Zoekresultaten 12661-12670 van de 44316 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:27 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190173

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster zou tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld doordat zij klaagster niet goed heeft bijgestaan. Meer specifiek geeft klaagster aan dat verweerster haar belangen zwaar heeft verwaarloosd, haar willens en wetens op het verkeerde been heeft gezet en de rechtbank in haar leugens heeft betrokken. Verweersters beroep is gericht tegen de hoogte van de opgelegde maatregel door de raad, te weten schrapping van het tableau. Verweerster heeft het hof er niet van kunnen overtuigen dat zij haar kantoorpraktijk inmiddels op orde heeft en dat het risico op herhaling niet meer aanwezig is. Verweerster schroomt niet om in strijd met de waarheid mededelingen te doen aan cliënten en derden, teneinde haar eigen nalatigheid en/of gebrek aan deskundigheid te verbloemen. Bovendien is gebleken dat verweerster tijdens de mondelinge behandeling bij de raad in 2019 opnieuw onware mededelingen heeft gedaan. Met de raad is het hof dan ook van oordeel dat verweerster, mede gelet op haar tuchtrechtelijke verleden, een patroon laat zien van zorgwekkende gedragingen waarmee zij de kernwaarden integriteit en vakkundigheid schendt en cliënten en derden dupeert. Niet valt in te zien hoe het voorgestelde coachingstraject in dit stadium en in deze omstandigheden soelaas zou kunnen bieden. Bekrachtiging beslissing van de raad, bekrachtiging schrapping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:6 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-174/DH/DH

    Verzet gegrond, klacht ongegrond. De voorzitter heeft een gedeelte van de klacht niet beoordeeld en daarom is het verzet gegrond. De raad oordeelt dat het door de voorzitter niet beoordeelde klachtonderdeel ongegrond is.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:231 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180298

    Volgens klager heeft verweerder ten onrechte tegen hem een strafrechtelijke aangifte gedaan. Het hof overweegt dat het niet heeft kunnen vaststellen dat verweerder op eigen naam aangifte heeft gedaan. Het hof gaat ervan uit dat verweerder uitsluitend namens zijn cliënt aangifte heeft gedaan en niet zelf. Het hof wijst het verzoek van klager tot het doen van nader onderzoek naar de aangifte jegens hem af. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/29

    Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de vereffening van de nalatenschap van de broer. De notaris voert, onder verwijzing naar de beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 13 juni 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:2259), aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. De kamer volgt de notaris niet in zijn verweer. Anders dan de notaris meent, volgt uit de hiervoor aangehaalde beslissing dat slechts op het gebied van regels die de functie van een vereffenaar in algemene zin betreffen alleen de kantonrechter bevoegd is. Ten aanzien van overige klachten is dus in beginsel de tuchtrechter bevoegd. Aangezien gesteld noch gebleken is dat de zeven klachtonderdelen zien op bedoelde algemene regels met betrekking tot de functie van een vereffenaar, is de kamer van oordeel dat klager in beginsel ontvankelijk is in deze klachtonderdelen. De klachtonderdelen die betrekking hebben op de communicatie worden ongegrond verklaard. Vast is namelijk komen te staan dat de notaris steeds mondeling heeft gereageerd op vragen van klager en hem op de hoogte heeft gehouden van de afwikkeling van de nalatenschap. De kamer is (kort gezegd) van oordeel dat - hoezeer het wellicht ook aanbeveling verdient om mondeling overgebrachte informatie en antwoorden schriftelijk vast te leggen - de notaris niet is tekortgeschoten in de communicatie jegens klager. Het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de trage afwikkeling van de nalatenschap wordt eveneens ongegrond verklaard, omdat de omstandigheden die hebben geleid tot een vertraging in de afwikkeling van de nalatenschap niet kunnen worden toegerekend aan de notaris. Ook het klachtonderdeel dat betrekking heeft op het niet verschijnen van de notaris q.q. in de door de zussen aanhangig gemaakte gerechtelijke procedure wordt ongegrond verklaard. De notaris heeft terecht naar voren gebracht dat zijn verschijning in de gerechtelijke procedure onder de omstandigheden van het geval geen toegevoegde waarde zou hebben gehad. Sterker nog: de notaris zou daarmee een kostenverhoging teweeg hebben gebracht ten laste van de nalatenschap van de broer, hetgeen niet in het voordeel van klager en de zussen zou zijn geweest. Het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de gang van zaken rond de aan de makelaar verleende opdracht tot dienstverlening wordt ongegrond verklaard. De kamer acht de handelwijze van de notaris op dit punt niet klachtwaardig. Ten slotte wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in een klachtonderdeel dat te laat is ingediend.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:225 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180220

