ECLI:NL:TAHVD:2023:235 Hof van Discipline 's Gravenhage 230211

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:235
Datum uitspraak: 03-08-2023
Datum publicatie: 18-12-2023
Zaaknummer(s): 230211
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Verwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht niet verwezen.

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 3 augustus 2023

in de zaak 230211

naar aanleiding de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 DE FEITEN 

1.1 Op 4 januari 2023 heeft het hof van klager een klacht ontvangen gericht tegen mr. H, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Rotterdam. De klacht tegen mr. H hield verband met zijn onderzoek naar de klacht tegen mr. G.

1.2 Bij beslissing van 1 februari 2023 is de klacht tegen mr. H voor onderzoek en behandeling verwezen naar verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (zaak 230005).

1.3 Op 18 juli 2023 heeft verweerder schriftelijk zijn visie gegeven op de klacht van klager tegen mr. H.

1.4 Bij brief van 31 juli 2023 heeft klager zicht tot (de voorzitter van) het hof gericht.

2 DE BEOORDELING

Verwijzingsverzoek

2.1 Uit zijn brief van 31 juli 2023 aan het hof blijkt dat klager het met de wijze van onderzoek naar de klacht tegen mr. H en de visie van verweerder niet eens is. Klager verwijt verweerder “een gebrek aan moreel maatschappelijke verantwoordelijkheid door op formalistische wijze [zijn] beslissing tot onderzoek en afhandeling af te doen”.

2.2 Voor zover de brief van 31 juli 2023 als een klacht tegen verweerder moet worden aangemerkt overweegt de voorzitter het volgende.

2.3 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal het verzoek daartoe echter afwijzen en licht dit als volgt toe.

2.4 De voorzitter leidt uit de brief van verweerder van 18 juli 2023 af dat het onderzoek naar de klacht is verlopen op de gebruikelijke wijze. Klager heeft zijn klacht nader kunnen toelichten. Mr. H heeft schriftelijk verweer gevoerd, klager heeft daarop geantwoord en mr. H heeft afsluitend gereageerd. Vervolgens heeft verweerder zijn visie op de zaak gegeven.

2.5 De voorzitter overweegt dat juist voor de situatie waarin een klager zich niet kan vinden in de visie van de deken de mogelijkheid bestaat om een klacht aan de raad van discipline voor te leggen. Deze mogelijkheid staat voor klager nog open in verband met de klacht tegen mr. H. De klacht tegen verweerder kan niet worden gebruikt als rechtsmiddel tegen de klager onwelgevallige visie van verweerder op de klacht tegen mr. H. Het recht om een tuchtklacht tegen een deken in te dienen is immers niet bedoeld om de visie van de deken in een andere zaak aan de kaak te stellen.

Verzoek aan de voorzitter om te oordelen over de klacht tegen mr. G.

2.6 Uit klagers brief van 31 juli 2023 blijkt dat hij ook ontevreden is over het onderzoek dat is verricht naar de klacht tegen mr. G. Klager legt daarom zijn klacht terug bij de voorzitter van het hof "ter beoordeling en beslissing in rem".

2.7 De voorzitter begrijpt het verzoek aldus dat het klagers wens is dat (de voorzitter van) het hof oordeelt over de klacht tegen mr. G. Aan dit verzoek zal geen gehoor worden gegeven. Voor bemoeienis van het hof bij de klachtzaak tegen mr. G bestaat (op dit moment) namelijk geen wettelijke grondslag.

2.8 Na het onderzoek door de deken kan een klacht worden voorgelegd aan de raad. Uit het dossier blijkt dat mr. H zijn onderzoek naar de klacht tegen mr. G heeft afgerond met een dekenvisie van 13 december 2022. Gebruikelijk is dat een klager in de dekenvisie wordt gewezen op de mogelijkheid om de klacht, na tijdige betaling van griffierecht, voor te leggen aan de raad van discipline. Of klager van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt blijkt niet uit het dossier. Voor het hof is in de klachtzaak tegen mr. G pas een rol weggelegd als de raad over die kwestie heeft geoordeeld en, bovendien, tegen de beslissing van de raad een rechtsmiddel is ingesteld.

3 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

3.5 wijst het verzoek voor zover aangemerkt tot verwijzing van voormelde klacht van klager tegen verweerder voor onderzoek en afhandeling af;

3.6 wijst ook het meer of anders verzochte af.



Deze beslissing is gewezen op 3 augustus 2023 door mr. J. Blokland, voorzitter.

voorzitter

De beslissing is verzonden op 3 augustus 2023.