ECLI:NL:TNORARL:2023:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/410239 / KL RK 22-128

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:34
Datum uitspraak: 29-06-2023
Datum publicatie: 07-07-2023
Zaaknummer(s): C/05/410239 / KL RK 22-128
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht niet-ontvankelijk wat betreft het handelen van de oud-notaris als bestuurder van de Stichting administratiekantoor (STAK) omdat dit handelen in beginsel buiten het bereik van de Wet op het notarisambt valt. Overigens geldt dat de oud-notaris als bestuurder van de STAK niet handelt of belegt zoals bedoeld in artikel 17 lid 3 Wna. Verder is niet gesteld of gebleken dat de werkzaamheden van de oud-notaris als bestuurder in dit geval zodanig verband houden met zijn (voormalige) hoedanigheid van notaris dat de oud-notaris voor zijn optreden van de bestuurder van de STAK als zodanig tuchtrechtelijk zou moeten verantwoorden. Wel terecht is het verwijt dat de (thans) oud-notaris klager niet goed heeft voorgelicht over zijn erfrechtelijke keuzemogelijkheden. In zoverre klacht gegrond. Dit verwijt betreft de kernwaarden van het notarisambt. De op te leggen maatregel blijft echter tot waarschuwing beperkt omdat uit de verklaring van klager ter zitting volgt dat klager reeds geruime tijd voorafgaand aan het overlijden van erflater op de hoogte was van zijn wens om de vennootschappen als geheel na te laten aan de volgende generatie. Daarbij was klager bekend met het feit dat erflater met het oog daarop met zijn fiscaal adviseurs en met de oud-notaris in gesprek was over herstructurering van de vennootschappen. Het is daarom begrijpelijk en tot op zekere hoogte te billijken dat de oud-notaris klager op hoofdlijnen met de materie bekend veronderstelde.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/410239 / KL RK 22-128

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

gemachtigde: mr. G.T.J. Hoff,

advocaat te Haarlem,

tegen

[N.],

oud-notaris te […],

gemachtigde: mr. S. Colsen,

advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna klager en de oud-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 10 oktober 2022
  • het verweer van de oud-notaris van 10 januari 2023
  • de producties van klager ingekomen 26 april 2023
  • de producties van de oud-notaris ingekomen 5 mei 2023
  • de producties van de oud-notaris ingekomen 12 mei 2023

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 15 mei 2023 behandeld, waarbij zijn verschenen partijen en hun gemachtigden.

2. De feiten

2.1 Klager en zijn broer [B.] zijn de kinderen van [V.] (hierna: erflater). Erflater is overleden op 13 oktober 2019.

2.2 Erflater was enig aandeelhouder van vier besloten vennootschappen, hierna de vennootschappen genoemd. De activiteiten van de vennootschappen bestaan onder meer uit het beleggen in onroerende zaken.

2.3 Het op 11 oktober 2019 gepasseerde testament van erflater bepaalt dat klager voor twee derde deel erft en zijn broer voor één derde deel. De erfdelen zijn volgens het testament zo vastgesteld om te bereiken dat de nalatenschap van erflater uiteindelijk in gelijke delen bij de drie kleinkinderen van erflater terecht komt.

2.4 Op 11 oktober 2019 zijn voorts bij de oud-notaris de volgende akten gepasseerd:

a) een akte statutenwijziging Stichting Administratiekantoor  (hierna: STAK)

b) een akte wijziging administratievoorwaarden STAK

c) vier akten certificering van aandelen van de vennootschappen

d) vier akten statutenwijziging van de vennootschappen.

Deze akten worden hierna tezamen ook wel aangeduid als de akten van 11 oktober 2019.

2.5 In de statuten van de STAK zoals deze na de wijziging luiden is onder meer opgenomen:

In artikel 3 lid 5:

“De Stichting (STAK)  zal ervoor zorg dragen dat van de uitkeerbare winst van de Vennootschappen te allen tijde niet meer dan twintig procent (20%) zal worden uitgekeerd, zulks met het oog op de continuïteit van de gezamenlijke onderneming van de Vennootschap en de verdere ontwikkeling en groei van deze gezamenlijke onderneming.”

In artikel 3 lid 6:

“De Stichting (STAK) zal ervoor zorg dragen dat er in de statuten van de Vennootschappen, gedurende de periode dat de Aandelen in deze Vennootschappen zijn gecertificeerd, een regeling is opgenomen op grond waarvan het bestuur van de betreffende Vennootschappen de goedkeuring behoeft van de algemene vergadering van de betreffende Vennootschappen voor besluiten omtrent:

a. het verkrijgen, vervreemden, met beperkte rechten bezwaren, huren en verhuren van onroerende zaken, welke rechtshandeling het belang of de waarde een bedrag van tweehonderd vijftigduizend euro (€ 250.000,00) te boven gaat of waardoor (een van) de Vennootschappen voor langer dan één jaar wordt/worden verbonden, waarbij met elkaar samenhangende handelingen als één handeling worden beschouwd; de algemene vergadering van aandeelhouders is steeds bevoegd bedoeld bedrag te wijzigen;

(…)”

In artikel 19 lid 1:

 “Het Bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen met uitzondering van de bepalingen opgenomen in artikel 3 en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.”

