Zoekresultaten 2201-2210 van de 42388 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle z2023/5304

    Klacht van de voormalig werkgever tegen verpleegkundige over grensoverschrijdend gedrag.Het college overweegt dat de verpleegkundige door het aangaan van een intieme relatie met patiënte hij de voor verpleegkundigen geldende beroepsnormen overschreden. De klacht is dan ook gegrond. Daarbij benadrukt het college dat de reden dat het aangaan van een intieme relatie met een (ex-)patiënt niet is toegestaan hierin is gelegen dat in een dergelijke relatie sprake is een ongelijkwaardige verhouding waarin de patiënt zich in een afhankelijke, kwetsbare positie bevindt. Wat bijdraagt aan de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt, is het gegeven dat de verpleegkundige werkzaam is in de geestelijke gezondheidszorg en dat bij de aan zijn zorg toevertrouwde patiënte sprake is van verhoogde kwetsbaarheid.Voor wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het college als volgt.Het college maakt zich op basis van alles wat hem nu bekend is ernstige zorgen over de verpleegkundige en acht hem op dit moment niet in staat om patiëntencontacten te hebben. Het college gunt de verpleegkundige echter wel de spreekwoordelijke tweede kans. Hierbij wordt meegewogen dat de verpleegkundige niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen en dat hij na het bekend worden van de relatie heeft meegewerkt aan onderzoeken, zijn fout heeft erkend en daarvoor ook hulp heeft gezocht. Het college acht daarom een voorwaardelijke schorsing van 12 maanden een passende maatregel. Door voorwaarden te stellen aan de schorsing krijgt de verpleegkundige de kans om bij zijn huidige werkgever werkzaam te blijven in een administratieve functie, terwijl hij in therapie gaat werken aan zijn problematiek.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:43 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/716176 DW RK 22/142 MK/SM

    Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: waarschuwing. De communicatie vanuit (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder is niet goed verlopen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:44 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/711200 DW RK 21/569 MK/SM

    Klacht gegrond. Maatregel gerechtsdeurwaarder sub 1: waarschuwing. Maatregel gerechtsdeurwaarder sub 2: schorsing twee weken. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarders onrechtmatig de registers van de Rijksdienst voor het Wegverkeer en het digitaal beslagregister hebben geraadpleegd en de onrechtmatig verkregen gegevens hebben gedeeld met een derde. Daarnaast zouden zij ook valselijk hebben verklaard over de verwerking van persoonsgegevens. De kamer overweegt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 niet adequaat genoeg heeft gehandeld op het inzageverzoek van klager ten aanzien van zijn persoonsgegevens. Gelet op de gedeelde verantwoordelijkheid voor de inrichting van hun kantoor(administratie) wordt zowel gerechtsdeurwaarder sub 1 als sub 2 aangerekend dat medewerkers onterecht aan de slag kunnen gaan met voor hen onbekende persoonsgegevens. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft erkend dat de op zijn instructie gedane RDW-bevraging van 6 september 2021, niet is uitgevoerd conform de daartoe strekkende regelgeving. Dit heeft met zich meegebracht dat thans sprake is geweest van de onjuiste verwerking van persoonsgegevens. Daarnaast heeft hij zijn bevindingen uit de RDW-bevraging gedeeld met een derde. Maar nu er geen (wettelijke) grondslag was voor de RDW-bevraging leidt dat ertoe dat ook het delen van de (persoons)gegevens onjuist was.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:41 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/713360 DW RK 22/48 MK/SM

    Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: berisping. In weerwil van wat daarover is opgenomen in het beslagverlof heeft de gerechtsdeurwaarder, in samenspraak met zijn opdrachtgever, een voorselectie van de beslagbescheiden gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat er een verschil van inzicht kan ontstaan over de interpretatie van het beslagverlof, waar de grens ligt en de betekenis hiervan voor het handelen van de uitvoerend deurwaarder. De gerechtsdeurwaarder wijst hierbij nadrukkelijk op zijn eigen verantwoordelijk om hierop te acteren. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder met zijn handelen zoals hij dat gedaan heeft eigenlijk op de stoel van de rechter is gaan zitten.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:42 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/713428 / DW RK 22/53 MK/SM

    Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door het volledige adres van klager in het exploot te vermelden. Ingevolge artikel 45 lid 3, aanhef en onder d, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt in het algemeen aangenomen dat het volledige adres in een exploot vermeld moet worden. Binnen het toepasselijke tuchtrecht is eerder geoordeeld dat als sprake is van een geheim adres een afwijking van dit uitgangspunt (vermelding van het adres) niet tuchtrechtelijk laakbaar hoeft te zijn als er gegronde redenen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. Zie de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:3097). Anders gezegd: een geheim adres is niet steeds voldoende om geen adres op te nemen in een exploot. In dit geval is het beslagexploot van 20 januari 2022 in een gesloten envelop, zonder vermelding van het adres van klager op de envelop, op het adres van klager achtergelaten en wordt het exploot verder niet met anderen gedeeld.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:46 Accountantskamer Zwolle 22/2209 Wtra AK

