ECLI:NL:TNORARL:2020:20 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/364239 KL RK 19-170

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:20
Datum uitspraak: 19-06-2020
Datum publicatie: 04-08-2020
Zaaknummer(s): C/05/364239 KL RK 19-170
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Iedere (kandidaat- of toegevoegd) notaris is tuchtrechtelijk aansprakelijk voor zijn eigen doen en laten en niet voor dat van een ander. Dit brengt mee dat de notaris in de voorliggende zaak niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op het doen en laten van de kandidaat-notaris, tenzij dit handelen dan wel nalaten van de kandidaat-notaris de notaris tuchtrechtelijk toegerekend zou moeten worden.  Daarvan is geen sprake. Klacht ook overigens ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/364239 / KL RK 19-170

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K],

wonende te ,

klager,

tegen

[N],

notaris te ,

gemachtigde: mr. G. van Atten.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 30 december 2019

-          het verweer van de notaris van 10 maart 2020

-          de repliek van klager van 21 april 2020

-          de dupliek, althans het bericht van de notaris van 11 mei 2020

1.2 De klachtzaak stond voor mondelinge behandeling gepland op 8 april 2020. In verband met de maatregelen rondom het corona-virus is deze zitting geannuleerd. Vervolgens is er  op verzoek van klager en met goedvinden van de notaris voor gekozen deze zaak verder schriftelijk te behandelen . Klager en de notaris zijn in de gelegenheid gesteld tot re- en dupliek.

2. De feiten

2.1 Klager is één van de dertien erfgenamen in de nalatenschap van zijn moeder.

2.2 Het kantoor van de notaris is door de nicht van klager (één van de dertien erfgenamen) benaderd met het verzoek een verklaring voor erfrecht af te geven.

2.3 Een medewerker van de notaris, kandidaat-notaris [M] (hierna: de kandidaat-notaris) heeft op 11 november 2020 klager aangeschreven met de vraag of klager wilde laten weten of hij de nalatenschap zuiver wenste te aanvaarden en zo ja, of hij een ondertekende boedelvolmacht zou willen afgeven.

2.4 Klager reageerde op deze brief bij e-mail van 11 november 2019 : “Uw brief is zeker het begin van het carnaval. U schrijft in uw brief mij een kopie te hebben gestuurd van het laatste testament. Niet gebeurd.”

2.5 Op 15 november 2019 heeft de kandidaat-notaris klager per e-mail  een kopie van het testament toegestuurd. Daarbij merkte de kandidaat-notaris op: “Ik heb 2 afschriften van de bankrekening van de […]-bank van uw moeder in mijn bezit waarop nog een bedrag van ruim € 10.000,00 staat. Dit acht ik voldoende bewijs dat er nog geld is. (…)’

2.6 Op 22 november 2019 heeft klager onder verwijzing naar een telefoongesprek van diezelfde datum de kandidaat-notaris per e-mail laten weten geen vertrouwen meer te hebben in de behandeling van de zaak. Klager heeft in deze e-mail de kandidaat-notaris gevraagd de door klager ondertekende verklaring terug te sturen.

2.7 Op 27 november 2019 heeft de kandidaat-notaris klager bericht als volgt. “Ik vind het, eerlijk gezegd, vervelend om de getekende verklaring terug te moeten sturen, omdat dan u steeds geconfronteerd zal worden met het overlijden van uw moeder. Ik zal u blijven vragen om een getekende verklaring. Daarnaast bestaat dan het risico dat de hele nalatenschap opgaat aan notariskosten.”

2.8 Nog dezelfde dag, dus op 27 november 2019 heeft klager de kandidaat-notaris laten weten zijn verzoek om terugzending van de door hem ondertekende verklaring te handhaven.

2.9 Op 29 november 2019 heeft de notaris klager bericht een en ander te bespreken met de kandidaat-notaris en daarna contact op te nemen met klager.

2.10 Bij e-mail van 2 december 2019 heeft klager de notaris laten weten dat hij vindt dat de inhoudelijke reactie van de notaris te lang op zich laat wachten.

2.11 Op 3 december 2019 heeft de notaris klager gevraagd of hij telefonisch contact mag opnemen met klager.

2.12 Op 3 december 2019 heeft klager de notaris bericht de voorkeur te geven aan contact per e-mail, omdat dan alles op schrift staat. De notaris heeft klager daarop laten weten hem op 4 december 2019 nader schriftelijk te berichten.

2.13 Op 4 december 2019 heeft de notaris klager bericht als volgt : “ (…) Ik heb inmiddels overleg gehad met [de kandidaat-notaris] inzake de behandeling van de nalatenschap van wijlen uw moeder.

De met u gevoerde correspondentie heb ik ingezien en in de eerste brief wordt naar mijn mening te snel de conclusie getrokken dat u aan ons kantoor volmacht geeft. Dat had meer ingeleid moeten worden. Als u aangeeft dat een kopie van testament bij gemeld schrijven niet is bijgevoegd dan is dat zo en ligt de fout aan onze zijde. Excuus daarvoor!

Punt waar u over viel was het laatste adres van uw moeder. Wij moeten uitgaan van het adres waarop ze staat ingeschreven. Discussie had door ons vermeden kunnen worden door tussen haakjes haar laatste verblijfadres te noemen.

In uw mail van 22 november maakt u een opmerking over het feit dat [de kandidaat-notaris] zou hebben gezegd behoefte te hebben aan vrij weekend. In haar beleving heeft ze dat grappig bedoeld en zeker niet respectloos.

Verder heeft u verzocht de volmacht te retourneren aan u, zodat wij daar geen gebruik van kunnen maken.

