ECLI:NL:TGZCTG:2022:204 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1232 en C2022/1247

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2022:204
Datum uitspraak: 14-12-2022
Datum publicatie: 14-12-2022
Zaaknummer(s): C2022/1232 en C2022/1247
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
  • Gegrond, geen maatregel
  • Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts. Door de informatie op de website van de arts is klaagster ten onrechte in de veronderstelling geraakt dat de arts plastisch chirurg was. Het Centraal Tuchtcollege verwijt de arts dat hij heeft nagelaten deze verwarring weg te nemen. De kwalificatie misleiding, die het Regionaal Tuchtcollege nog wel aannam, laat het Centraal Tuchtcollege achterwege. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep van de arts, uitsluitend waar het betreft de opgelegde maatregel, gegrond en verstaat dat de maatregel van berisping komt te vervallen. Hiertoe oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat dezelfde dag een uitspraak wordt gedaan waarin de arts dezelfde gedragingen worden verweten en aan de arts een berisping wordt opgelegd. Twee keer een berisping voor dezelfde gedragingen oordeelt het Centraal Tuchtcollege te zwaar.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaken onder nummers C2022/1232 en C2022/1247 van:
In de zaak met zaaknummer C2022/1232
F., wonende te G., appellante, klaagster in eerste aanleg,
gemachtigde: H. te I.,
tegen
C., arts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong te Utrecht.

In de zaak met zaaknummer C2022/1247 
C., arts, werkzaam te D., appellant, verweerder in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong te Utrecht
tegen
F., wonende te G., verweerster in beroep, klaagster in eerste aanleg, gemachtigde: H. te I..
1.    Verloop van de procedure
F. - hierna klaagster - heeft op 7 september 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 
10 februari 2022, onder nummer E2021/3436 heeft dat College klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klachtonderdelen 2 en 5 (voor zover dat klachtonderdeel ziet op het niet regelen van een achtervang), 9 en 11, klachtonderdelen 1, 3, 4 en 7 gegrond verklaard, aan de arts de maatregel van berisping opgelegd en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Klaagster en de arts zijn van die beslissing ieder afzonderlijk tijdig in beroep gekomen. In het beroep van klaagster heeft de arts een verweerschrift ingediend en in het beroep van de arts heeft klaagster een verweerschrift ingediend. Beide zaken zijn in beroep gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 14 november 2022, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en de arts, bijgestaan door zijn gemachtigde. De heer H. heeft de standpunten van klaagster en mr. De Jong heeft de standpunten van de arts toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
Het Centraal Tuchtcollege heeft op 14 november 2022 voorafgaand aan deze zaak nog een andere zaak waarin de arts was aangeklaagd (C2022/1228 en C2022/1248) behandeld. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2.    De feiten
2.1    Verweerder is op 21 april 2006 door de Medisch Specialisten Registratie Commissie geautoriseerd om tot 7 maart 2011 de titel plastisch chirurg te gebruiken. Na verloop van deze termijn heeft verweerder geen herregistratie ingediend. Ten tijde van het uitvoeren van de ingrepen stond verweerder als arts in het BIG-register ingeschreven.  
2.2    Op de website van de praktijk van verweerder heeft onder andere het volgende gestaan [alle citaten inclusief taal- en typfouten]: 
“Hij is een kundig en ervaren plastisch chirurg met veel oog voor detail en gevoel voor esthetiek.” en “Tijdens een vrijblijvend consult met de plastisch chirurg krijgt u uitvoerig de gelegenheid om uw klachten en wensen te bespreken.” Ook heeft op de website gestaan: “Na het behalen van deze titel (die van plastisch chirurg, college) werd in 2005 besloten (…) naar Nederland te verhuizen. [Verweerder] was (…) werkzaam bij een aantal klinieken. Begin 2010 werden de deuren van Praktijk [naam verweerder] geopend.” en “In 1992 vervolmaakte hij (…) zijn opleiding tot arts en in 2003 tot plastisch chirurg.” 
2.3    Naast verweerder zelf was er in 2013 tot en met 2018 in de praktijk nog een assistente werkzaam. 
2.4    Klaagster heeft verweerder op 12 december 2013 voor het eerst bezocht. Zij wenste een strakkere hals- en kaaklijn. Verweerder heeft toen een macs lift met halsliposuctie geadviseerd.  