    Ongegronde klacht. Betrokkene is als gemachtigde van een onderneming in 2017 betrokken geweest bij de ontslagprocedure van een werkneemster van deze onderneming. Volgens klager heeft betrokkene bij de aanvraag om de ontslagvergunning bij het UWV en de daaropvolgende procedures bij de kantonrechter en het gerechtshof valsheid in geschrifte gepleegd en heeft hij daarbij samengespannen met anderen. Ook verwijt klager betrokkene dat hij zijn klachten niet in behandeling heeft willen nemen en dat hij heeft geweigerd om met klager over zijn klachten te overleggen. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene tijdens de ontslagprocedure een verdedigbaar civielrechtelijk standpunt ingenomen. Ook kan betrokkene niet worden verweten dat hij de klachten van klager niet in behandeling heeft genomen of dat hij niet met klager heeft willen overleggen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:47 Accountantskamer Zwolle 22/1961 Wtra AK

    Betrokkene heeft in verband met een gerechtelijke procedure in opdracht van een van de partijen in die procedure een rapport opgesteld. Betrokkene heeft in zijn rapport geschreven dat hij Standaard 4400N heeft toegepast. Hoewel volgens betrokkene alle personen in de procedure de beoogde gebruikers van zijn rapport zijn, heeft hij niet met al deze personen over de opdracht en de uit te voeren werkzaamheden overleg gevoerd. Feitelijk heeft betrokkene een rapport uitgebracht ter ondersteuning van een partij in een geschil (Handreiking 1127). Omdat betrokkene Standaard 4400N op zijn opdracht van toepassing acht, heeft de Accountantskamer het rapport aan deze Standaard getoetst. Het rapport doorstaat die toetsing niet en heeft op belangrijke onderdelen ook geen deugdelijke grondslag. Daarom legt de Accountantskamer de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:33 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/415247 KL RK 23-09

    Ongegronde klacht. Artikel 93 Wna, artikel 17 Wna en artikel 21 Wna. Klagers hebben onroerend goed verkocht aan kopers. Kopers hebben voor de notaris gekozen als passerend notaris voor de leveringsakte. Tussen klagers en kopers is een conflict ontstaan over het inroepen door kopers van een ontbindende voorwaarde. De notaris heeft vervolgens zijn diensten opgeschort. De klacht van klagers valt uiteen in de volgende onderdelen: het innemen van een partijdig standpunt; de onzorgvuldige handelwijze; de (ontbrekende) communicatie en de weigering tot dienstverlening. De kamer heeft de klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard. Wel constateert de kamer dat de communicatie door de notaris op een aantal punten beter had gekund. Hoewel de notaris de uitdrukkelijke intentie had om zich buiten het geschil van klagers en kopers te houden, lijkt deze intentie zich door de onduidelijke communicatie van de notaris juist tegen hem te hebben gekeerd. De verwijten die de notaris ten aanzien van zijn communicatie zijn te maken, zijn echter niet van zodanig aard dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4551

    Deels gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De schoonmoeder van klaagster verbleef in het verpleeghuis waar de verpleegkundige destijds werkzaam was. Klaagster heeft meerdere klachten over hoe haar schoonmoeder in de laatste weken van haar leven is verzorgd, onder andere door de verpleegkundige. De verpleegkundige voert verweer. Het college komt tot het oordeel dat één van de klachtonderdelen gegrond is, namelijk dat de verpleegkundige er onvoldoende zorg heeft verleend met betrekking tot het aanbieden van voeding en vocht en hierover onvoldoende heeft gecommuniceerd. Het overige van de klacht is ongegrond. Geen maatregel

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/410239 / KL RK 22-128

    Klacht niet-ontvankelijk wat betreft het handelen van de oud-notaris als bestuurder van de Stichting administratiekantoor (STAK) omdat dit handelen in beginsel buiten het bereik van de Wet op het notarisambt valt. Overigens geldt dat de oud-notaris als bestuurder van de STAK niet handelt of belegt zoals bedoeld in artikel 17 lid 3 Wna. Verder is niet gesteld of gebleken dat de werkzaamheden van de oud-notaris als bestuurder in dit geval zodanig verband houden met zijn (voormalige) hoedanigheid van notaris dat de oud-notaris voor zijn optreden van de bestuurder van de STAK als zodanig tuchtrechtelijk zou moeten verantwoorden. Wel terecht is het verwijt dat de (thans) oud-notaris klager niet goed heeft voorgelicht over zijn erfrechtelijke keuzemogelijkheden. In zoverre klacht gegrond. Dit verwijt betreft de kernwaarden van het notarisambt. De op te leggen maatregel blijft echter tot waarschuwing beperkt omdat uit de verklaring van klager ter zitting volgt dat klager reeds geruime tijd voorafgaand aan het overlijden van erflater op de hoogte was van zijn wens om de vennootschappen als geheel na te laten aan de volgende generatie. Daarbij was klager bekend met het feit dat erflater met het oog daarop met zijn fiscaal adviseurs en met de oud-notaris in gesprek was over herstructurering van de vennootschappen. Het is daarom begrijpelijk en tot op zekere hoogte te billijken dat de oud-notaris klager op hoofdlijnen met de materie bekend veronderstelde.