Zoekresultaten 3961-3970 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2022:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3629

    Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij nalatig is geweest in de zorg voor de patiënt. Het door verweerder ingezette beleid is in strijd met de NHG-Behandelrichtlijn Misselijkheid en braken uit 2016. De patiënt was al drie dagen frequent aan het braken en er waren aanwijzingen voor dehydratie. Volgens de Richtlijn had de patiënt moeten worden beoordeeld. Dit heeft verweerder ten onrechte nagelaten. Verweerder heeft antibraakmiddelen voorgeschreven, wat de richtlijn afraadt behoudens uitzonderlijke gevallen. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom hij de Richtlijn niet heeft gevolgd. Klacht gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGDKG:2022:169 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/701337 / DW RK 21/169 MdV/WdJ

    Klager stelt dat hij rauwelijks is gedagvaard en beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarders hem hebben aangesproken uit hoogde van bestuursaansprakelijkheid. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2022:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3628

    Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij de gezondheidstoestand van de patiënt verkeerd heeft ingeschat en haar zorgen over de gezondheidstoestand van de patiënt niet serieus heeft genomen. De patiënt was al drie dagen frequent en veel aan het braken. Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Misselijkheid en braken uit 2016 had de patiënt moeten worden beoordeeld. Dit heeft verweerder ten onrechte nagelaten. Van verweerder mocht meer navraag bij klaagster naar de achtergrond van haar zorgen en naar de gezondheidstoestand van de patiënt worden verwacht. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:210 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.209

    Klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. De aangeklaagde gynaecoloog is sinds 2014 lid van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. In een ander ziekenhuis hebben in 2009 en 2017 second-opinions plaatsgevonden. In weer een ander ziekenhuis hebben in 2017 en 2018 een PA-revisie en een herbeoordeling van radiologische onderzoeken plaatsgevonden. Begin 2019 is een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het geschil tussen enerzijds patiënte en klaagster en anderzijds de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis. Klaagster heeft enkele maanden later verzocht om een gesprek met de Raad van Bestuur om te spreken over erkenning van wanprestatie en onrechtmatige daden. Er werd geen aanleiding gezien om weer in gesprek te gaan en verwezen werd naar de aansprakelijkheidsverzekeraar. In dit kader heeft de gynaecoloog klaagster verschillende e-mails gestuurd. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij niet heeft gehandeld na het bekend worden van foutieve PA-verslagen, dat hij communicatie heeft willen afschuiven op de klachtenfunctionaris, dat hij een zwijgcultuur heeft ingesteld en getraineerd, dat hij geen respect heeft getoond en zonder duidelijke uitleg op vakantie is gegaan, en dat hij ten onrechte heeft gesproken over “nuanceverschillen” ten aanzien van een PA-revisierapport uit een ander ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de zaak ten onrechte niet is verwezen naar een aangrenzend college omdat de gynaecoloog zelf lid-beroepsgenoot is van Regionaal Tuchtcollege in Zwolle. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:204 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1232 en C2022/1247

    Klacht tegen arts. Door de informatie op de website van de arts is klaagster ten onrechte in de veronderstelling geraakt dat de arts plastisch chirurg was. Het Centraal Tuchtcollege verwijt de arts dat hij heeft nagelaten deze verwarring weg te nemen. De kwalificatie misleiding, die het Regionaal Tuchtcollege nog wel aannam, laat het Centraal Tuchtcollege achterwege. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep van de arts, uitsluitend waar het betreft de opgelegde maatregel, gegrond en verstaat dat de maatregel van berisping komt te vervallen. Hiertoe oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat dezelfde dag een uitspraak wordt gedaan waarin de arts dezelfde gedragingen worden verweten en aan de arts een berisping wordt opgelegd. Twee keer een berisping voor dezelfde gedragingen oordeelt het Centraal Tuchtcollege te zwaar.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:217 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.271