Op 14 februari 2014 heeft verweerder de macs lift met halsliposuctie bij klaagster uitgevoerd. Voorafgaand aan de ingreep heeft klaagster een toestemmingsformulier ondertekend en zijn er foto’s gemaakt. In het toestemmingsformulier, alsmede in de toestemmingsformulieren die klaagster later heeft ondertekend, is vermeld dat er mogelijk complicaties kunnen optreden. Ook staat daarin benoemd welke complicaties dat zouden kunnen zijn. 
2.5    De volgende dag, op 15 februari 2014, is klaagster bij verweerder op controle geweest. Vervolgens heeft verweerder op 21 februari 2014 de hechtingen bij klaagster verwijderd. Vier maanden later zou nog een nacontrole plaatsvinden. Dit is echter niet gebeurd.  
2.6    Op 16 maart 2015 heeft klaagster zich opnieuw tot verweerder gewend. Zij was niet tevreden over het resultaat van de ingreep. De oorspronkelijke klachten waren teruggekomen. Verweerder heeft toen een correctie voorgesteld, waarmee klaagster heeft ingestemd. In het medisch dossier van klaagster is vermeld:
‘‘hamsterwangetjes terug, strakker 
→ correctie’’.
2.7    De correctie heeft op 18 mei 2015 plaatsgevonden, nadat klaagster het toestemmingsformulier had ondertekend. Van de ingreep is geen operatieverslag gemaakt. 
2.8    Op 25 mei 2015 zijn de hechtingen bij klaagster verwijderd. In het medisch dossier van klaagster is vermeld dat er geen bijzonderheden waren. 
2.9    Klaagster heeft zich op 20 september 2016 wederom tot verweerder gewend. Zij was door haar huisarts naar verweerder verwezen. Klaagster was niet tevreden over het resultaat van de correctie. Verweerder heeft een tweede correctie voorgesteld en ook daarmee heeft klaagster ingestemd. 
2.10    De tweede correctie heeft plaatsgevonden op 29 november 2016. Voorafgaand aan deze ingreep heeft klaagster eveneens een toestemmingsformulier ondertekend en zijn er foto’s gemaakt.
2.11    De volgende dag, op 30 november 2016, heeft er een telefonische nacontrole plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder op 9 december 2016 de hechtingen bij klaagster verwijderd. In het medisch dossier van klaagster is vermeld dat er geen bijzonderheden waren.
2.12    In 2017 heeft klaagster zich nogmaals tot verweerder gewend, ditmaal voor een correctie van de onderoogleden. De correctie heeft op 11 september 2017 plaatsgevonden. Ook voorafgaand aan deze ingreep heeft klaagster een toestemmingsformulier ondertekend en zijn er foto’s gemaakt. In het toestemmingsformulier staat onder andere: 
“Bij een nabloeding in het vetweefsel kan er een verhoogde druk in de oogkas ontstaan, waardoor de oogzenuw kan beschadigen. Deze complicatie gaat gepaard met hevige pijn en een daling van het gezichtsvermogen. Deze verschijnselen zijn zeer zeldzaam, maar als u deze verschijnselen krijgt, moet u direct contact opnemen met de chirurg. Een chirurgische ingreep is dan dringend nodig. Onder aan het toestemmingsformulier staat: “[Verweerder] is aangesloten bij de Nederlandse Vereniging Voor  Cosmetische Chirurgie.”
2.13    Op 12 september 2017 is er telefonisch contact geweest met klaagster. De hechtingen zijn op 18 september 2017 verwijderd. 
2.14    Op 14 november 2017 heeft er een controle plaatsgevonden. In het medisch dossier van klaagster is genoteerd: 
‘‘controle, minimale spierverlamming 
r oog. Bijna niet zichtbaar. 
→ event met pleister corrigeren
masseren verder mooi genezen.’’.
2.15    Op 5 april 2018 heeft er nogmaals een controle plaatsgevonden. In het medisch dossier van klaagster is genoteerd: 
‘‘controle talgklier doorgeprikt 
spier weer volledig functioneel 
mw vindt beetje zakje nog 
→ winter event croton oil peeling 
o ogen cadeau.’’.
