Hoewel het ongemak van klaagster invoelbaar is, is er geen sprake van (schijn van) belangenverstrengeling. Fundamentele belang dat een cliënt niet lichtvaardig van de vrije advocaatkeuze mag worden afgehouden, is doorslaggevend. Klacht ongegrond. Ook klacht over onnodig grieven ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:320 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-727/AL/OV/D

    Dekenbezwaar (en op de zitting ingetrokken 60b-verzoek, omdat verweerder zich net voor de zitting heeft uitgeschreven als advocaat). Naar het oordeel van de raad heeft verweerder, die geen verweer heeft gevoerd, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast heeft hij in strijd gehandeld met de bepalingen in de Verordening op de advocatuur (Voda) die zien op het voeren van een gedegen kantoororganisatie. Ondanks de meermaals door de deken aan verweerder geboden gelegenheid heeft verweerder na het kantoorbezoek in april 2022 niet de vereiste informatie aan de deken aangeleverd. Verweerder heeft uitstelgedrag vertoond en is zijn toezeggingen aan de deken telkens niet nagekomen. Daardoor en door zich vanaf enig moment bovendien voor de deken onbereikbaar te houden, heeft hij de deken op ernstige wijze gefrustreerd in haar toezichthoudende taak (gedragsregel 29). Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met de kernwaarden onafhankelijkheid, deskundigheid en financiële integriteit (artikel 10a Advocatenwet). De raad maakt zich ernstig zorgen over de financiële situatie en in het bijzonder over de financiële integriteit van verweerder die veel schulden heeft en daarover in procedures is verwikkeld. Verweerder heeft daarover geen openheid willen geven aan de deken. Deze ernstige feiten, in combinatie met de de eerdere tuchtrechtelijke uitspraken over verweerder die ook met financiële tekortkomingen van zijn kant te maken hebben, rechtvaardigt nu de maatregel van schrapping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:146 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-259/DB/OB

    Verzet ongegrond.