ECLI:NL:TADRARL:2020:183 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-221
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2020:183 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-05-2020 |
Datum publicatie: | 30-05-2020 |
Zaaknummer(s): | 20-221 |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Optreden van advocaat tijdens een televisieprogramma in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid in het licht van de uitoefening van zijn beroep als advocaat niet aan te merken als absoluut ongeoorloofd. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 25 mei 2020
in de zaak 20-221/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 26 maart 2020 met kenmerk Z 1067827/AS/SD door de raad ontvangen op 26 maart 2020 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Op [datum] is verweerder aan het woord geweest in de televisie uitzending [naam programma]. Verweerder heeft onder meer het volgende gezegd:
“Feit 2 is dat (bijnaam klager), de rechterhand van (….) eigenlijk zijn klusjesman, in Nederland veroordeeld is als leidinggevende van deze moord."
1.2 Klager is bij vonnis dd.18 juli 2019 door de rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van de moord op X. Klager ontkent bij de moord betrokken te zijn geweest. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
1.3 Op 16 januari 2020 heeft de gemachtigde van klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
Verweerder heeft klager tijdens een uitzending van [naam programma] in een kwaad daglicht gesteld. Verweerder heeft zijn uitspraken als feiten gepresenteerd, zonder deze te onderbouwen. Een dergelijk handelen betaamt een behoorlijk handelend advocaat niet.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Verweerder is in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid van de gemeente X als gast uitgenodigd in het televisieprogramma [naam programma]. De klacht heeft derhalve betrekking op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid van de gemeente X en dus op het handelen van verweerder in privé. Het in de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Het tuchtrecht voor advocaten is alleen dan van toepassing op de handelwijze van een advocaat in privé indien deze handelwijze op enige wijze betrekking heeft op diens praktijkuitoefening als advocaat dan wel indien die advocaat zich in privé zodanig gedraagt dan wel misdraagt, dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd. Een klacht over een privé-gedraging van een advocaat is wel ontvankelijk, maar wordt slechts dan (vol) getoetst aan de in artikel 46 Advocatenwet genoemde maatstaven indien daartoe voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening zijn. In andere gevallen geldt de beperktere maatstaf of de gedraging van de advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht (ECLI:NL:TAHVD:2013:336 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6752).
4.2 Naar het oordeel van de voorzitter zijn er in het optreden van verweerder geen aanknopingspunten met de praktijkuitoefening van verweerder als advocaat, zodat er geen aanleiding is voor een tuchtrechtelijke toets van zijn optreden aan de in artikel 46 Advocatenwet genoemde maatstaven. Die aanknopingspunten zijn ook niet gesteld door klager. Dat betekent dat enkel zal worden beoordeeld of het optreden van verweerder in diens hoedanigheid van gemeenteraadslid in het licht van zijn beroepsuitoefening als advocaat absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Naar het oordeel van de voorzitter is hiervan geen sprake.
4.3 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid uitspraken gedaan naar aanleiding van de veroordeling van klager door de rechtbank. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder zich tijdens de televisie-uitzending van [naam programma] heeft gepresenteerd als advocaat, terwijl er ook anderszins niet van een aanknopingspunt met de uitoefening van zijn advocatenprakrijk is gebleken. Naar het oordeel van de voorzitter valt het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid in het licht van de uitoefening van zijn beroep als advocaat niet aan te merken als absoluut ongeoorloofd. Dat de opmerkingen van verweerder klager niet welgevallig waren, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de voorzitter valt verweerder op grond van het bovenstaande tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. K. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr.I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020.
griffier voorzitter
Bij afwezigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 25 mei 2020