Zoekresultaten 2471-2480 van de 42263 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:88 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1334

    Klacht tegen een arts op de spoedeisende hulp. De klacht betreft de begin 2015 overleden moeder van klaagster, patiënte. Patiënte was hoogbejaard en in verband met bewustzijnsdaling en een verdenking op dehydratie door de huisartsenpost naar de spoedeisende hulp doorgestuurd. Daar is zij door beklaagde gezien. Daags na opname is patiënte overleden. Klaagster verwijt beklaagde onder meer dat zij bij de opname ten onrechte met de vochttoediening is gestopt, ten onrechte heeft nagelaten patiënte te stabiliseren/behandelen en op misleidende wijze heeft gecommuniceerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4697

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is van mening dat de bedrijfsarts een verkeerd advies heeft gegeven over zijn geschiktheid om te werken, klager niet serieus heeft genomen doordat hij zelf geen onderzoek heeft gedaan, en relevante informatie van de huisarts heeft genegeerd. Het college overweegt dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de bedrijfsarts bepaalde klachten van klager, of gevolgen van zijn klachten, niet bij de beoordeling heeft betrokken. Het is vervolgens aan de werkgever om rekening te houden met die beperkingen en adviezen. Dat klager ontevreden is over de toepassing door de werkgever van de adviezen van de bedrijfsarts, kan niet aan de bedrijfsarts worden verweten. Verder stelt het college vast dat de bedrijfsarts bekend was met de onderneming, omdat hij daar al lange tijd werkzaam was. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de bedrijfsarts meer had moeten doen, zoals actief controles op de werkplek uitvoeren, of verder navraag doen. Het college volgt de bedrijfsarts in diens inschatting dat hij zonder voorafgaand zelfstandig onderzoek op de werkplek, al voldoende kennis en inzicht had om de situatie te beoordelen. De bedrijfsarts had al adviezen gegeven over de werkhervatting rekening houdend met de beperkingen. Wat betreft het derde klachtonderdeel overweegt het college dat de discussie met de huisarts niet zozeer over de klachten en beperkingen ging, maar over de oorzaak van de klachten. Het maakte de inschatting van de bedrijfsarts ten aanzien van de beperking niet anders. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1452 en C2022/1453

    Klacht tegen plastisch chirurg. Klaagster meldde zich met een wens voor een hals- en kaaklijncorrectie bij de kliniek waar de plastisch chirurg destijds werkzaam was. De plastisch chirurg zag klaagster voor het eerst eind september 2018. Bij dat consult was ook een consulent aanwezig die (zo nodig) vanuit het Duits voor klaagster vertaalde. De ingreep vond plaats in oktober 2018. Klaagster was niet tevreden met het resultaat van de operatie. Nadien heeft veelvuldig mailcontact plaatsgevonden over een herstelbehandeling. Deze herstelbehandeling heeft in november 2019 plaatsgevonden. Klaagster heeft 21 klachtonderdelen geformuleerd die er in de kern op neerkomen dat de informed consent voor de ingrepen en de aanloop daar naartoe ontbreekt, dat de behandelovereenkomst niet goed tot stand is gekomen, dat er geen adequaat pre-operatief gesprek is geweest en dat de ingrepen niet naar de stand van het vak zijn uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en doorhaling van de inschrijving in het BIG-register bevolen. Zowel klaagster als de plastisch chirurg zijn in beroep gekomen van deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht op een ander onderdeel gegrond, namelijk het niet in acht nemen van de verplichte bedenktijd voorafgaand aan de ingreep, en legt aan de plastisch chirurg de maatregel van berisping op. De maatregel van doorhaling komt te vervallen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:89 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1755

    Klacht tegen een bedrijfsarts die klager vanaf januari 2013 enige tijd heeft begeleid. Klager heeft tegen deze bedrijfsarts drie eerdere klachten ingediend. Alle klachtonderdelen zijn in eerste instantie ongegrond of niet-ontvankelijk verklaard en de door klager tegen deze beslissingen ingestelde beroepen zijn uiteindelijk alle verworpen. De onderhavige klacht is de vierde klacht van klager tegen de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege acht klager niet-ontvankelijk in zijn klacht vanwege het ne bis in idem-beginsel en concludeert daarnaast dat klager met het indienen van deze klacht misbruik van recht maakt. Het Centraal Tuchtcollege beslist ook dat klager niet-ontvankelijk is, maar wel op andere gronden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4313

    Ongegronde klacht tegen een arts. Klager is van opvatting dat de arts geen goede diagnose heeft gesteld en fouten heeft gemaakt, met grote negatieve gevolgen voor klagers gezondheid en zijn persoonlijke omstandigheden. Meer in het bijzonder verwijt hij de arts dat hij ten onrechte heeft geweigerd de Benutbare Mogelijkheden Lijst (hierna: BML) aan te passen, en de afgegeven second opinion heeft genegeerd. Het college is van oordeel dat het aanvullend onderzoek - in aanvulling op het onderzoek twee dagen eerder - voldoende basis vormt voor het besluit om geen nadere of aangepaste BML op te stellen, en voor de conclusie dat er benutbare mogelijkheden zijn. Dat de arts daarna en daarnaast nog verder (medische) informatie had moeten opvragen, is door klager wel gesteld maar onvoldoende onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk geworden. Alsdan is er geen sprake van een ondeugdelijke analyse en conclusie. Het college overweegt verder dat de bevindingen in de second opinion niet heeft genegeerd maar serieus heeft genomen, kan zich er deels in vinden, en heeft de conclusies grotendeels gevolgd. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1511

    Klacht tegen een psychiater. Klager verblijft in een forensisch psychiatrische kliniek waar de psychiater als directeur Zorg medeverantwoordelijk is voor de kwaliteit van de patiëntenzorg. Klager verwijt de psychiater dat hij driemaal verkeerde medicatie (waarvan twee maal antipsychotica) heeft gekregen en dat de Covid-en hygiënemaatregelen op de afdeling van klager niet werden nageleefd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4314

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts die handelde als supervisor. Klager is van opvatting dat de supervisor heeft toegelaten dat geen goede diagnose is gesteld en er fouten zijn gemaakt, met grote negatieve gevolgen voor klagers gezondheid en zijn persoonlijke omstandigheden. Meer in het bijzonder verwijt hij de supervisor dat hij onvoldoende onafhankelijk toezicht heeft gehouden op het werk van de artsen (die onder zijn supervisie stonden), en hun werkzaamheden ten onrechte niet heeft gecorrigeerd. Het college overweegt het volgende. De enkele omstandigheid dat de supervisor (mede) eigenaar is van de onderneming waar de artsen in dienst zijn, betekent niet dat hij reeds daarom niet (voldoende) onafhankelijk ten opzichte van hen staat. Het college gaat er dan ook in beginsel van uit dat de supervisor als professional in voldoende mate zijn onafhankelijkheid heeft bewaakt. Feiten of omstandigheden (door klager te stellen en te onderbouwen) op grond waarvan anders moet worden geoordeeld, zijn gesteld noch gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:110 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-919/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2022:401 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-820/AL/OV

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet gebleken dat verweerder de hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond. Klager komt geen klachtrecht toe wegens schending van gedragsregels 24 en 25, aangezien deze zien op de verhouding tussen advocaten onderling en hij geen advocaat is. Daarop betrekking hebbende klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:111 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-959/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Er is geen sprake van kwetsend uitlaten en verder is niet gebleken dat verweerder de zaak onnodig lang heeft gerekt of zich op onjuistheden heeft gebaseerd.