Zoekresultaten 581-590 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:19 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/8

    Klager is door de rechtbank veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de levering van een registergoed, waarbij een onzijdig persoon is benoemd. Nog voordat de notaris een conceptakte aan klager had toegestuurd en voordat duidelijk was of klager zijn medewerking zou verlenen aan de levering, beschikte de notaris al over een volmacht tot passeren van de onzijdig persoon. Het had op de weg van de notaris gelegen om eerst duidelijkheid te krijgen over de vraag of klager zou meewerken aan de levering. Nu niet vaststaat dat klager zijn medewerking niet wilde verlenen, heeft hij terecht geklaagd over het feit dat hem niet was toegestaan (kosteloos) een reactie te geven op de conceptakte en dat, door hem uit te sluiten bij het passeren van de akte van levering, hem de mogelijkheid is ontnomen vragen te stellen over de onderliggende koopakte. Ook is de kamer (onder meer) van oordeel dat een termijn van twee dagen om te reageren op de conceptakte, voordat de akte zou worden gepasseerd, te kort was. De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de kamer heeft overwogen dat enkele klachtonderdelen wegens gebrek aan informatie van de zijde van de notaris ongegrond worden verklaard. Gelet op het tuchtrechtelijke verleden van de notaris en zijn daarna onveranderde (proces)houding ziet de kamer reden voor het opleggen van de maatregel van twee weken schorsing in de uitoefening van het ambt. De eerder aan de notaris opgelegde maatregelen, waaronder twee keer een week schorsing, hebben kennelijk (nog steeds) niet geleid tot het inzicht dat door een klager geuite bezwaren serieus moeten worden genomen. Ook de onveranderde opstelling van de notaris in de klachtprocedure vervult de kamer aanhoudend met zorg. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:20 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/67

    Voorafgaand aan hun huwelijk hebben klaagster en haar aanstaande echtgenoot de notaris advies gevraagd over de noodzaak tot het maken van huwelijksvoorwaarden. De notaris heeft hen erop gewezen dat de woning van klaagster op grond van het vanaf 1 januari 2018 geldende wettelijke huwelijksvermogensrecht buiten de (beperkte) gemeenschap zou vallen en huwelijkse voorwaarden ten aanzien van de woning dus niet nodig waren. Zij zijn eind 2018 zonder het aangaan van huwelijkse voorwaarden gehuwd. Daarna heeft een schuldeiser van de echtgenoot ten laste van klaagster loonbeslag gelegd op haar uitkering. De notaris had hen er tijdens het gesprek niet op gewezen dat een (eventuele) schuldeiser van de echtgenoot op grond van het wettelijke huwelijksvermogensrecht wél de mogelijkheid zou hebben om derdenbeslag te leggen op het inkomen van klaagster voor een schuld van de echtgenoot. Vast staat immers dat (onder meer) hetgeen iemand aan privévermogen bij het aangaan van het huwelijk heeft (zoals de woning van klaagster) op grond van het sinds 1 januari 2018 geldende wettelijke huwelijksvermogensrecht weliswaar niet meer in de gemeenschap van goederen valt, maar op grond van diezelfde wettelijke regeling gaan (onder meer) inkomsten die de echtgenoten tijdens het huwelijk verkrijgen wél tot de gemeenschap behoren. Indien toekomstige echtgenoten deze beperkte gemeenschap niet wensen, moeten zij huwelijkse voorwaarden aangaan. De notaris had de aanstaande echtgenoten beter moeten adviseren. Klacht gegrond, berisping, kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:23 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/363178 KL RK 19-161

      Onder de gegeven omstandigheden heeft de notaris onvoldoende onderzoek gedaan naar de reikwijdte van de door hem te verzorgen eigendomsoverdracht en hypotheekdoorhaling. De notaris had op dit punt meer alert moeten zijn en niet zonder meer genoegen mogen nemen met de onduidelijke rechtstoestand van het over te dragen/overgedragen registergoed. Daartegenover staat de omstandigheid dat de notaris begrijpelijkerwijs erop vertrouwde dat partijen - omdat ze wel vaker zaken met elkaar deden - een en ander wel onderling zouden regelen. De kamer ziet daarom al met al geen aanleiding om een maatregel op te leggen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:18 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/58

    Klager verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld rondom de totstandkoming van de verklaring van erfrecht in erflaters nalatenschap. De klacht valt uiteen in twee onderdelen. Het eerste klachtonderdeel betreft het verwijt dat de notaris er op basis van informatie van drie van erflaters erfgenamen (de zussen) en zonder ruggespraak met de overige erfgenamen ten onrechte van is uitgegaan dat alle overige erfgenamen de drie zussen volmacht wilden geven om erflaters nalatenschap af te wikkelen. Dit klachtonderdeel wordt door de kamer ongegrond verklaard. Bij het opmaken van de (concept-)verklaring van zuivere aanvaarding inclusief boedelvolmacht is de notaris in eerste instantie weliswaar afgegaan op informatie van de zussen, maar de notaris heeft deze informatie naar het oordeel van de kamer voldoende toegelicht aan en geverifieerd bij klager. Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt dat de notaris heeft nagelaten een opdrachtbevestiging aan klager toe te zenden, klager vooraf te infomeren over de te verrichten werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande kosten en hem een declaratie toe te zenden. Ook dit klachtonderdeel wordt door de kamer ongegrond verklaard. Klager heeft namelijk niet weersproken dat de zus opdracht heeft gegeven aan de notaris om de verklaring van erfrecht inzake het overlijden van erflater op te maken. Dat de zus als opdrachtgever van de notaris moet worden beschouwd, volgt ook uit de door de notaris overgelegde opdrachtbevestiging. Op de notaris rustte daarom niet de verplichting de door klager gestelde informatie en stukken ongevraagd aan hem te verstrekken. Indien klager bedoelde informatie en stukken desondanks rechtstreeks van de notaris had willen ontvangen, had het op zijn weg gelegen om de notaris hiervan in kennis te stellen en haar een redelijke termijn te geven voor het verstrekken van de door hem gewenste informatie, alvorens een klacht in te dienen. Niet is gebleken dat klager dit heeft gedaan. Voor zover klager de kamer verzoekt om de notaris te veroordelen tot het betalen van een vergoeding van kosten, overweegt de kamer dat de Wna niet in deze mogelijkheden voorziet. Klager wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:16 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/9

    Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opmaken van de volmacht en (de wijziging van) het testament van moeder. Volgens klaagster heeft de kandidaat-notaris onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid en de onafhankelijke wilsvorming van moeder. De klacht van klaagster speelt tegen de achtergrond van de verstoorde relatie tussen haar en de broer. Volgens klaagster heeft de broer misbruik gemaakt van de aan hem verleende volmacht en is sprake van oudermishandeling. Het is echter niet aan de kamer om hierover een oordeel te geven.  De klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op het verzoek om “de wijzigingen van het testament te ontbinden en de notariële volmacht ongeldig te verklaren” en de klacht wordt voor het overige ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:17 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/64

    Klagers 1 tot en met 3 verwijten de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opmaken van vaders testament. De kamer begrijpt dat de klacht (kort gezegd) uiteenvalt in de volgende onderdelen. In vaders testament is een aantal overbodige bepalingen opgenomen. Vaders testament wat betreft de bepaling 4 is in strijd met de wet. De notaris heeft onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling van de onafhankelijke wilsvorming van vader. Het testament geeft de wil van vader niet juist weer. Hoewel klagers 2 en 3 niet rechtstreeks betrokken zijn geweest bij de handelwijze van de notaris, is de kamer van oordeel dat zij als kinderen en erfgenamen van vader een redelijk belang hebben bij hun klacht over het testament. Een dergelijk belang acht de kamer niet aanwezig ten aanzien van klager 1. Het feit dat klager 1 de stiefvader van klagers 2 en 3 is en het feit dat hij zelf notaris is geweest, brengen niet met zich dat hij een indirect of afgeleid belang heeft bij de klacht. Klager 1 wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. De klacht van klagers 2 en 3 wordt op alle onderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:21 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/362897 / KL RK 19-158

    Geen twijfel over wilsbekwaamheid, geen reden voor de notaris om daar onderzoek naar te doen, klacht treft op dit punt geen doel. Voor wat betreft de klacht over de vaststelling van het vermogen: het tuchtrecht is er niet om de juistheid van de vastgestelde omvang van het vermogen te toetsen, maar om te beoordelen of de notaris het eigen vermogen op voldoende zorgvuldige wijze heeft vastgesteld.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:22 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/360594 / KL RK 19-131 C/05/360595 / KL RK 19-132

    De belangen van klagers als commanditaire vennoten worden door de transacties waar het hier om gaat zodanig geraakt dat klagers gebruikmakend van de bescherming die de Wna beoogt te bieden een tuchtklacht moeten kunnen indienen. Klagers kunnen daarom in hun klacht worden ontvangen. De belangen van de commanditaire vennoten vormden echter niet zonder meer een beletsel voor de werkzaamheden van de notaris in het kader van herstructurering en schuldovername. De belangen van klagers werden hierdoor wel geraakt maar niet wezenlijk gewijzigd danwel benadeeld. De klacht is daarom ongegrond op dit punt en (om andere redenen) ook op de overige onderdelen.  

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:15 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/69

    Klager heeft vele bezwaren geuit aan het adres van de notaris. Kort gezegd komen deze bezwaren er op neer dat klager de notaris verwijt dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar van erflaatsters nalatenschap onzorgvuldig, partijdig, afhankelijk en misleidend heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden. De kamer stelt vast dat klager eerder een klacht heeft ingediend tegen de notaris. In die eerdere klachtprocedure heeft de kamer op 20 januari 2020 uitspraak gedaan. De klachtonderdelen 1 en 2 van de onderhavige klacht houden in essentie dezelfde twee verwijten in als die eerdere klacht en/of borduren daar op voort, terwijl klager in de onderhavige klacht geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht die hij niet ook al bij de eerste klacht naar voren had kunnen brengen. Voor zover klager in de eerdere klachtprocedure over deze onderwerpen niet volledig is geweest, komt dat voor zijn rekening en heeft klager zijn recht verloren om hierover nog een keer te klagen (‘ne-bis-in-idem-beginsel’). Dit betekent dat klager niet-ontvankelijk is in de klachtonderdelen 1 en 2. De overige klachtonderdelen (3 tot en met 12) zijn niet-ontvankelijk dan wel ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:20 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/364239 KL RK 19-170

    Iedere (kandidaat- of toegevoegd) notaris is tuchtrechtelijk aansprakelijk voor zijn eigen doen en laten en niet voor dat van een ander. Dit brengt mee dat de notaris in de voorliggende zaak niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op het doen en laten van de kandidaat-notaris, tenzij dit handelen dan wel nalaten van de kandidaat-notaris de notaris tuchtrechtelijk toegerekend zou moeten worden.  Daarvan is geen sprake. Klacht ook overigens ongegrond.