Zoekresultaten 12311-12320 van de 44301 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:88 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.233

    Klacht tegen een chirurg in opleiding. De chirurg in opleiding heeft onder supervisie van haar supervisor (tegen wie ook wordt geklaagd) in 2008 bij patiënt laparoscopisch de galblaas verwijderd. Bij patiënt is in de maanden tot jaren na de operatie een ernstige vorm van levercirrose vastgesteld waardoor patiënt in 2012 is overleden. Klaagster heeft zich op het standpunt geteld dat de leverklachten het gevolg zijn van de galblaasoperatie. Klaagster verwijt de chirurg in opleiding 1. dat zij haar informatieplicht en het zelfbeschikkingsrecht heeft geschonden door patiënt niet te informeren dat de operatie zou worden uitgevoerd door een chirurg in opleiding, 2. dat zij niet transparant is geweest over haar ervaring/bekwaamheid, 3. dat zij niet de waarheid spreekt over de critical view of safety en 4. dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht en regiefunctie. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Klaagster komt in beroep van die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de patiënt onvoldoende is geïnformeerd over de persoon van de operateur, zodat hierover geen informed consent bestond, maar dat de chirurg in opleiding hierin geen persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-226a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Niet is gebleken dat beklaagde niets heeft gedaan om klager te helpen en het verzoek om een verwijzing voor een MRI scan om de oorzaak van zijn klachten aan te tonen categorisch niet heeft gehonoreerd. Uitgaande van de aantekeningen in het journaal en alle verwijzingen die zijn gedaan, is aannemelijk dat beklaagde zoveel als mogelijk ondersteuning heeft gegeven aan klager. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:89 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.249

    Klacht tegen huisarts. Klager heeft zich op consult gemeld in verband met een verwijzing naar een allergoloog en heeft bij dit consult ook melding gemaakt van koorts in de avond en verkoudheid. Verweerster heeft klager niet lichamelijk onderzocht maar wel een bloedonderzoek aangevraagd. Daaruit bleek een CRP van 205. Verweerster dacht aan spierreuma en heeft haar assistente gevraagd de uitslag door te geven met een verwijzing naar thuisarts.nl voor meer informatie. Ook schreef zij prednison voor. Twee dagen later bleek bij klager sprake van een longontsteking waarvoor klager enkele dagen in het ziekenhuis heeft verbleven. Klager verwijt verweerster – onder meer – dat zij hem niet adequaat heeft onderzocht en dat zij de diagnose, die bovendien fout was, telefonisch door de assistente heeft laten doorgeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de genoemde klachtonderdelen gegrond verklaard en aan de huisarts de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van verweerster.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-226b

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Er was geen reden om voor klager een spoed-MRI te regelen. Overigens was klager eerder door de collega van beklaagde al verwezen voor een MRI-onderzoek. Ook het verwijt van klager dat beklaagde geen affectie of medeleven heeft getoond is ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.101

    Klacht tegen een chirurg. De klacht betreft de behandeling door de chirurg van de inmiddels overleden echtgenote van klager (patiënte). De chirurg was hoofdbehandelaar van patiënte en heeft begin april 2017 bij patiënte een laparoscopische galblaasverwijdering uitgevoerd. Van de verwijderde galblaas is pathologisch anatomisch onderzoek verricht. De uitslag hiervan was medio april 2017 bekend. De chirurg heeft geen kennisgenomen van de uitslag dat sprake was van een galblaascarcinoom. In juni 2017, bij een poliklinisch consult bij een MDL-arts, krijg patiënte de uitslag voor het eerst te horen. In februari 2018 is patiënte overleden aan de gevolgen van een uitgezaaid galblaascarcinoom. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de verwijten gegrond dat de chirurg de uitslag van het door hem (of onder zijn verantwoording) aangevraagde onderzoek niet tijdig heeft bekeken, dat de chirurg de diagnose heeft gemist, dat hij de uitslag van het onderzoek niet tijdig met patiënte heeft gedeeld en dat hij is tekortgeschoten in zijn regiefunctie als hoofdbehandelaar. Het Regionaal tuchtcollege legt aan de chirurg op de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing van de inschrijving voor de duur van drie maanden. Het beroep van de chirurg ziet met name op de zwaarte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege weegt alle feiten en omstandigheden, waaronder een eerder gegrond verklaarde klacht, verklaart het beroep gegrond, uitsluitend voor wat betreft de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel, en legt aan de chirurg op een voorwaardelijke schorsing van drie maanden van de inschrijving in het BIG-register.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-204

    2019-204 Gegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Beklaagde heeft zijn advies gebaseerd op stukken uit 2002 en 2012. Bij een dergelijk advies geldt, gelet op de gerechtvaardigde belangen van betrokkene, dat van de arts mag worden verwacht dat hij duidelijk maakt welke informatie hij heeft gebruikt. Ook moet voor de lezer – zowel degene die de vragen heeft gesteld als de betrokkene – te begrijpen zijn op welke gronden de conclusie van de arts berust. Die conclusie moet ook redelijkerwijs uit de gronden kunnen volgen. Nu beklaagde de genoemde stukken niet in zijn advies heeft genoemd en de informatie niet heeft geactualiseerd, heeft beklaagde onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de door hem gegeven antwoorden is gekomen. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing. Geen aanleiding voor proceskostenveroordeling op grond van artikel 69 lid 5 Wet BIG, nu klager geen bedragen heeft genoemd of zijn kosten heeft gespecificeerd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:84 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.176