    Klacht tegen een internist. Klaagster heeft zich na een tekenbeet gewend tot haar huisarts die haar heeft doorverwezen naar het ziekenhuis. Klaagster is daar een aantal keren gezien door een arts-assistent die onder supervisie stond van verweerster. De internist heeft klaagster gezien bij het eerste consult. De klacht houdt in dat de internist geen goede invulling heeft gegeven aan het hoofdbehandelaarschap, niet heeft gehandeld volgens de CBO-richtlijn Lyme en daardoor een verkeerde en te late diagnose heeft gesteld, klaagster te laat en niet verder heeft behandeld, de gezondheidsklachten van klaagster heeft gebagatelliseerd en haar klachten niet serieus heeft genomen, en geen adequate administratie heeft gevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht in alle onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:211 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.208

    Klacht tegen een intensivist. Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. De aangeklaagde intensivist is sinds begin 2016 werkzaam als voorzitter van het (bestuur) van de Vereniging Medisch Staf van het ziekenhuis. In 2018 heeft op verzoek van klaagster een gesprek plaatsgevonden. De intensivist zou daarbij aanwezig zijn maar was niet in de gelegenheid dit gesprek bij te wonen. In een brief heeft klaagster onder meer gevraagd om een gesprek met de intensivist. Dit verzoek is niet gehonoreerd. Klaagster verwijt de intensivist dat hij niet open en transparant is en zich niet toetsbaar wil opstellen, dat hij niet luistert en niet toegankelijk is voor een gesprek, dat hij het belang van patiënt niet voorop heeft gesteld en geen belang hecht aan kwaliteit en veiligheid in de patiëntenzorg, en dat hij een verzoek tot een SIRE-onderzoek heeft geweigerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2022:218 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-834/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke kwestie gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:77 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05 /373599 KL RK 20 - 96

    Klacht niet-ontvankelijk. Uit klacht volgt dat klaagster zich bewust is geweest van het feit dat ze iets ondertekende wat ze niet wilde ondertekenen en zich tevens bewust is geweest van de werkzaamheden die de notaris in dit verband heeft verricht. Daarmee is op 15 juni 2016 voldaan aan de voorwaarden die de Wna stelt voor de start van de driejaarstermijn, wat meebrengt dat deze termijn 3 jaar later op 15 juni 2019 is geëindigd.De mogelijke (door klaagster niet onderbouwde) omstandigheid dat [P.] haar heeft gedwongen tot ondertekening van de akte doet aan het voorgaande niet af.  Zelfs indien deze door klaagster gestelde dwang zou komen vast te staan, dan nog zou aannemelijk moeten worden dat deze dwang zou hebben voortgeduurd gedurende de volledige daarop volgende periode van drie jaar waarin klaagster tijdig had kunnen klagen. Dit is echter niet gesteld en niet gebleken.Zelfs indien klaagster gevolgd zou worden in haar stelling dat zij redelijkerwijs niet eerder dan augustus 2017 de reden en de mogelijkheid voor het indienen van een tuchtklacht heeft kunnen zien en haar om deze reden in deze zaak een beroep op de additionele vervaltermijn van een jaar zou toekomen, dan nog is de klacht te laat want ruimschoots na het einde van die termijn ingediend.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:205 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1228 en C2022/1248

    Klacht tegen arts. Door de informatie op de website van de arts is klaagster ten onrechte in de veronderstelling geraakt dat de arts plastisch chirurg was. Het Centraal Tuchtcollege verwijt de arts dat hij heeft nagelaten deze verwarring weg te nemen. De kwalificatie misleiding, die het Regionaal Tuchtcollege nog wel aannam, laat het Centraal Tuchtcollege achterwege. Dat de arts de enige arts is in zijn praktijk ontslaat de arts niet van de algemene dossierplicht.  In beroep zet het Centraal Tuchtcollege uiteen dat een zorgverlener op grond van artikel 13 van de Wkkgz de geldende klachtenregeling op een passende wijze onder de aandacht moet brengen. Daarnaast verklaart het Centraal Tuchtcollege ook de klacht ook ten aanzien van grensoverschrijdend gedrag gegrond en houdt het de maatregel van berisping in stand.