Zoekresultaten 1581-1590 van de 2483 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:240 Raad van Discipline Amsterdam 23-453/A/A

    Raadsbeslissing. De klacht heeft deels betrekking op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van vereffenaar. Verweerder wordt verweten dat de voorlopige boedelbeschrijving grove onjuistheden en nalatigheden bevat, dat verweerder heeft gefactureerd voor werkzaamheden die klager in feite zelf heeft verricht en dat verweerder niet is opgetreden tegen wandaden van de andere erfgenaam. De raad oordeelt dat verweerder zich bij de vervulling van de functie van vereffenaar niet zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd. Verweerder heeft steeds een goed te volgen verweer gevoerd tegen de aangevoerde klachten en in dat licht heeft klager zijn klachten onvoldoende onderbouwd.  Klager verwijt verweerder verder dat hij ten onrechte als zijn advocaat is opgetreden in een civiele procedure, terwijl hij die procedure had moeten voeren in zijn hoedanigheid als vereffenaar. Verweerder heeft in dit geval voldoende aangevoerd dat er geen enkele sprake was van tegenstrijdige belangen tussen de twee functies die hij bekleedde. Een positief resultaat in de civiele procedure zou ten goede komen van de boedel. Klager heeft onvoldoende aangetoond dat hij financieel nadeel heeft geleden, omdat alle kosten die verweerder in rekening heeft gebracht als advocaat van klager gedekt werden door diens rechtsbijstandsverzekering. Alle klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:278 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5682

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster is twee jaar in behandeling geweest bij de gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft klaagster (onder meer) gediagnosticeerd met trekken van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en een obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Klaagster maakt de gz-psycholoog meerdere verwijten, onder meer over het (te laat) bespreken van de diagnose, de wijze van bejegening en het niet eerder beëindigen van de therapie. Het college stelt vast dat in het dossier is genoteerd dat de gz-psycholoog twee tot drie maanden na de start van de therapie heeft gesproken over de diagnose en oordeelt daarom dat de gz-psycholoog niet te lang gewacht heeft met het bespreken van de diagnose. Wat betreft een gegeven schouderklopje en het tijdens het handen schudden leggen van zijn hand op de hand van klaagster (beiden door de gz-psycholoog erkent), concludeert het college dat dit niet leidt tot tuchtrechtelijk klachtwaardig handelen. Het college kan de gz-psycholoog volgen in zijn uitleg dat hij alleen contact wilde maken met klaagster. Een korte aanraking (zoals een schouderklopje) kan uitdrukking zijn van de steunende attitude van de gz-psycholoog, hoewel een gz-psycholoog hier wel voorzichtig mee moet omgaan en zich bewust moet zijn van de therapeutische relatie. Naar het oordeel van het college heeft de gz-psycholoog de professionele grenzen niet overschreven. Over de beëindiging van de therapie overweegt het college dat beide partijen erkennen dat de werkrelatie moeizaam was en dat uit het dossier blijkt dat de gz-psycholoog meerdere keren met klaagster heeft gesproken over het eindigen van de therapie, maar dat klaagster dit niet wilde. De gz-psycholoog heeft toegelicht dat hij klaagster, ondanks zijn twijfels bij het laten voortduren van de behandeling, tijd en ruimte heeft willen geven in de hoop dat de werkrelatie zou verbeteren. Het college kan de gz-psycholoog in deze afweging volgen. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:241 Raad van Discipline Amsterdam 23-470/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels gegrond. De klachten stranden niet op het ne bis in idem-beginsel. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in strijd met gedragsregel 6 lid 2 klaagster niet deugdelijk van zijn voornemen haar te dagvaarden op de hoogte te stellen en haar in dat verband om haar verhinderdata te vragen. Klachtonderdeel a) is gegrond. Klachtonderdeel b) is ongegrond. Verweerder brengt slechts de standpunten van zijn cliënt naar voren. Dat klaagster het daarmee niet eens is, maakt dit geen klachtwaardig gedrag. De raad ziet aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel. Hierbij betrekt de raad de omstandigheid dat klaagster door de handelwijze van verweerder slechts minimaal in haar belangen is geschaad. Klaagster heeft, niet na ontvangst van de conceptdagvaarding, noch na ontvangst van de betekende dagvaarding, contact opgenomen met verweerder of de rechtbank en verzocht om een andere of latere zittingsdatum of anderszins bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken. Klaagster heeft ook niet aanstonds een klacht ingediend tegen verweerder, maar hij heeft daar zeer lang mee gewacht tot op één dag voor de wettelijke vervaltermijn. Ten slotte speelt mee dat verweerder zijn excuses heeft aangeboden en inziet dat zijn handelswijze niet juist was.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:235 Raad van Discipline Amsterdam 23-457/A/NH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:279 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5741