2.16    Op 16 juni 2020 heeft klaagster bij een geschilleninstantie een klacht ingediend tegen verweerder. Klaagster heeft zich bij de geschilleninstantie erover beklaagd dat verweerder zich ten onrechte heeft geprofileerd als plastisch chirurg en dat hij haar mondeling niet heeft geïnformeerd over mogelijke complicaties. Bovendien heeft zij zich erover beklaagd dat verweerder onbevoegd en onbekwaam was om de ingrepen te verrichten, dat hij medische fouten heeft gemaakt, dat het medisch dossier onvolledig is en dat de klachtenregeling ten onrechte niet onder haar aandacht is gebracht. Zij is door de geschilleninstantie gedeeltelijk in het gelijk gesteld.  
3.    De klacht
Klaagster verwijt verweerder dat hij:
1.    zich schuldig maakt aan misleiding omdat hij ten onrechte de titel ‘plastisch chirurg’ gebruikt, terwijl hij in het BIG-register geregistreerd staat als basisarts;
2.    een onjuiste SBI-code voert in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;
3.    klaagster onvoldoende voorlichting heeft gegeven over de ingreep, zowel mondeling als schriftelijk;
4.    preoperatief onvoldoende onderzoek heeft verricht en een onvoldoende anamnese bij klaagster heeft afgenomen;
5.    de praktijkvoering niet op orde had: er waren onvoldoende hygiënemaatregelen en er was geen achtervang aanwezig in geval van een calamiteit;
6.    de ingrepen met onvoldoende deskundigheid en onbevoegd heeft uitgevoerd, waardoor bij klaagster blijvende schade is ontstaan;
7.    zich schuldig heeft gemaakt aan ongewenst grensoverschrijdend gedrag;
8.    onvoldoende nazorg heeft verleend en heeft nagelaten klaagster door te verwijzen naar een andere beroepsbeoefenaar;
9.    geen klachtenregeling had;
10.    zich niet heeft gehouden aan de gedragscode, alle veldnormen en richtlijnen van de Nederlandse Vereniging Cosmetische Geneeskunde (NVCG);
11.    op zijn website onjuiste informatie vermeldt met betrekking tot zijn ISO-
certificering. 
4.1    Het standpunt van verweerder 
4.1    Verweerder stelt dat hij bevoegd en bekwaam was om de ingrepen te verrichten. Dat hij bekwaam is blijkt uit het feit dat hij de opleiding tot plastisch chirurg heeft gevolgd, hij de titel “plastisch chirurg” in Nederland vele jaren heeft mogen voeren, in andere landen binnen de Europese Unie nog steeds mag gebruiken en uit de ervaring die verweerder heeft opgedaan. Dat de registratie als plastisch chirurg is vervallen, heeft geen invloed op de bevoegdheid om de ingrepen in kwestie uit te voeren, aangezien deze bevoegdheid is gekoppeld aan de registratie als arts. 
4.2    Toen de registratie als plastisch chirurg op 7 maart 2011 kwam te vervallen heeft verweerder alle berichtgeving over deze registratie aangepast, dus ook de berichtgeving op zijn website. Het is volgens verweerder echter wel mogelijk dat de aanpassing van de berichtgeving niet overal direct is doorgevoerd. 
Het verwijt dat verweerder de woorden “esthetische chirurgie” gebruikt zonder daartoe gerechtigd te zijn, is zonder grond. Iedere arts mag zich begeven op het terrein van de esthetische chirurgie, mits daartoe bekwaam. Verweerder is bekwaam. 
4.3    Ook het verwijt over de SBI-code is volgens verweerder zonder grond. De SBI-code die door de Kamer van Koophandel aan de inschrijving is gekoppeld, is namelijk niet onjuist. 
4.4    Verweerder is van mening dat hij in meer dan voldoende mate heeft voldaan aan zijn informatieplicht. Klaagster heeft zowel mondeling als schriftelijk informatie ontvangen. Zij is geïnformeerd over de macs lift en ooglidcorrectie en de risico’s van deze ingrepen, welke risico’s klaagster heeft geaccepteerd. Met betrekking tot de macs lift is klaagster er ook van op de hoogte gebracht dat de ingreep niet kan voorkomen dat de huid mogelijk met de leeftijd verder verslapt. Klaagster heeft niet aangegeven welke informatie zij heeft gemist. Verweerder geeft aan dat het voor hem ook niet duidelijk is welk lichamelijk onderzoek klaagster heeft gemist. Verweerder heeft klaagster voorafgaand aan alle vier de ingrepen zelf gezien.  