2.6 Bij e-mail van 14 oktober 2019 heeft de oud-notaris klager de akten van

11 oktober 2019 toegestuurd.

2.7 Bij e-mail van 21 januari 2020 heeft de oud-notaris klager (en zijn broer) bericht als volgt:

Zoals besproken, zend ik deze e-mail in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van jullie vader.

(…)

De afwikkeling van de nalatenschap (waaronder wordt begrepen het bepalen van de schulden van de nalatenschap en de uitvoering van het testament) van de overledene behoort tot de taak van de erfgenamen.

De wet geeft een aantal keuzemogelijkheden aan een erfgenaam om zijn positie te bepalen. Een erfgenaam kan de nalatenschap:

- zuiver aanvaarden;

- beneficiair aanvaarden;

- verwerpen.

(…)

(…) Ik ben er vooralsnog vanuit gegaan dat jullie zuiver wensen te aanvaarden. De verklaringen van zuivere aanvaarding heb ik bijgesloten. Indien jullie daar inderdaad mee akkoord zijn, verzoek ik jullie die te tekenen en per e-mail en per post aan mij te retourneren.

(…)

De concept akte van erfrecht treffen jullie tevens hierbij aan. Zodra ik alle benodigde stukken heb ontvangen, zal ik de akte passeren.

(…)”

3. De klacht en het verweer

3.1 De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen.

 1) De oud-notaris heeft erflater onvoldoende geïnformeerd over de gevolgen van de akten van 11 oktober 2019.

2) De oud-notaris heeft klager niet goed voorgelicht over de erfrechtelijke keuzemogelijkheden.

3) De oud-notaris bemoeit zich als bestuurder van de STAK met aangelegenheden die buiten de invloedssfeer van de STAK  liggen.

4) De oud-notaris handelt in strijd met het verbod van artikel 17 lid 3 Wna.

3.2 Op de stellingen van klager en het verweer van de oud-notaris zal de kamer hierna waar nodig nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de oud-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Klachtonderdeel 1)

4.2.1 De oud-notaris heeft aangevoerd dat klager op dit punt niet in zijn klacht kan worden ontvangen omdat klager geen partij was bij de akten van 11 oktober 2019 en als familielid op dit punt geen redelijk belang heeft. De kamer passeert dit verweer omdat de akten klager als erfgenaam rechtstreeks in zijn vermogensrechtelijke belangen raken.

4.2.2 Klager heeft aangevoerd dat erflater niet voldoende is belehrd over de gevolgen van het passeren van de akten. De erfenis van erflater is op één dag op slot gezet, aldus klager.

De kamer overweegt dat de oud-notaris onbetwist heeft aangevoerd dat hij al vanaf 2011 betrokken is geweest bij het overleg met erflater (en zijn adviseurs) over de herstructurering van de vennootschappen, waaronder begrepen de certificering van de aandelen. Deze herstructurering heeft zijn beslag gekregen in de akten van 11 oktober 2019. Tussen partijen staat bovendien vast dat erflater zich tot op hoge leeftijd en tot kort voor zijn overlijden actief heeft bemoeid met de bedrijfsvoering van de vennootschappen en dat de herstructurering van de vennootschappen voortkwam uit zijn wens om het familiebedrijf als geheel aan de volgende generaties na te laten. De akten van 11 oktober 2019 vormen de kennelijke uitkomst van dit streven. De kamer ziet gelet op het voorgaande geen grond om aan te nemen dat de oud-notaris erflater onvoldoende zou hebben geïnformeerd over de gevolgen van de akten van 11 oktober 2019. De klacht wordt daarom op dit punt ongegrond verklaard.

4.3 Klachtonderdeel 2)

Vast staat dat er kort na het overlijden van erflater op 21 oktober 2019 een gesprek heeft plaatsgevonden op het kantoor van de oud-notaris. Naar de oud-notaris onweersproken heeft gesteld heeft hij klager in dat gesprek geïnformeerd over het testament, de certificering van de aandelen van de vennootschappen en de gevolgen daarvan. Daarna heeft de oud-notaris klager bij de e-mail van 21 januari 2020 een concept akte van zuivere aanvaarding en een concept akte van erfrecht toegestuurd met de begeleidende tekst zoals hierboven aangehaald. Het voorgaande brengt de kamer tot de volgende conclusie.