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster is twee jaar in behandeling geweest bij de psychotherapeut. De psychotherapeut heeft klaagster (onder meer) gediagnosticeerd met trekken van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en een obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Klaagster maakt de psychotherapeut meerdere verwijten, onder meer over het (te laat) bespreken van de diagnose, de wijze van bejegening en het niet eerder beëindigen van de therapie. Het college stelt vast dat in het dossier is genoteerd dat de psychotherapeut twee tot drie maanden na de start van de therapie heeft gesproken over de diagnose en oordeelt daarom dat de psychotherapeut niet te lang gewacht heeft met het bespreken van de diagnose. Wat betreft een gegeven schouderklopje en het tijdens het handen schudden leggen van zijn hand op de hand van klaagster (beiden door de psychotherapeut erkent), concludeert het college dat dit niet leidt tot tuchtrechtelijk klachtwaardig handelen. Het college kan de psychotherapeut volgen in zijn uitleg dat hij alleen contact wilde maken met klaagster. Een korte aanraking (zoals een schouderklopje) kan uitdrukking zijn van de steunende attitude van de psychotherapeut, hoewel een psychotherapeut hier wel voorzichtig mee moet omgaan en zich bewust moet zijn van de therapeutische relatie. Naar het oordeel van het college heeft de psychotherapeut de professionele grenzen hierbij niet overschreven. Over de beëindiging van de therapie overweegt het college dat beide partijen erkennen dat de werkrelatie moeizaam was en dat uit het dossier blijkt dat de psychotherapeut meerdere keren met klaagster heeft gesproken over het eindigen van de therapie, maar dat klaagster dit niet wilde. De psychotherapeut heeft toegelicht dat hij klaagster, ondanks zijn twijfels bij het laten voortduren van de behandeling, tijd en ruimte heeft willen geven in de hoop dat de werkrelatie zou verbeteren. Het college kan de psychotherapeut in deze afweging volgen. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:242 Raad van Discipline Amsterdam 23-637/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Van de wijze waarop verweerster met een taxateur/makelaar heeft gecommuniceerd over de uit te voeren taxatie van een woning, namelijk door een standpunt in te nemen over een minimale taxatiewaarde van de woning die in de ogen van haar cliënt reëel was, kan verweerster naar het oordeel van de raad een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Van de inhoud, bewoordingen en strekking van de e-mail van verweerster gaat een ongepaste, oneigenlijke druk richting de taxateur uit. Klachtonderdeel a) is gegrond. Klachtonderdeel b) is ongegrond. Niet gebleken is dat verweerster herhaaldelijk de pogingen om de echtscheiding na bijna zes jaar tot een goed einde te brengen, met onwaarheden en ander onprofessioneel gedrag, heeft gefrustreerd en belemmerd. Aan verweerster wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:236 Raad van Discipline Amsterdam 23-442/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat. Verweerder heeft in voldoende mate een risico-inschatting van de zaak gegeven. Verder is voldoende gebleken dat verweerder klager erop heeft gewezen dat hij mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, maar zijn kantoor die zaken niet doet en dat klager bij het verstrekken van de opdracht aan verweerder bewust afziet van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat staat in de opdrachtbevestiging en heeft verweerder bovendien tijdens zijn eerste overleg aan klager meegedeeld. Ook overigens heeft verweerder niet verwijtbaar gehandeld.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:55 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/423850 KL RK 23-83

    De notaris heeft gehandeld in strijd met de artikelen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De notaris heeft de klachten niet weersproken. De kamer acht de klachten gegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:195 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5653

    Klacht tegen een tandarts die volgens klager onterechte declaraties/facturen stuurt, verrichtingen uitvoert zonder uitleg en toestemming en zonder voorafgaande kostenopgave. Het college komt tot het oordeel dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht grotendeels ongegrond, één klachtonderdeel niet-ontvankelijk.   

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5192

    In verband met het overlijden van patiënte wordt ambulanceverpleegkundige verweten dat hij (de klachten van) patiënte onvoldoende serieus heeft genomen, onvoldoende onderzoek heeft verricht en niet tot een juiste diagnose/werkhypothese is gekomen en ten onrechte geweigerd heeft haar te vervoeren naar het ziekenhuis. Beroep op niet-ontvankelijkheid afgewezen. Negeren van alarmsignalen. Onvoldoende onderzoek en onvoldoende uitvraag. Klachten niet serieus genomen. Patiënte had naar het ziekenhuis vervoerd moeten worden. Berisping en publicatie.