Zoekresultaten 12031-12040 van de 44407 resultaten
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:117 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-391
- Datum publicatie: 03-06-2020
- Datum uitspraak: 28-04-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:117
Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Gedragsregel 27 is niet geschonden. De opmerking dat het schikkingsvoorstel “laag en summier gemotiveerd was” is in dermate algemene bewoordingen geformuleerd, dat deze de inhoud van de schikkingsonderhandelingen niet raakt. Verder heeft verweerder niet in strijd met Gedragsregel 5 gehandeld door een dagvaarding uit te brengen nadat de correspondentie van de kant van klager meer dan een maand was stilgevallen. Er is in dat geval geen sprake van rauwelijks dagvaarden. Klacht is ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:111 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-513
- Datum publicatie: 03-06-2020
- Datum uitspraak: 06-01-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:111
Verweerder is opgetreden voor de gemeente en opgetreden voor een medewerker van de gemeente, die bij de rechtbank een verklaring heeft afgelegd in een kwestie die hem privé aangaat. Klager heeft een geschil met de gemeente en heeft in dat kader de gemeente ambtenaar laten horen. In hoeverre sprake is van tegenstrijdig belang is niet duidelijk geworden. Dat is van minder belang nu de gedragsregel over tegenstrijdige belang ten behoeve van de eigen cliënt is geschreven. De geschonden norm moet dienen om de belangen van de benadeelde te beschermen (Schuznorm). Klager is geen benadeelde van de norm en daarmee ook geen belanghebbende. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:118 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-764
- Datum publicatie: 03-06-2020
- Datum uitspraak: 04-05-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:118
Dekenbezwaar. Uit de verklaringen ter zitting van verweerder is de raad gebleken dat van meet af aan de bedoeling was dat de twee beoogde stagiaires op de vestiging van het advocatenkantoor in [Z] in arrondissement Noord-Nederland, en niet op kantoor in [Y], in arrondissement Overijssel, feitelijk hun werkzaamheden zouden gaan uitvoeren, en daarmee op een andere locatie dan waar de patroons kantoor houden (verweerder en zijn medewerker). De raad is van oordeel dat verweerder in strijd met de artikelen 9b, 10 en 46 Advocatenwet heeft gehandeld door de raad van de orde Overijssel, en de (waarnemend) deken, te misleiden door de raad van de orde niet actief en volledig te informeren over de gewenste afwijkende constructie met de stagiaires waarbij de stagiaires fysiek op een andere kantoorlocatie in een ander arrondissement zouden gaan werken dan de patroons. Daarbij kan in het midden blijven of daarbij sprake is geweest van opzet van de kant van verweerder. Hij heeft bewust, dan wel onbewust, de raad op het verkeerde been gezet, terwijl hij door ondertekening van het formulier tot goedkeuring van het patronaat heeft verklaard met alle toepasselijke en relevante bepalingen bekend te zijn geweest. Hij had daarnaar dus ook dienen te handelen. Verweerder neemt nu, zo is de raad uit de zitting gebleken, zijn verantwoordelijkheid als patroon richting zijn eigen stagiaire. Of de andere stagiaire als gevolg van het handelen van verweerder in september 2019 alsnog uit de advocatuur is gegaan, kan de raad niet vaststellen, nu de deken dat standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. Verweerder was volgens de raad niet goed op de hoogte van de relevante bepalingen in de Advocatenwet die betrekking hebben op de goedkeuring om patroon van een stagiaire te worden, terwijl dat wel van hem verwacht mocht worden. Organen die toezicht houden op advocaten moeten ervan uit kunnen gaan dat zij juist worden geïnformeerd. Daarnaast wordt van een patroon en tevens werkgever, zoals in het geval van verweerder, nog een extra grote zorgvuldigheid verwacht. Verweerder is hierin naar het oordeel van de raad tekortgeschoten en heeft daarmee in strijd gehandeld. Gelet hierop enerzijds en het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden van verweerder anderzijds, terwijl verweerder inmiddels de nodige veranderingen heeft doorgevoerd om zijn stagiaire onder zijn begeleiding op zijn kantoor in [Y] op te leiden tot een volwaardig advocaat en enig inzicht heeft getoond in het tuchtrechtelijk verwijtbare van zijn handelen, acht de raad de oplegging van de maatregel van berisping aan verweerder passend en geboden.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:112 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-075
- Datum publicatie: 03-06-2020
- Datum uitspraak: 09-03-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:112
Ongegrond verzet. Klacht betrof de vermeende misleiding van rechter door verweerster omdat zij volgens klager relevante informatie heeft achtergehouden en ook valse informatie heeft verstrekt. Anders dan klager is de raad van oordeel dat de bedoelde “geheime besluiten” niet door verweerster maar door de betrokkenen aan klager verstrekt hadden moeten. Als zij dat om hun moverende redenen niet hebben gedaan en verweerster daarover ook niet hebben geïnformeerd, kan verweerster daarvoor als de advocaat van de voormalige werkgever van klager niet verantwoordelijk worden gehouden, zoals klager heeft betoogd. Zover reikt voor een advocaat van de wederpartij een onderzoeksplicht naar de juistheid van de informatie van een cliënt niet.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:119 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-800
- Datum publicatie: 03-06-2020
- Datum uitspraak: 16-03-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:119