4.5    Volgens verweerder heeft hij de ingrepen niet onzorgvuldig uitgevoerd. Ook de nazorg was niet onzorgvuldig. Met regelmaat zijn er foto’s van klaagster genomen. Bovendien is uit niets gebleken dat de praktijk van verweerder op het gebied van hygiëne, steriliteit en veiligheid is tekortgeschoten. Verweerder en zijn assistente zijn op de hoogte van de regels die moeten worden nageleefd om infecties zoveel als mogelijk te voorkomen. De praktijk wordt ook regelmatig geaudit door een deskundige op het gebied van infectiepreventie. Volgens verweerder is door klaagster niet gesteld en ook niet gebleken dat zij een infectie heeft opgelopen, laat staan dat dit het gevolg is van het niet naleven van de regels. Verweerder kan niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zijn assistente tijdens de ingreep in- en uitliep, voor zover zij dat al zou hebben gedaan. 
4.6    Verweerder is voor noodgevallen vierentwintig uur per dag bereikbaar. Hij opereert in de zeven dagen voorafgaand aan zijn vakantie niet, zodat eventuele postoperatieve complicaties zich vermoedelijk tijdens zijn vakantie niet zullen voordoen. De achterwacht is geregeld met een privékliniek. Daarvan heeft klaagster, voor zover verweerder weet, geen gebruik hoeven te maken. 
4.7    Verweerder kan zich niet herinneren dat hij zich grensoverschrijdend heeft gedragen door klaagster een handkus te geven en direct na de ingreep een kus op het voorhoofd. 
4.8    Volgens verweerder was er geen aanleiding om klaagster naar een andere zorgverlener te verwijzen. Bovendien heeft klaagster bij verweerder niet zozeer klachten, maar meer haar onvrede over het resultaat van met name de macs lift naar voren gebracht. Klaagster was ook in staat om zelf andere zorgverleners te raadplegen.  
4.9    Hoewel er geen verplichting bestaat tot een lidmaatschap van de NVCG, is verweerder daarbij wel aangesloten. Hij is eveneens aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Cosmetische Chirurgie (NVVCC). In 2018 is de praktijk van verweerder door deze vereniging gevisiteerd en heeft de praktijk een certificaat ontvangen, omdat het voldeed aan de normen die het NVCC heeft vastgesteld met betrekking tot praktijkvoering en praktijkorganisatie van een cosmetische kliniek. De praktijk van verweerder is ook ISO-gecertificeerd. Verweerder stelt zich overigens op het standpunt dat klaagster met betrekking tot de klacht over de ISO-certificering geen klachtrecht toekomt. De klacht gaat over de informatie op de huidige website van verweerder terwijl klaagster al geruime tijd zijn patiënt niet meer is. Klaagster is dan ook geen rechtstreeks belanghebbende. 
4.10    Reeds voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) was verweerder aangesloten bij een klachtenregeling. Verweerder merkt op dat het niet meer verplicht is om aangesloten te zijn bij een klachtencommissie. Klaagster heeft direct een klacht ingediend bij een geschilleninstantie. 