    Klacht tegen lid van de Raad van de Orde van Advocaten. Verweerster zou tijdens een kantoorbezoek niet hebben gehandeld zoals het een behoorlijk lid van de Raad van de Orde van Advocaten betaamt. Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. Bekrachtiging beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:7 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-589/DH/RO

    Verweerder heeft een beroepsfout gemaakt door de gronden van beroep te laat in te dienen, als gevolg waarvan het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Pas ter zitting heeft verweerder erkend dat hij een beroepsfout heeft gemaakt. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:19 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190162

    Het stond verweerder, na de contacten die hij in de eerste helft van juni 2017 met klager had, niet vrij om vervolgens de voormalige partner van klager bij te staan en in die hoedanigheid tegen klager op te treden, ook al heeft tussen verweerder en klager geen formele advocaat-cliënt-relatie bestaan. Bekrachtiging uitspraak raad met uitzondering van de opgelegde maatregel, die wordt gematigd tot een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:232 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190100

    Klacht over onduidelijkheid over de financiële afwikkeling van de werkzaamheden van verweerder. Verweerder is tekortgeschoten in zijn informatievoorziening aan klager. Juist doordat een schriftelijke vastlegging van de (gestelde) gemaakte afspraken heeft ontbroken, kon bij klager onduidelijkheid ontstaan. Die onduidelijkheid komt voor rekening en risico van verweerder. Voor een gedegen vastlegging bestond temeer aanleiding omdat de werkzaamheden oorspronkelijk onder twee toevoegingen zouden worden gedeclareerd, terwijl verweerder later aan klager een factuur heeft verzonden op basis van een uurtarief. Bekrachtiging beslissing raad, inhoudende waarschuwing. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:50 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.047

    Klacht tegen verpleegkundige. De verpleegkundige is werkzaam als ondersteuner Jeugd en Gezin in een huisartsenpraktijk en heeft klagers zoon aangemeld bij het Centrum voor Jeugd en gezin (CJG). Daarvoor hadden een aantal gesprekken met de moeder plaatsgevonden en een telefonisch consult met klager. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht, voor zover deze betrekking heeft op het verwijt dat klager onvoldoende is gehoord ter zake van de problematiek van zijn zoon en dat hij niet de kans heeft gekregen om op de inhoud van de aanmelding te reageren gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van waarschuwing op. In beroep oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat de verpleegkundige de inhoud van de aanmelding bij klager had moeten toetsen op juistheid, met name wat betreft de gegevens die klager betreffen. De verpleegkundige heeft dit nagelaten en heeft bovendien geen wijzigingen in het aanmeldformulier aangebracht na het gesprek met klager terwijl dit wel mogelijk was. Het beroep is deels gegrond, maar leidt niet tot vernietiging van de bestreden beslissing. In het principaal beroep bekrachtigt het Centraal Tuchtcollege, onder aanvulling van gronden, de beslissing waarvan beroep. Het incidenteel beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:51 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.171

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klagers hebben namens hun overleden broer (patiënt) een klacht ingediend. Patiënt was opgenomen op een chronische zorgafdeling van een verpleeghuis, waar de specialist ouderengeneeskunde destijds werkzaam was als arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat sprake was van een niercelcarcinoom waarvoor geen levensverlengende behandeling meer mogelijk was. Patiënt kreeg vanwege de pijnklachten oxycodon voorgeschreven. Op verzoek van patiënt en familie is de oxycodon onderbroken. Patiënt is achteruitgegaan en een maand later overleden. Klagers verwijten de specialist ouderengeneeskunde dat zij in strijd zou hebben gehandeld met de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Daarnaast zou sprake zijn van levensbeëindiging door de specialist ouderengeneeskunde tegen de wil van patiënt. De specialist ouderengeneeskunde wordt moord met voorbedachten rade verweten. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Patiënt is niet overleden door de inname van oxycodon, maar door de ernstige ziekte waar hij aan leed. Toediening van oxycodon in de fase van het levenseinde maakt deel uit van de medisch behandeling en is zodanig aan richtlijnen gebonden. Geen aanwijzingen voor hulp bij zelfdoding of een beslissing door de specialist ouderengeneeskunde tot levensbeëindiging. De specialist ouderen geneeskunde heeft zich uitermate professioneel en inlevend opgesteld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.