ECLI:NL:TGDKG:2020:45 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/656573 DW RK 18/574

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:45
Datum uitspraak: 06-03-2020
Datum publicatie: 04-08-2020
Zaaknummer(s): C/13/656573 DW RK 18/574
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat er een fout is gemaakt bij de behandeling van het dossier. Aan de gerechtsdeurwaarder wordt nu de fout niet opzettelijk is gemaakt en niet gebleken is dat (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder structureel dergelijke fouten maakt, de maatregel van waarschuwing  opgelegd. De gerechtsdeurwaarder wordt niet veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 maart 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/656573 / DW RK 18/574 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

gemachtigde: [..],

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 november 2018, heeft de gemachtigde van klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 10 december 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2020 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De gemachtigde van klager is in verband met dringende redenen niet verschenen. Klager is evenmin verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 maart 2020.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          op 25 september 2018 is klager gedagvaard te verschijnen op 30 oktober     2018 bij de kantonrechter;

-          op 22 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager meegedeeld dat      de zitting geen doorgang zal vinden en dat de vordering voldaan moet worden.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders - kort samengevat - dat klager de vordering heeft betwist. In strijd met artikel 111 derde lid van het Wetboek van Rechtsvordering is de betwisting niet opgenomen in de inleidende dagvaarding.

In de inleidende dagvaarding wordt een bedrag gevorderd van € 40 plus kosten. Per brief van 22 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder laten weten dat de zitting niet doorgaat. Zonder rechterlijke tussenkomst is de vordering verhoogd naar

€ 154,21. Deze verhoging is niet terecht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. Uit de stukken kan worden afgeleid dat bovengenoemde gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is te achten voor de handelingen waarover wordt geklaagd. Hiermee is in de aanhef van de beslissing al rekening gehouden.

4.2 De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat bij de overdracht van het dossier van de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder iets mis is gegaan waardoor de gerechtsdeurwaarder niet op de hoogte was van het tegen de vordering gevoerde verweer. De dagvaarding werd vervolgens ingetrokken omdat de zorgnota bij de dagvaarding ontbrak. De kamer stelt vast dat (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder een fout heeft gemaakt door, ondanks de intrekking van de dagvaarding, toch de vordering te verhogen met proceskosten, zoals ook door de gerechtsdeurwaarder is erkend. Dit leidt ertoe dat de klacht terecht is voorgesteld.

4.3 Gelet op het onder 4.2 overwogene verklaart de kamer de klacht gegrond. Aan de gerechtsdeurwaarder zal, nu de fout niet opzettelijk is gemaakt en niet gebleken is dat (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder structureel dergelijke fouten maakt, de maatregel van waarschuwing worden opgelegd.

4.4 Onder de voorwaarden dat een klacht gegrond wordt verklaard en een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

4.5 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

4.6 Op grond van artikel 37 lid 7 Gdw bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;

-          ziet af van het opleggen van een kostenveroordeling;

-          bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder het door klager betaalde griffierecht ad

            € 50,00 vergoedt.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.