5    De overwegingen van het college
Klachtonderdeel 1 
5.1    Het college is van oordeel dat verweerder ten onrechte de indruk heeft gewekt (plastisch) chirurg te zijn. Voor het college is komen vast te staan dat, nadat de registratie als plastisch chirurg was komen te vervallen, op de website van verweerder heeft gestaan dat hij een kundig en ervaren plastisch chirurg is. Bovendien heeft op de website informatie gestaan over het consult met de plastisch chirurg. Er was echter maar één arts, te weten verweerder zelf die op dat moment niet langer plastisch chirurg was, werkzaam in de kliniek. Verweerder heeft aangegeven alle berichtgeving over zijn registratie als plastisch chirurg te hebben aangepast toen deze registratie kwam te vervallen, maar dat het mogelijk is dat de aanpassing van de berichtgeving niet overal direct is doorgevoerd. Ook wanneer het college in dit verweer meegaat, blijft het van oordeel dat verweerder ten onrechte de indruk heeft gewekt (plastisch) chirurg te zijn. Immers, op het internet heeft verweerder naar zijn opleiding tot plastisch chirurg verwezen zonder aan te geven dat zijn registratie in maart 2011 is verlopen. In het toestemmingsformulier voor de ooglidcorrectie heeft hij aangegeven dat bij een bepaalde complicatie direct contact moet worden opgenomen met de chirurg terwijl er dus maar één arts, te weten hijzelf, niet zijnde een chirurg werkzaam is in de kliniek. Weliswaar heeft verweerder nergens expliciet vermeld dat hij plastisch chirurg is, maar door de wijze waarop hij zich heeft gepresenteerd, kan hij potentiële patiënten op het verkeerde been hebben gezet. Dit risico heeft zich ook bij klaagster geopenbaard. Klaagster was in de veronderstelling te maken te hebben met een plastisch chirurg. Het betoog van de gemachtigde van verweerder ter zitting dat erop neerkomt dat klaagster had kunnen weten dat verweerder geen plastisch chirurg was als zij het BIG-register had geraadpleegd – wat daar verder van zij – ontslaat verweerder niet van de verplichting om niet alleen juiste informatie te verstrekken maar ook een onjuiste indruk weg te nemen.
Het college is van oordeel dat verweerder klaagster op grond van het voorgaande misleid heeft toen zij op zoek was naar een plastisch chirurg. Het klachtonderdeel is gegrond.
Klachtonderdeel 2 
5.2    Klaagster heeft gesteld dat verweerder in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel een onjuiste SBI-code voert. Zij heeft echter niet gesteld dat zij daardoor is geraakt in een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang, op grond waarvan klaagster rechtstreeks belanghebbende is uit hoofde van artikel 65 lid 1 onder a Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Klaagster is dan ook niet klachtgerechtigd, hetgeen betekent dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dit klachtonderdeel. 
Klachtonderdelen 3 en 4 
De klachtonderdelen 3 en 4 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. 
5.3    Op grond van artikel 7:448 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rust op de zorgverlener een informatieverplichting. Op grond van artikel 7:454 BW is een zorgverlener bovendien verplicht om een dossier in te richten met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Adequate dossiervoering is van groot belang, niet alleen voor de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening en begeleiding maar ook vanwege de verantwoording en toetsbaarheid van het handelen van de desbetreffende zorgverlener. Naarmate de aard van de ingreep en de mogelijke complicaties ingrijpender zijn, en wanneer – zoals in dit geval – een medische noodzaak van een behandeling ontbreekt, geldt er een verzwaarde informatieplicht en worden er zwaardere eisen gesteld aan de verslaglegging in het medisch dossier.
5.4    In het dossier van klaagster heeft verweerder onder meer niet vastgelegd welke techniek hij bij de ingrepen heeft toegepast. Klaagster heeft een toestemmings-formulier ontvangen waarin mogelijke complicaties zijn benoemd, maar uit het dossier blijkt verder niet dat zij voldoende is geïnformeerd. Zo staat bijvoorbeeld nergens dat zij met betrekking tot de correcties is geïnformeerd over de diagnose, de reden dat deze ingreep is geadviseerd en hetgeen van de ingreep kon worden verwacht. Uit het dossier blijkt niet van een voldoende anamnese. Evenmin blijkt van lichamelijk onderzoek voorafgaand aan de ingrepen, althans daarvan is niets vastgelegd. Van verweerder mag worden verwacht dat als hij informatie heeft gegeven, onderzoek heeft verricht of een anamnese heeft afgenomen hij die informatie en zijn bevindingen en overwegingen noteert, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. 
Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij de rapportages van de consulten mist. Het is aan verweerder om voldoende aannemelijk te maken en vervolgens met bewijzen te staven dat hij voldoende informatie heeft gegeven, voldoende onderzoek heeft gedaan en een voldoende anamnese heeft afgenomen. Het gaat immers om informatie die op grond van artikel 7:454 BW behoort te zijn opgenomen in het medisch dossier. Nu uit het dossier niet blijkt van lichamelijk onderzoek, van voldoende informatieverstrekking en een voldoende anamnese, verweerder ook anderszins een en ander niet voldoende aannemelijk heeft kunnen maken en hetgeen klaagster heeft gesteld onvoldoende heeft weersproken, zijn de klachtonderdelen 3 en 4 gegrond. 