Voorzittersbeslissing. Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat op een advocaat in zijn algemeenheid geen plicht rust om te reageren op de correspondentie van de wederpartij. Voor zover verweerder daarmee in strijd heeft gehandeld met de eigen kantoorklachtenregeling, zoals klager hem ook verwijt, kan klager zich daar niet op beroepen, aangezien een dergelijke klachtenregeling alleen de relatie tussen de advocaat en de cliënt betreft. Evenmin is sprake van een plicht om een wederpartij te informeren over beëindiging van de opdracht. Verweerder heeft daarnaast de grenzen van de hem als advocaat van de wederpartij van klager toekomende vrijheid niet overschreden. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2020:40 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-255/DB/ZWB
- Datum publicatie: 03-06-2020
- Datum uitspraak: 11-05-2020
- ECLI:NL:TADRSHE:2020:40
De feitelijke grondslag van de klacht ontbreekt: niet gebleken dat opdracht is verstrekt voor opstarten van civiele procedure en evenmin dat verweerder niet heeft gereageerd op klagers klachtbrief. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:113 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-754
- Datum publicatie: 03-06-2020
- Datum uitspraak: 16-03-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:113
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Het antwoord op de vraag of verweerder door de verstrekking van klagers telefoonnummer aan een derde de AVG heeft geschonden, is voorbehouden aan de Autoriteit Persoonsgegevens, waar klager ook een klacht over verweerder heeft ingediend. Het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens hoeft voor een oordeel over de klacht niet te worden afgewacht, omdat een eventuele schending van de AVG niet zonder meer ook een tuchtrechtelijk gegronde klacht oplevert. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:182 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-212
- Datum publicatie: 30-05-2020
- Datum uitspraak: 25-05-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:182
Voorzittersbeslissing. Klaagster heeft zich op 6 juni 2019, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46 g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde verjaringstermijn, met een klacht over verweerster tot de deken gewend. Voor dit tijdsverloop heeft klaagster geen verklaring gegeven. Uit de overgelegde stukken blijkt evenmin dat klaagster niet eerder dan bij webformulier van 6 juni 2019 heeft kunnen klagen. Klacht niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:183 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-221
- Datum publicatie: 30-05-2020
- Datum uitspraak: 25-05-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:183
Voorzittersbeslissing. Optreden van advocaat tijdens een televisieprogramma in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid in het licht van de uitoefening van zijn beroep als advocaat niet aan te merken als absoluut ongeoorloofd.
-
ECLI:NL:TNORARL:2020:15 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/360330 KL RK 19-127
- Datum publicatie: 28-05-2020
- Datum uitspraak: 24-04-2020
- ECLI:NL:TNORARL:2020:15
Klager heeft zijn woning ‘kosten koper’ verkocht aan een koper. De notaris is door de koper van de woning belast met de levering. Op de nota van afrekening stond onder meer een te betalen bedrag van € 20,43 exclusief BTW vermeld voor ‘3x kosten overboeking’. Klager verwijt de notaris dat hij klager kosten in rekening heeft gebracht die vallen onder het begrip ‘gebruikelijk werkzaamheden’. De gebruikelijke werkzaamheden zijn immers al in rekening gebracht bij de koper. Door de kosten van een drietal overboekingen ook nog eens bij klager als verkoper in rekening te brengen, factureert de notaris die werkzaamheden dus twee keer, aldus klager. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard en heeft hiertoe het volgende overwogen. In lijn met de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:2428) is de kamer van oordeel dat als in een koopovereenkomst is overeengekomen dat de kosten voor rekening van de koper komen, dat met zich brengt dat partijen mogen verwachten dat kosten waarvan niet in de koopovereenkomst concreet staat vermeld dat deze voor rekening van één van beide partijen komen, en deze kosten niet uitsluitend betrekking hebben op de persoon van de verkoper, in hun geheel voor rekening van de koper zullen komen. De door klager aangehaalde kosten van telefonische overboekingen hebben echter uitsluitend betrekking op werkzaamheden die enkel ten behoeve van hem als verkoper zijn verricht. Het gaat immers om overboekingen aan klager zelf, zijn hypotheekgever(s) dan wel aan de door klager ingeschakelde makelaar. Het is daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris deze kosten bij klager als verkopende partij in rekening heeft gebracht. De kamer volgt het betoog van de notaris dat de aflosnota, de volmacht tot royement, de inschrijving daarvan in het kadaster en de kosten van de uitboeking onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Deze kosten behoren dan ook tot de gebruikelijke kosten van een doorhaling die bij de verkopende partij in rekening dienen te worden gebracht. De verkopende partij is immers verplicht om het verkochte te leveren vrij van hypotheek. Gelet op de verbondenheid tussen de verscheidene kostenposten had de notaris er voor kunnen kiezen om één allesomvattend tarief te hanteren en dit bij klager in rekening te brengen. In zijn streven naar transparantie heeft de notaris ervoor gekozen de diverse kostenposten uit te splitsen op de nota van afrekening. Hierdoor is bij klager de indruk ontstaan dat de notaris extra honorarium in rekening heeft gebracht. Dit is echter niet het geval. Naar het oordeel van de kamer is geen sprake van het tweemaal in rekening brengen van dezelfde werkzaamheden. Klager heeft dan ook de notaris volkomen ten onrechte bestempeld als zakkenvuller. In plaats van ongeoorloofd zakkenvullen is de notaris eerder - met de beste intentie - te transparant geweest. De kamer geeft de notaris dan ook in overweging om, ter voorkoming van verdere verwarring, een zogeheten lumpsumtarief te hanteren.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1203
- Pagina: 1204
- Pagina: 1205
- ...
- Pagina: 4441
- Volgende pagina zoekresultaten