ECLI:NL:TADRAMS:2020:168 Raad van Discipline Amsterdam 20-436/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:168
Datum uitspraak: 27-07-2020
Datum publicatie: 03-08-2020
Zaaknummer(s): 20-436/A/NH
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing, Klacht over verweerster in haar hoedanigheid van voorzitter van een vereniging kennelijk ongegrond. Het gaat om privégedragingen die geen verband houden met haar praktijkuitoefening. Evenmin sprake van gedragingen die absoluut ongeoorloofd zijn.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  27 juli 2020

in de zaak 20-436/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 11 juni 2020 met kenmerk mb/re/19-534/1057524, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 26.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster is voorzitter van de Haarlemse alevitische vereniging EKD (hierna: EKD). Verweerster is gekozen als één van de drie afgevaardigden voor HAKDER, een samenwerkingsverband van alevitische verenigingen in Nederland waarvan EKD lid is. Klagers zijn net als verweerster zelf ook afgevaardigden namens hun verenigingen en hebben net als verweerster in de hoedanigheid van afgevaardigde en/of bestuurslid van de betreffende lid-vereniging aan algemene ledenvergaderingen van HAKDER kunnen deelnemen.

1.2    EKD heeft in 2019 meerdere kortgedingprocedures tegen HAKDER gevoerd over het lidmaatschap van EKD van HAKDER. EKD is in die procedures bijgestaan door een advocaat, mr. C.

1.3    Op 6 december 2019 heeft verweerster klagers namens het bestuur van EKD een sommatiebrief gestuurd.

1.4    Op 29 december 2019 hebben klagers 1 tot en met 4 bij de deken een klacht ingediend over verweerster. Op 21 januari 2020 heeft klager 5 bij de deken een gelijkluidende klacht over verweerster ingediend. 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster het volgende.

a)    Verweerster respecteert besluiten van de Algemene Ledenvergadering van HAKDER niet.

b)    Verweerster maakt oneigenlijk gebruik van haar bevoegdheden als advocaat.

c)    Verweerster heeft zich in woord en geschrift schuldig gemaakt aan bedreigingen en ondervragingen.

d)    Verweerster heeft kwesties met betrekking tot klagers en andere personen en organen die direct dan wel indirect verbonden zijn aan HAKDER openbaar gemaakt op social media.

e)    Verweerster heeft onrechtmatig video- en geluidsopnames gemaakt.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op privégedragingen van verweerster. Het door klagers aan verweerster verweten handelen en/of nalaten ziet immers op haar handelen in hoedanigheid van voorzitter van EKD. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig. Dat tuchtrecht beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Artikel 46 houdt mede in een tuchtrechtelijke aansprakelijkheid voor ‘handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt’. Onder dergelijk handelen of nalaten kunnen ook gedragingen in een andere hoedanigheid of privégedragingen van een advocaat vallen indien tussen die gedragingen en de praktijkuitoefening voldoende verband bestaat, en bij gebreke van zodanig verband, indien het gaat om gedragingen die voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen.

4.2    De voorzitter is van oordeel dat de gedragingen die klagers verweerster verwijten geen verband houden met haar praktijkuitoefening. Klagers stellen weliswaar dat verweerster zich voortdurend als advocaat profileert binnen de vereniging, maar hebben dat verder niet onderbouwd. De door klagers overgelegde sommatiebrief die verweerster op 6 december 2019 namens het bestuur van EKD aan hen heeft gestuurd is daartoe onvoldoende.

4.3    Evenmin is gebleken van gedragingen van verweerster die absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht in het licht van haar beroepsuitoefening.

4.4    Dit betekent dat de door klagers verweten gedragingen van verweerster niet vallen onder het tuchtrecht en dat de klacht reeds gelet hierop in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 27 juli 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.