Klachtonderdeel 5 
5.5    Klaagster verwijt verweerder dat hij de praktijkvoering niet op orde had; er waren onvoldoende hygiënemaatregelen en er was geen achtervang geregeld in geval van een calamiteit. Dat er onvoldoende hygiënemaatregelen zijn getroffen, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd en om die reden is dit niet vast komen te staan. Dat de assistente mogelijk tijdens de operatie de ruimte heeft verlaten, is daartoe onvoldoende. Op dit punt is het klachtonderdeel ongegrond.  
Klaagster moet niet-ontvankelijk worden verklaard in het klachtonderdeel voor zover het ziet op het niet regelen van een achtervang. Zij heeft geen gebruik hoeven te maken van de achterwacht en daarmee geen belang bij dit klachtonderdeel.  
Klachtonderdeel 6 
5.6    Klaagster heeft gesteld dat blijvende schade is ontstaan als gevolg van ondeskundig handelen door verweerder. Verweerder betwist dat er sprake is van ondeskundig handelen en blijvende schade. Klaagster heeft dit klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd. Het college kan op grond van het dossier ook niet vaststellen of de door klaagster aangevoerde blijvende schade een complicatie of kunstfout is, voor zover sprake is van blijvende schade. De operatieverslagen zijn te summier. Uit het operatieverslag blijkt bijvoorbeeld niet welke techniek verweerder heeft toegepast. Daardoor is het voor het college onnavolgbaar of verweerder de ingrepen juist en zorgvuldig heeft uitgevoerd. Verweerder is als arts wel bevoegd een macs lift en onderooglidcorrectie uit te voeren. Door klaagster is niet weersproken dat verweerder deze ingrepen regelmatig verricht. Verweerder mag dan ook als bekwaam verondersteld worden. 
Het college verklaart dit klachtonderdeel ongegrond. 
Klachtonderdeel 7 
5.7    Klaagster verwijt verweerder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ongewenst grensoverschrijdend gedrag. Zo zou hij klaagster op haar voorhoofd en hand hebben gekust. Verweerder zegt zich dit niet te kunnen herinneren. Ter zitting heeft hij echter aangegeven dat hij zijn patiënten bij de kennismaking en na een controle een kus geeft. Het college acht daarmee voldoende aannemelijk dat hij klaagster heeft gekust.  
Een zorgverlener dient zich bewust te zijn van de zorgverlener-patiëntrelatie en zich te onthouden van lichamelijke contacten die dit kader te buiten gaan. Het geven van een kus valt naar het oordeel van het college onder deze categorie. Het is een handeling die in een zorgverlener-patiëntrelatie als grensoverschrijdend moet worden gekwalificeerd. Het klachtonderdeel is gegrond. 
Klachtonderdeel 8 
5.8    Dat de nazorg onvoldoende was, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd en om die reden is dit niet vast komen te staan. Ook is niet komen vast te staan dat er voor verweerder een aanleiding was om klaagster door te verwijzen naar een andere zorgverlener. Het nalaten klaagster door te verwijzen naar een andere zorgverlener kan verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk worden verweten. Het klachtonderdeel is ongegrond. 
Klachtonderdeel 9 
5.9    Klaagster heeft gesteld dat verweerder pas sinds februari 2020 aangesloten is bij een klachtenregeling, waardoor hij de patiënten die hij voor die tijd heeft behandeld de mogelijkheid heeft ontnomen om een klacht in te dienen. Klaagster is deze mogelijkheid weliswaar ontnomen, maar uit de stukken blijkt niet dat zij in de periode dat verweerder de ingrepen bij haar heeft uitgevoerd, een klacht wilde indienen. Uit de stukken blijkt alleen dat klaagster op 17 december 2019 via WhatsApp heeft gevraagd wie de klachtenfunctionaris is, omdat zij daarmee contact wilde opnemen. Klaagster heeft, gelet op het voorgaande, dan ook geen belang bij dit klachtonderdeel. Zij moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in het klachtonderdeel. 