    Klacht van tandarts tegen een collega-tandarts, werkzaam in een andere praktijk (en tegen diens echtgenote, eveneens tandarts). Klager verwijt de tandartsen dat zij (1) zich niet houden aan de afspraken over de opvang van spoedgevallen, (2) zich grievend uitlaten over een collega, (3) geen medische dossiers verstrekken en (4) zorg van onvoldoende kwaliteit verlenen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond verklaard, klachtonderdeel 4 ongegrond verklaard en de bevoegdheid van de tandarts voor de duur van een half jaar geschorst, waarvan één maand onvoorwaardelijk en vijf maanden voorwaardelijk. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de verstandhouding tussen klager en de aangeklaagde tandartsen slecht is en dat over en weer klachten worden ingediend. Het medisch tuchtrecht is niet bedoeld en ook niet geschikt om een oordeel te vellen over ernstig verstoorde verhoudingen tussen zorgverleners onderling. Dit is alleen anders als door die verstoorde verhoudingen risico’s ontstaan voor de kwaliteit van de patiëntenzorg. Het Centraal Tuchtcollege beziet per klachtonderdeel of klager klachtgerechtigd is en of de aangeklaagde tandarts hier persoonlijk een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het college vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege (voor zover hiertegen beroep is ingesteld), verklaart klager niet‑ontvankelijk in klachtonderdeel 1, verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond en verstaat dat de opgelegde maatregel van (deels voorwaardelijke) schorsing van 6 maanden komt te vervallen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-223

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De rol van een bedrijfsarts bij verzuimbegeleiding is tweeledig. Enerzijds is het zijn taak te beoordelen of een werknemer ziek is, waarbij ook moet worden beoordeeld of het werk de ziekte (mede) heeft veroorzaakt. Zijn andere taak is om te adviseren over de vraag de werknemer in staat is met de klachten te werken, en zo niet, of er binnen het werk zaken moeten worden aangepast om dat wel mogelijk te maken. De terugkoppeling van beklaagde aan de leidinggevende van klaagster wordt in dat licht beoordeeld. Daarnaast zijn daarover regels neergelegd in de Leidraad Bedrijfsarts en privacy uit 2011. Volgens de Leidraad uit 201 dient de bedrijfsarts zich bij het verstrekken van gegevens steeds te beperken tot wat noodzakelijk is in verband met het doel waarvoor de gegevens worden uitgewisseld . B eklaagde is met zijn handelswijze gebleven binnen de ter zake geldende regels van geheimhouding. Zijn omschrijving in de terugkoppeling aan de leidinggevende van klaagster past binnen wat zonder toestemming van de werknemer aan informatie aan een leidinggevende verstrekt mag worden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:85 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.177

    Klacht van tandarts tegen een collega-tandarts, werkzaam in een andere praktijk (en tegen haar echtgenoot, eveneens tandarts). Klager verwijt de tandartsen dat zij (1) zich niet houden aan de afspraken over de opvang van spoedgevallen, (2) zich grievend uitlaten over een collega, (3) geen medische dossiers verstrekken en (4) zorg van onvoldoende kwaliteit verlenen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond verklaard, klachtonderdeel 4 ongegrond verklaard en de bevoegdheid van de tandarts voor de duur van een half jaar geschorst, geheel voorwaardelijk. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de verstandhouding tussen klager en de aangeklaagde tandartsen slecht is en dat over en weer klachten worden ingediend. Het medisch tuchtrecht is niet bedoeld en ook niet geschikt om een oordeel te vellen over ernstig verstoorde verhoudingen tussen zorgverleners onderling. Dit is alleen anders als door die verstoorde verhoudingen risico’s ontstaan voor de kwaliteit van de patiëntenzorg. Het Centraal Tuchtcollege beziet per klachtonderdeel of klager klachtgerechtigd is en of de aangeklaagde tandarts hier persoonlijk een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel 2 is gegrond. Het college vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, voor zover deze betrekking heeft op de klachtonderdelen 1 en 3; verklaart klager niet‑ontvankelijk in klachtonderdeel 1 en verklaart klachtonderdeel 3 alsnog ongegrond; verstaat dat de opgelegde maatregel van voorwaardelijke schorsing van 6 maanden komt te vervallen en legt aan de tandarts de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-136

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts en verzekeringsarts. Er zijn in dit geval geen feiten of omstandigheden gebleken die leiden tot het oordeel dat beklaagde de situatie van klaagster niet voldoende onafhankelijk heeft beoordeeld. Op grond van de door klaagster in het gesprek naar voren gebrachte informatie kon beklaagde in redelijkheid tot de conclusie komen dat klaagster niet ziek was en dat er sprake was van een arbeidsconflict. Gelet hierop, en op het feit dat een uitgebreide anamnese is afgenomen, kan niet worden aangenomen dat beklaagde zijn conclusie uitsluitend heeft gebaseerd op de informatie die hij van het verzuimbedrijf over klaagster had ontvangen. Klacht en overige klachtonderdelen ongegrond verklaard.