Niet is komen vast te staan dat de oud-notaris klager zo snel mogelijk na het overlijden van erflater, noch op enig moment daarna, nadrukkelijk heeft gewezen op de mogelijke gevolgen van de erfrechtelijke keuzes die gemaakt zouden kunnen worden. Mede gelet op het specifieke karakter van de erfrechtelijke verkrijging had hij dit moeten doen. De keuze voor de zuivere aanvaarding is in de e-mail van 21 januari 2020 daarentegen zonder meer verondersteld en is gezien de meegestuurde concept akte zuivere aanvaarding, zonder nader overleg met of voorlichting van klager aangenomen.

De kamer is gezien deze feiten en omstandigheden van oordeel dat klager de oud-notaris terecht verwijt dat hij hem niet goed heeft voorgelicht over zijn erfrechtelijke keuzemogelijkheden en dat de klacht op dit onderdeel gegrond moet worden verklaard.

4.4 Klachtonderdeel 3)

De oud-notaris voert op dit punt naar het oordeel van de kamer terecht aan dat het handelen van de oud-notaris als bestuurder in beginsel buiten het bereik van de Wet op het notarisambt valt. Niet is gesteld of gebleken dat de werkzaamheden van de oud-notaris als bestuurder in dit geval zodanig verband houden met zijn (voormalige) hoedanigheid van notaris dat de oud-notaris zich voor zijn handelen als bestuurder van de STAK tuchtrechtelijk zou moeten verantwoorden. De klacht moet daarom op dit onderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.5 Klachtonderdeel 4)

De oud-notaris heeft in dit verband aangevoerd dat hij als bestuurder van de STAK niet handelt of belegt zoals bedoeld in artikel 17 lid 3 Wna. Hij houdt in die hoedanigheid toezicht op de bedrijfsvoering van de vennootschappen met het oog op de continuïteit van die vennootschappen.

De kamer is van oordeel dat de oud-notaris zich terecht op het standpunt stelt dat hier geen sprake is van overtreding van artikel 17 lid 3 Wna. De oud-notaris stelt als (mede)bestuurder het kader waarbinnen de vennootschappen functioneren. Dit vormt echter onvoldoende grond om aan te nemen dat de oud-notaris direct of indirect beleggingsbeslissingen neemt of daarbij een belang zou hebben waardoor zijn onafhankelijkheid, onpartijdigheid dan wel de eer en/of de aanzien van zijn ambt in het geding zou kunnen komen. Ook het aandragen van een beleggingsvoorstel zoals door klager benoemd, kan niet worden aangemerkt als een beleggingsbeslissing. De oud-notaris wordt voor zijn werkzaamheden als bestuurder bovendien betaald op declaratiebasis tegen een vast uurtarief en heeft dus geen financieel belang bij enige beleggingsbeslissing van de vennootschappen. De klacht op dit onderdeel moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.6 Maatregel

Het verwijt van schending van de informatieplicht is ernstig en betreft de kernwaarden van het notarisambt. De kamer is evenwel van oordeel dat de op te leggen maatregel hier tot een waarschuwing beperkt moet blijven. Redengevend hiervoor is dat uit de verklaring van klager ter zitting volgt dat klager ook uit hoofde van zijn werkzaamheden voor de vennootschappen reeds geruime tijd voorafgaand aan het overlijden van erflater op de hoogte was van zijn wens om de vennootschappen als geheel na te laten aan de volgende generatie. Daarbij was klager bekend met het feit dat erflater met het oog daarop met zijn fiscaal adviseurs en met de oud-notaris in gesprek was over herstructurering van de vennootschappen. Het is daarom begrijpelijk en tot op zekere hoogte te billijken dat de oud-notaris klager op hoofdlijnen met de materie bekend veronderstelde.

4.7 Kostenveroordeling

4.7.1 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de oud-notaris op grond van artikel

99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden.

4.7.2 De kamer ziet aanleiding om de oud-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-.

4.7.3 De kamer ziet voorts aanleiding de oud-notaris gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klager heeft gemaakt in verband met de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarvoor worden in dit geval 2 punten à € 525,00 met een wegingsfactor 1 toegekend, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 1.050,00.

4.7.4 De oud-notaris dient de kosten en het griffierecht genoemd in overweging 4.7.1 tot

en met 4.7.3 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de oud-notaris.

4.7.5 De kamer ziet verder aanleiding om de oud-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1.

De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De oud-notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.8 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-           verklaart de klacht op klachtonderdeel 3) niet-ontvankelijk;

-           verklaart de klacht op klachtonderdeel 1) en 4) ongegrond;

-           verklaart de klacht op onderdeel 2) gegrond;

-           legt de oud-notaris de maatregel van waarschuwing op;

-          

-           veroordeelt de oud-notaris tot betaling aan klager van het griffierecht van € 50,00, de forfaitaire kosten van € 50,00 en de kosten van rechtsbijstand van € 1050,00, derhalve van € 1150,00 in totaal, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 4.7.4 bepaald;

-           veroordeelt de oud-notaris tot betaling aan de kamer van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 2.000,00, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 4.7.5 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, L.T. de Jonge,

M.R.H. Goossens, J.A.H. Bruggemann en V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.