Wij zijn nu bijna bij een afronding. We wachten nog op 1 volmacht. Daarom zou ik u dringend willen vragen om ondanks uw slechte gevoel uw verzoek in te trekken.

Indien u terugkomt op uw besluit zal voortaan alle correspondentie met u via mij gaan.

Zo niet dan respecteer ik uw besluit en ben ik genoodzaakt uw nicht in te lichten.

Ik hoop u zo een passend antwoord te hebben gegeven en bied ik u nogmaals excuus aan voor het ongemak.”.

2.14 Klager heeft de notaris daarop op 4 december 2019 laten weten vast te houden aan zijn besluit om zijn verklaring in te trekken.

2.15 In de periode tussen 4 december 2019 en 17 december 2019 hebben klager en de notaris blijkens meerdere over en weer verzonden e-mails meerdere malen ook telefonisch contact. Daarbij ging het zowel over de verklaring die klager retour wenste te ontvangen als over andere, meer persoonlijke en inhoudelijke zaken.

2.16 Op 17 december 2019 heeft klager de notaris laten weten de verklaring nog niet retour te hebben ontvangen en een klacht in te dienen bij de kamer.

3. De klacht en het verweer

Klager heeft zijn verwijten aan het adres van de notaris beschreven aan de hand van een aantal concrete voorbeelden, die samengevat neerkomen op de volgende klachtonderwerpen:

1) Onzorgvuldige communicatie

2) Intimiderende houding

3) De notaris heeft half werk geleverd

4) Onjuiste mededelingen bankgegevens

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Ontvankelijkheid

4.2.1 Uit het bovenstaande volgt dat iedere (kandidaat- of toegevoegd) notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk is voor zijn eigen doen en laten en niet voor dat van een ander. Dit brengt mee dat de notaris in de voorliggende zaak niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op het doen en laten van de kandidaat-notaris, tenzij dit handelen dan wel nalaten van de kandidaat-notaris de notaris tuchtrechtelijk toegerekend zou moeten worden. 

4.2.2 Van een dergelijke toerekenbaarheid is in dit geval geen sprake: de notaris heeft zijn tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor het handelen van zijn kandidaat-notaris naar behoren ingevuld.

In de eerste plaats, zoals volgt uit de hierboven beschreven feiten  (2.8 tot en met 2.14) onder meer door de klachten van klager over de kandidaat-notaris voldoende voortvarend en ook overigens naar behoren te onderzoeken en af te handelen. Zo heeft de notaris binnen een week inhoudelijk gereageerd op de e-mail van klager van 27 november 2019. Ook heeft de notaris op verschillende manieren blijk gegeven van inlevingsvermogen in de persoonlijke situatie van klager en van de manier waarop de correspondentie van de kandidaat-notaris ongelukkig op klager is overgekomen.

Ook verder heeft de notaris telkens binnen enkele werkdagen op de overige e-mails van klager gereageerd, ook waar deze e-mails in een aantal gevallen onheus van toon zijn en/of geen concrete of relevante vragen bevatten. Bovendien heeft  de notaris zijn verantwoordelijkheid voor de kwestie heeft genomen door met ingang van 27 november 2019 de behandeling van het dossier van de kandidaat-notaris over te nemen.

4.2.3 Hierna wordt per klachtonderdeel beoordeeld of en in hoeverre de klacht tegen de notaris betrekking heeft op zijn eigen handelen of nalaten in deze zaak en als zodanig hier inhoudelijk behandeld moet worden.

Inhoudelijk

4.3.1) Onzorgvuldige communicatie

Tegen de achtergrond van hetgeen hierboven onder 4.2.2. is overwogen, is de kamer van oordeel dat de communicatie van de notaris op geen enkele wijze als onzorgvuldig valt te kwalificeren. Voor zover het betreft het ontbreken van een kopie van het testament bij de brief van 11 november 2019, moet dit worden gekwalificeerd als een slordigheid die niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De klacht moet daarom op dit onderdeel ongegrond verklaard worden.

4.3.2) Intimiderende houding

Evenmin is gebleken van een intimiderende houding van de notaris.

4.3.3) Half werk

Klager vindt dat de (kandidaat-)notaris al met al half werk heeft afgeleverd.

Klager heeft dit klachtonderdeel feitelijk niet onderbouwd. De kamer stelt vast dat toon, tempo en inhoud van de e-mails van de notaris blijk geven van een voortvarende en adequate aanpak van deze zaak. De e-mails van klager daarentegen zijn niet direct constructief van toon en bovendien gericht op intrekking van de volmacht die nu juist nodig is voor de afwikkeling van de nalatenschap. Een en ander leidt tot de conclusie dat ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaard moet worden.

4.3.4) Onjuiste mededelingen bankgegevens

Klager verwijt de notaris dat hij van de bank afschriften zou hebben ontvangen waar de notaris geen recht op heeft. Ook zou de notaris klager verkeerd geïnformeerd hebben over de voorwaarden waaronder de bank de gelden van de nalatenschap naar de derdengeldrekening van de notaris zou willen overboeken.

De kamer stelt vast dat dit klachtonderdeel geen steun vindt in de feiten. Uit aanvulling 2 van de klacht van klager volgt dat de bank in de behandeling van de klacht van klager aldaar in januari 2020 heeft verklaard geen afschriften aan de notaris te hebben gezonden. Ook van onjuiste informatie aan klager over uitbetalingsvoorwaarden van de bank is niet gebleken.

De klacht zal daarom ook op dit onderdeel ongegrond verklaard worden.

4.4) Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. O. Nijhuis en

mr. A. Drijver, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.