ECLI:NL:TGDKG:2024:13 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730660 / DW RK 23/79 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:13
Datum uitspraak: 08-03-2024
Datum publicatie: 14-03-2024
Zaaknummer(s): C/13/730660 / DW RK 23/79 EV/SM
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder de zaak niet minnelijk heeft willen oplossen. De klacht is ongegrond. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 februari 2023 met zaaknummer C/13/718970 / DW RK 22/236 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/730660 / DW RK 23/79 EV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 21 juni 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op  30 juni 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 28 februari 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 7 maart 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 april 2023 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.De uitspraak was bepaald op 26 mei 2023. Op 14 april 2023 is van klager een wrakingsverzoek ontvangen. Dit verzoek is ter zitting behandeld op 1 mei 2023. Het wrakingsverzoek is ongegrond verklaard bij uitspraak van12 juni 2023.

Partijen zijn opnieuw opgeroepen te verschijnen ter openbare terechtzitting van 26 januari 2024, alwaar klager (op diens verzoek) via een videoverbinding zou verschijnen. Op de ochtend van de zitting heeft de kamer een bericht gelezen van klager, die een dag eerder na kantooruren (17:41 uur) is ontvangen, waarin werd verzocht om een uitstel. Gelet op het late moment waarop dit verzoek van klager is gedaan, de eerder al gehonoreerde verzoeken om een uitstel, het lange verloop van het dossier én het belang van verweerder bij een afronding van de klachtprocedure, heeft de kamer het uitstelverzoek van klager niet gehonoreerd. Klager is hiervan op de hoogte gesteld bij e-mail van 26 januari 2024 en alsnog in de gelegenheid gesteld via de videoverbinding te verschijnen. Van klager is geen tegenbericht ontvangen, noch is klager verschenen. De gerechtsdeurwaarder is wel verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 maart 2024

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 20 april 2022 is klager door de kantonrechter veroordeeld een vordering te voldoen aan [   ];

-           op 11 mei 2022 heeft klager een brief gestuurd naar de gerechtsdeurwaarder in de zaak Bontekoe;

-           op 19 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd inzake [   ] en Bontekoe waarin is vermeld dat de opdrachtgever niet akkoord gaat met uitstel van vier weken en waarbij de gerechtsdeurwaarder heeft verzocht binnen zeven dagen een formulier in te vullen;

-           op onbekende datum, maar ontvangen door de gerechtsdeurwaarder op 1 juni 2022 heeft klager meegedeeld geen reactie te hebben ontvangen in de zaak Bontekoe;

-           op 1 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een overzicht verzonden van de openstaande bedragen      en heeft verwezen naar de brief van 19 mei 2022;

-           op 3 juni 2022 heeft klager een brief verzonden aan de gerechtsdeurwaarder waarin hij heeft meegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op zijn voorstel;

-           op 14 juni 2022 en 15 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

  1. de gerechtsdeurwaarder heeft tot de interne klacht werd ingediend niet  gereageerd op klagers verzoeken de zaak minnelijk op te lossen;
  2. de gerechtsdeurwaarder verwijst naar de ministerieplicht, maar treedt door executie van het vonnis onrechtmatig op tegen klager. De gerechtsdeurwaarder vergeet dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft. Waarom geldt de ministerieplicht niet wanneer klager hem verzoekt een stuk te betekenen?
  3. de gerechtsdeurwaarder is niet bereid gebleken een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland af te wachten;
  4. de gerechtsdeurwaarder heeft zich niet gedragen zoals van een goed gerechtsdeurwaarder verwacht mag worden.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a wordt het volgende overwogen. Klager heeft op 11 mei 2022 verzocht in de zaak Bontekoe de executie te staken voor een periode van vier weken en te bezien of een minnelijke regeling kan worden getroffen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop gereageerd door op 19 mei 2022 mee te delen dat niet akkoord wordt gegaan met een uitstel van vier weken en heeft een door klager in te vullen formulier toegestuurd om te bezien of een betalingsregeling mogelijk is. Klager had hieruit kunnen opmaken dat een minnelijke oplossing niet aan de orde was, ook al is dat niet met zoveel woorden gezegd.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat klager niet heeft toegelicht waarom de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig handelt wanneer hij de vonnissen executeert. De gerechtsdeurwaarder dient slechts marginaal te toetsen of het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd. Niet is gebleken dat iets daaraan in de weg staat. Het is evident dat de gerechtsdeurwaarder niet aan zichzelf een dagvaarding kan betekenen of aan zijn opdrachtgevers. Klager zal zelf een gerechtsdeurwaarder dienen te benaderen indien hij de opdrachtgevers wil betrekken in een executiegeschil.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt overwogen dat uit het dossier niet blijkt wat klager bedoelt met ‘de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland af te wachten’. De voorzitter kan daarom dit klachtonderdeel niet beoordelen.