Klachtonderdeel 10 
5.10    Klaagster heeft dit klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd. Het is voor het college niet duidelijk geworden aan welke gedragscodes, normen en richtlijnen van de NVCG verweerder zich niet zou hebben gehouden. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond. 
Klachtonderdeel 11 
5.11    Uit de stukken blijkt niet dat klaagster door de, volgens haar, onjuiste informatie over de ISO-certificering op de website van verweerder is geraakt in een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang, waardoor zij ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 
Maatregel en publicatie 
5.12    Aangezien verschillende klachtonderdelen gegrond zijn verklaard, is het college van oordeel dat een maatregel op zijn plaats is en wel een berisping. Voor het college weegt daarbij zwaar dat verweerder klaagster heeft misleid, grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en het medisch dossier van klaagster onvolledig was. Daardoor is het werk van verweerder niet te toetsen. Verweerder heeft zich niet toetsbaar opgesteld en dat rekent het college hem aan.
5.13    Om redenen aan het algemeen belang ontleend bepaalt het college dat deze beslissing zal worden gepubliceerd.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4.    Beoordeling van het beroep
Beroep van klaagster
4.1    Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover dat college de klacht niet-ontvankelijk en ongegrond heeft verklaard. Klaagster legt in beroep de klachtonderdelen 5 en 6 opnieuw ter beoordeling voor. 
Beroep van de arts
4.2    De arts is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover dat college de klachtonderdelen 1, 3 4 en 7 gegrond heeft verklaard en legt deze opnieuw ter beoordeling voor. Ook is de arts het niet eens met de opgelegde maatregel. Die vindt hij niet terecht, maar in ieder geval te zwaar.
Klachtonderdeel 1
4.3    De arts voert in beroep aan dat het hem heeft geraakt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht dat hij klaagster (bewust) heeft misleid gegrond heeft verklaard. Hij bestrijdt dat hij klaagster heeft misleid of willen misleiden. Titelvoering/Wet BIG is ingewikkelde materie die tot misverstand kan leiden. Ook bestrijdt hij dat klaagster op zoek was naar een plastisch chirurg. De informatie op de website van zijn praktijk, waar hij zich presenteerde, was volgens de arts feitelijk juist. Hij is in zijn geboorteland opgeleid tot plastisch chirurg en heeft ook in Nederland als zodanig in het specialistenregister ingeschreven gestaan. Inmiddels heeft de arts de website aangepast en presenteert hij zich om ieder misverstand te vermijden als cosmetisch arts.
4.4    Het Centraal Tuchtcollege vindt het voor de beoordeling van dit klachtonderdeel niet relevant of klaagster al dan niet op zoek was naar een plastisch chirurg. Klaagster zegt dat dit het geval was, de arts bestrijdt dit. Wat wel relevant is of klaagster, die een strakkere hals- en kaaklijn wenste, op grond van de website van de praktijk, in de onjuiste veronderstelling kwam te verkeren met een in Nederland geregistreerde plastisch chirurg van doen te hebben. Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat dit het geval was. Op de toenmalige website van de praktijk (zie hiervoor onder 2.2) presenteert de arts zich als “de plastisch chirurg” en met zinnen als (…) “na het behalen van deze titel” (namelijk die van plastisch chirurg) (…) “In 1992 vervolmaakte hij zijn opleiding tot arts en in 2003 tot plastisch chirurg”, terwijl hij ten tijde van de ingrepen als arts, en niet als plastisch chirurg, was ingeschreven in het BIG-register. Daardoor worden potentiële patiënten, die zich oriënteren op een cosmetische ingreep, op het verkeerde been gezet. Het Centraal Tuchtcollege vindt dit tuchtrechtelijk verwijtbaar omdat de arts heeft nagelaten om die onjuiste veronderstelling dan wel de verwarring die over zijn titel/hoedanigheid zou kunnen ontstaan, weg te nemen. De klacht is in zoverre gegrond, waarbij het Centraal Tuchtcollege de kwalificatie misleiding - als niet doorslaggevend voor de gegrondheid van de klacht - achterwege zal laten. Het beroep van de arts tegen de gegrondheid van dit klachtonderdeel wordt verworpen. 
