Zoekresultaten 721-730 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:58 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-901/AL/NN/D

    Dekenbezwaar. De deken heeft naar aanleiding van een eerder tegen verweerder ingediend dekenbezwaar zeven dossiers bij hem opgevraagd. Op basis van de bevindingen van dat onderzoek in die zaken, waartegen verweerder bewust geen met stukken onderbouwd verweer heeft gevoerd, is de raad van oordeel dat verweerder op ernstige wijze is tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting zijn cliënten in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Verweerder heeft daarnaast in (een aantal van) die zaken in strijd met de kernwaarden deskundigheid en onafhankelijkheid gehandeld (artikel 10a lid 1 Advocatenwet). Verweerder heeft zich richting de deken gedragen op een wijze die een advocaat niet betaamt door haar toezichthoudende taak te frustreren (gedragsregel 29) en door de deken, vooral tijdens de zitting van de raad, herhaaldelijk persoonlijk aan te vallen en zelfs een bedreigende toon aan te slaan én ongefundeerde insinuaties richting de deken te maken. Verweerder miskent daarbij dat de persoon van de deken losstaat van het instituut van de deken. Tijdens de zitting is de raad ook gebleken dat verweerder geen enkel inzicht heeft in het laakbare van zijn handelen en dat hij de deken ongefundeerd beschuldigt van een hetze tegen hem. De raad heeft ook, gezien de opstelling van verweerder, grote zorgen over een goede belangenbehartiging van toekomstige cliënten van verweerder. Verweerder heeft zich ook niet stuurbaar getoond en lijkt geenszins bereid om zijn houding te veranderen of zich daarbij te laten coachen. Verweerder lijkt zich niets gelegen te laten liggen aan de regels die voor elke advocaat gelden, maar vaart in plaats daarvan volledig zijn eigen koers. Nu verweerder meer dan duidelijk heeft gemaakt dat hij niet anders zal optreden dan hij nu doet, komt de raad tot de conclusie dat verweerder dan niet thuis hoort in de advocatuur. Verweerder wordt dan ook geschrapt.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:9 Accountantskamer Zwolle 23/1603 Wtra AK

    Klacht over rapport van feitelijke bevindingen. Betrokkene heeft zijn bevindingen gerapporteerd over de financiële middelen die een verdachte in een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen heeft gebruikt voor investeringen in crypto-valuta. Volgens klager was het OM ook beoogde gebruiker van dit rapport, maar heeft betrokkene ten onrechte nagelaten met hem overleg te voeren. Betrokkene heeft in het rapport bewoordingen gebruikt die de indruk wekken dat een mate van zekerheid wordt geboden, hetgeen niet passend is bij een dergelijk rapport. Bovendien heeft betrokkene zijn bevindingen gebaseerd op onjuiste of onvolledige informatie zodat een deugdelijke grondslag ontbreekt. De Accountantskamer vindt alle verwijten van klager gegrond, behalve het verwijt dat betrokkene in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit heeft gehandeld. Daarom is de klacht deels gegrond en legt de Accountantskamer aan betrokkene de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:59 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-679/AL/NN

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5638

    Gegronde klacht tegen een tandarts. Volgens klaagster heeft de tandarts onzorgvuldig gehandeld omdat zij jarenlang periodieke controles heeft uitgevoerd waarbij er nooit bijzonderheden waren, terwijl later (in 2021) wel parodontitis is vastgesteld. Het college overweegt dat de tandarts voorafgaand aan de vastgestelde parodontitis al in 2016 en 2017 verdiepte pockets heeft geconstateerd. Afgezien van februari 2016 blijkt niet dat dit heeft geleid tot nader onderzoek, behandeling of verwijzing naar een mondhygiënist of parodontoloog. Het college acht het voldoende aannemelijk dat in de tussenliggende periode (2017-2021) ook steeds sprake is geweest van verdiepte pockets. Bij goed onderzoek had de tandarts dit moeten opmerken en dat had aanleiding moeten zijn om in overleg met klaagster nader onderzoek te doen of een behandeling in te stellen. Ondanks de regelmatige periodieke preventieve controles, is pas in 2021 na een gebitsklacht van klaagster nader onderzoek ingesteld en is de parodontitis vastgesteld. Die was op dat moment al in een gevorderd stadium. Het college acht het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de tandarts niet eerder heeft geconstateerd wat de conditie van het tandvlees van klaagster was. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5945

    Ongegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster maakt de tandarts een drietal verwijten, waaronder het (laten) uitvoeren van onnodige handelingen. Zo heeft hij onnodig extra foto’s van haar gebit laten maken en een verstandskies getrokken die gerepareerd had kunnen worden. Op basis van het dossier komt het college tot het oordeel dat de beslissing van de tandarts om een peri-apicale opname te maken te rechtvaardigen was en dus niet klachtwaardig is. Tot hetzelfde oordeel komt het college ten aanzien van het maken van de foto, het orthopantomogram en de peri-apicale solo röntgenfoto. Naar het oordeel van het college kan ook niet gezegd worden dat de verstandskies zonder instemming van klaagster is getrokken of dat haar over de behandeling onvoldoende informatie is verstrekt. Het vorenstaande neemt niet weg dat het college vindt dat de handelwijze van de tandarts bij de consulten niet de schoonheidsprijs verdient en dat anders handelen beter zou zijn geweest, gelet op de stroeve, zo niet gespannen sfeer waarin de consulten plaatsvonden. Nu de klacht met name gaat over de onnodigheid van de behandeling en het college die klacht niet deelt, is het van oordeel dat het handelen van de tandarts zoals dat vaststaat niet genoeg is voor een tuchtrechtelijk verwijt. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6049

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster wilde een verwijzing voor het laten trekken van haar verstandskies. De tandarts constateerde een heftige ontsteking en vond het trekken van de verstandskies op dat moment niet verstandig. De tandarts heeft antibiotica voorgeschreven en klaagster geadviseerd om na haar vakantie een afspraak te maken bij een kaakchirurg voor extractie van de kies. Klaagster verwijt de tandarts dat zij niet goed en niet integer heeft gehandeld en verwijt de tandarts ook dat de praktijk geregeld niet bereikbaar is. Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken concludeert het college dat de tandarts niet is tekortgeschoten in haar advies en behandeling en dat er geen sprake is geweest van het voorschrijven van een verkeerd medicijn. ‘Integer handelen’ betekent dat een zorgverlener eerlijk en oprecht moet handelen ten opzichte van de patiënt. Dat de tandarts in deze zaak de ernst van de situatie heeft benadrukt aan klaagster, acht het college terecht. Alles overziend kan het college niet vaststellen dat de tandarts niet integer heeft gehandeld. Het college oordeelt dat de praktijk van de tandarts tijdens de praktijkuren voldoende bereikbaar is en daarbuiten ook. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:13 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730660 / DW RK 23/79 EV/SM

    Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder de zaak niet minnelijk heeft willen oplossen. De klacht is ongegrond. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5261

    Klacht tegen tandarts over beugelbehandeling grotendeels gegrond. De tandarts was niet bekwaam voor het uitvoeren van deze orthodontische behandeling en dat heeft geleid tot een behandeling met een onjuiste techniek en een onjuiste uitvoering, die veel te lang heeft geduurd. Berisping en publicatie.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:14 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/739531 / DW RK 23/331 EV/SM

    Klacht gegrond: maatregel: schorsing drie maanden. De gerechtsdeurwaarder heeft onder meer een bewaringstekort laten ontstaan en bestaan en  gerechtsdeurwaarderswerkzaamheden als toegevoegd gerechtsdeurwaarder verricht. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder niet voldaan aan de verplichting tot indiening van gegevens bij het BFT. Het klachtonderdeel dat er sprake zou zijn van een te grote afhankelijkheid van de geldschieter/opdrachtgever, kantoor y, is niet-ontvankelijk verklaard. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder, in aanloop naar zijn benoeming, erop heeft mogen vertrouwen dat dit onderdeel niet tot een discussie zou leiden nu het BFT al eerder in de gelegenheid is gesteld zich over dit punt uit te laten.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5076

    “Klacht tegen een anesthesioloog. Klaagster, die werkzaam was als anesthesiemedewerkster in het ziekenhuis waar verweerder als anesthesioloog werkt, beklaagt zich erover dat a) verweerder zich structureel grensoverschrijdend tegenover haar heeft gedragen, b) hij de veiligheid van patiënten in gevaar heeft gebracht door zijn emotionele uitbarstingen en c) er bij hem geen sprake is van enig reflecterend vermogen, waardoor herhaling niet valt uit te sluiten.  Het college verklaart klaagster ontvankelijk en verklaart klachtonderdeel b gegrond, maar legt aan verweerder geen maatregel op.”