4.5 Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd:

  1. de voorzitter heeft de klacht niet op de juiste manier weergegeven en klachtonderdelen weggelaten;
  2. de gerechtsdeurwaarder dient, ondanks het bestaan van een titel, te proberen de zaak minnelijk op te lossen. Dit heeft hij niet gedaan en dit is in strijd met  sociaal maatschappelijk incasseren waarmee de gerechtsdeurwaarder adverteert;
  3. aan klager had een termijn van vier weken gegund moeten worden voor overleg met de toekomstig bewindvoerder over de mogelijkheden van een schikking en het niet benadelen van andere schuldeisers;
  4. de gerechtsdeurwaarder heeft een eigen verantwoordelijkheid en moet niet klakkeloos doen wat zijn opdrachtgever wil. Hij dient bij een verschil van mening zijn opdracht neer te leggen;
  5. de gerechtsdeurwaarder had het formulier niet naar klager moeten sturen maar naar de toekomstig bewindvoerder, nu klager zich destijds niet bevoegd achtte om financiële afspraken te maken nu het bewind zo goed als uitgesproken zou worden. De gerechtsdeurwaarder wist van deze onderbewindstelling af. Desondanks is de gerechtsdeurwaarder doorgegaan met de zinloze exercitie. Ook bij de tweede beslaglegging heeft de gerechtsdeurwaarder geen contact gelegd met de bewindvoerder. De voorzitter heeft dit punt niet beoordeeld;
  6. de onderbewindstelling is uitgesproken door de rechtbank Noord-Nederland. Het is onbegrijpelijk wat de voorzitter bedoelt met de opmerking dat hij geen idee heeft wat bedoeld wordt met “de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland af te wachten”;
  7. de klacht had niet mogen worden afgedaan bij voorzittersbeslissing maar had inhoudelijk tijdens een zitting behandeld moeten worden omdat de gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld in strijd met artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.  

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Ten aanzien van verzetsgrond onder a. overweegt de kamer dat de

handelwijze van de voorzitter, op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet, niet ter beoordeling staat in de tuchtprocedure. Klager is ten aanzien van dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

6.2 Ten aanzien van verzetsgronden b. en d. overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Ten aanzien van verzetsgronden c, e. en f. kan klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager heeft in zijn oorspronkelijke klacht slechts genoemd dat de gerechtsdeurwaarder niet bereid was de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland af te wachten. Klager heeft in zijn klacht geen toelichting gegeven waarover de rechtbank Noord-Nederland zou beslissen. Klager stelt nu in verzet dat het om een onderbewindstelling gaat en heeft daarover nieuwe klachten ingediend. Deze verzetsgronden zijn niet-ontvankelijk.

6.4 Ten aanzien van verzetsgrond onder g. overweegt de kamer dat de systematiek van de wet met zich mee brengt dat een verzet aantekenen tegen de beslissing van de voorzitter (vanzelf) leidt tot een behandeling ter zitting, als thans verwezenlijkt. Om die reden dient dit klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.

6.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdelen a, c, e, en f. niet-ontvankelijk;
  • verklaart klachtonderdelen b, d en g. ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter,  mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.