Klachtonderdeel 3, 4, 6 en 7
4.4    De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat zowel het beroep van klaagster als dat van de arts tegen deze klachtonderdelen moet worden verworpen. Het Centraal Tuchtcollege voegt hier nog aan toe dat de arts bevoegd en bekwaam was om de macslift bij klaagster uit te voeren. Dat klaagster niet tevreden was met het resultaat van deze macslift betekent niet dat de macslift ondeskundig of niet lege artis is uitgevoerd of dat er sprake is van een medische fout. Het inwinnen van een second opinion door klaagster en het daaruit voortvloeiende voorstel voor een nadere ingreep, betekent dat evenmin. Klaagster is vooraf schriftelijk geïnformeerd en was ermee bekend dat het resultaat van de ingreep niet gegarandeerd werd. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft verder wat het Regionaal Tuchtcollege over de dossiervoering heeft overwogen. 
Klachtonderdeel 5
4.5    Anders dan klaagster in beroep aanvoert, is de omstandigheid dat de arts tijdens de ingreep de operatiekamer verliet - voor zover hiervan al sprake is geweest - onvoldoende om aan te nemen dat de arts de hygiënemaatregelen binnen zijn praktijk onvoldoende op orde had. Het verlaten van de operatiekamer levert als zodanig geen tuchtrechtelijk verwijt op. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel 5 daarom terecht ongegrond verklaard. 

4.5    Wat betreft de klachtonderdelen waartegen geen beroep is ingesteld, ziet het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding om daarover anders te oordelen dan het Regionaal Tuchtcollege. 
Maatregel
4.6    Het Centraal Tuchtcollege heeft op 14 november 2022 na elkaar (maar niet gevoegd) deze zaak en een andere zaak waarin de arts was aangeklaagd ter terechtzitting behandeld. Beide zaken vertonen grote gelijkenis, in essentie betreft het dezelfde verwijten die de arts worden gemaakt. 
4.7    Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de (vier) gegrond verklaarde klachtonderdelen in beginsel een berisping rechtvaardigen, gelet op de aard, ernst en het aantal [van de] verwijten. Het Centraal Tuchtcollege heeft daarvoor bij beslissing van vandaag aan de arts in de zaak, bekend onder zaaknummers C2022/1228 en C2022/1248, de opgelegde maatregel van berisping in stand gelaten voor soortgelijk handelen. In beide zaken zijn de gegrond verklaarde tuchtrechtelijke verwijten dezelfde. Niet alleen heeft de arts onduidelijkheid laten bestaan over zijn titel/hoedanigheid van plastisch chirurg, hij heeft ook niet de professionele afstand in acht genomen die een zorgverlener ten opzichte van een patiënt dient te bewaren. Daarbij komt dat de dossiervoering onder de maat was. De arts heeft op al deze onderdelen tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, hij had anders kunnen en moeten handelen. Als de zaken gevoegd behandeld zouden zijn, zou in dit geval - ter lering en disciplinering - eenmaal een berisping zijn opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege vindt het niet aangewezen om voor soortgelijk handelen tweemaal een berisping op te leggen. De conclusie is dat de klachtonderdelen 1, 3, 4 en 7 gegrond zijn, maar dat geen maatregel zal worden opgelegd omdat de zaak bekend onder C2022/1228 en C2022/1248 al tot een berisping heeft geleid.
Conclusie
4.8    Het beroep van de arts is gegrond, maar uitsluitend waar het de opgelegde maatregel betreft. Het beroep van klaagster is ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege zal beslissen dat de maatregel van berisping in deze zaak is komen te vervallen. 
5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
            beroep van klaagster:
                verwerpt het beroep;
                beroep van de arts:
vernietigt de beslissing waarvan beroep, uitsluitend voor zover deze ziet op de daarin opgelegde maatregel
                opnieuw rechtdoende:
verstaat dat de maatregel van berisping is komen te vervallen;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan¬geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; H. de Hek en H.M. Wattendorff, 
leden-juristen en R.L. Huisinga en W.F.A. Kolkman, leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris. 
Uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
        Voorzitter   w.g.                Secretaris  w.g.