Zoekresultaten 571-580 van de 2794 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365193 KL RK 20-11 C/05/365194 KL RK 20-12

    Wat betreft de ontvankelijkheid van de klacht overweegt de kamer dat de vervaltermijn ex artikel 99 lid 21 Wna in beginsel aanvangt op het moment dat een klager kennisneemt van het klachtwaardige handelen van een notaris. De kamer volgt de stelling van klager dat de door de notarissen aangedragen omstandigheden signalen vormen die mogelijk aanleiding kunnen vormen voor klager om onderzoek te doen. Tijdens dit onderzoek zijn de dossiers onderzocht waaruit de concrete gedragingen bleken die tot vaststelling door klager van de vermeende normschendingen hebben geleid. De vervaltermijn is dan ook op zijn vroegst gestart op het moment dat klager zijn onderzoek begon. Een afwijking van voorgaand uitgangspunt zou kunnen worden gerechtvaardigd als klager geruime tijd laat verstrijken tussen de ontvangst van serieuze indicatoren en de start van een onderzoek. Klager wordt een redelijke termijn gegund om de signalen die hij ontvangt te verwerken en zo nodig een onderzoek te starten. Die termijn is in casu niet overschreden.   Inhoudelijk komt de kamer tot het oordeel dat zowel de notaris als de kandidaat-notaris hun poortwachtersrol op grond van de Wna en de Wwft onvoldoende hebben vervuld bij de oprichting van zes Stichting-BV-structuren en twee aandelentransacties. De klacht is op alle onderdelen gegrond verklaard.   De kamer overweegt met betrekking tot de notaris dat de zwaarte van zijn tekortkomingen in zijn rol als poortwachter in onderhavige procedure in beginsel een schorsing van geruime duur rechtvaardigen. Zij neemt daarbij echter in ogenschouw dat de duur van een op te leggen schorsing door de wetgever gemaximeerd is op zes maanden. Als de eerdere klachtprocedure en onderhavige klachten gevoegd zouden zijn behandeld, dan was de maximale duur voor de op te leggen schorsing dus zes maanden geweest en die maximumduur is al eerder aan de notaris opgelegd, ervan uitgaande dat het hof niet tot een ontzetting uit het ambt zou hebben besloten. Een verzwarend en ook nieuw element ten opzichte van de eerdere klachtprocedure is het feit dat de notaris in zijn rol als werkgever de zorg en verantwoordelijkheid had voor zijn kandidaat-notaris. De notaris was eindverantwoordelijk en het is hem te verwijten dat hij de procedures op zijn kantoor kennelijk onvoldoende heeft ingericht, waardoor de verweten gedragingen konden plaatsvinden. De notaris heeft zijn verantwoordelijkheid niet ten volle genomen door ervoor te kiezen om de kandidaat-notaris, die wat betreft het ondernemingsrecht nog zeer onervaren was, in te zetten op de in het geding zijnde dossiers zonder haar voldoende begeleiding en coaching te bieden. De notaris heeft ook op dit punt grove steken laten vallen en dit brengt met zich dat ook in onderhavige zaak een forse maatregel gerechtvaardigd is. Gelet op voorgaande heeft de kamer aan de notaris een schorsing voor de duur van twee weken en een geldboete van € 10.000,- opgelegd.   Met betrekking tot de kandidaat-notaris overweegt de kamer dat de enkele omstandigheid dat de kandidaat-notaris niet eindverantwoordelijk is en bij haar werkzaamheden rekening heeft gehouden met de lijn die het kantoor volgde, de kandidaat-notaris niet ontslaat van haar verplichtingen als poortwachter. De kandidaat-notaris heeft hierin onvoldoende haar eigen verantwoordelijkheid genomen. Wel is het de kamer duidelijk dat de kandidaat-notaris haar kennis en vaardigheden voor wat betreft de poortwachtersrol heeft aangescherpt en ontwikkeld. Ook heeft de kamer oog voor het feit dat de onderhavige kwestie zwaar op het gemoed van de kandidaat-notaris heeft gedrukt en een grote impact heeft gehad op haar gezondheid. Gelet op alle feiten en omstandigheden heeft de kamer aan de kandidaat-notaris de maatregel opgelegd van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen gedurende twee weken.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367795 KL RK 20-33

    De klacht ziet op de rol van de notaris bij de levering van een woning, waarbij klager de kopende partij was. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:28 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365167 KL RK 20-10

    De notaris kan niet verweten worden bij de afwikkeling van de nalatenschap voorbij te zijn gegaan aan een, ondanks verzoek daartoe, niet ingediende vordering.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:29 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365541 KL RK 20-16

    Klaagster heeft diverse klachten met betrekking tot de totstandkoming van haar concepttestament. De klacht is ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:30 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367026 KL RK 20-27

    Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet onzorgvuldig gehandeld. De notaris kon en mocht concluderen dat moeder wilsbekwaam was om haar testament op te maken. De klacht is daarom ongegrond verklaard.    

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 681115/NT 20-7

    Klagers verwijten de notaris dat hij hen onvoldoende heeft geadviseerd, dat de notaris jegens hen een ongeïnteresseerde houding heeft aangenomen en dat hij de zaak traag heeft afgehandeld. De kamer verklaart de klacht ongegrond. Niet is gebleken van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:5 Kamer voor het notariaat Amsterdam 681588/NT 20-9

      De notaris heeft niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt. De kamer acht het elementair dat een notaris bij een verzoek tot uitbetaling van een depotbedrag zijn eigen afweging maakt en daarbij zorgvuldig te werk gaat, met inachtneming van de belangen van alle betrokken partijen. Het lijkt erop dat hij zijn oren naar de wensen van één partij heeft laten hangen, in plaats van zijn rol als onafhankelijk en onpartijdig baken in het rechtsverkeer tussen partijen waar te maken. De kamer acht dit ernstig, maar houdt rekening met het feit dat de notaris niet eerder een (tucht)maatregel is opgelegd, hij inzicht heeft getoond in het onjuiste van zijn handelen en heeft verklaard in de toekomst anders te zullen handelen. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/10

    Klaagster verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij bij de financiële afwikkeling van de overdracht van de woning onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van de vervelende situatie waarin klaagster door de ex-echtgenoot was terechtgekomen. De klacht wordt door de kamer gedeeltelijk gegrond verklaard. Zo oordeelt de kamer dat de notaris een aantal posten ten onrechte bij klaagster in rekening heeft gebracht en dat de notaris een aantal posten zonder toestemming van klaagster in mindering heeft gebracht op de verkoopopbrengst van de woning. Verder heeft de notaris klaagster vooraf niet geïnformeerd over zijn uurtarief, heeft hij klaagster geen kostenindicatie verstrekt en heeft hij zonder rechtsgrond een bedrag in depot gehouden. De notaris heeft hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Aan hem wordt de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:21 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/13

    Klager verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij bij de afwikkeling van de overdracht van het registergoed onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld. De klacht valt uiteen in verschillende onderdelen. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de notaris klager tijdig een concept van de akte van levering heeft toegezonden. Verder heeft de kamer overwogen dat het enkele feit dat een concept-akte eventuele onjuistheden bevat, niet met zich brengt dat een notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Een concept-akte is immers niet voor niets een “concept”, wat betekent dat dit naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de partijen in de (uiteindelijke) akte nog kan worden aangepast. Dit laatste is op verzoek van klager ook gebeurd. Ten slotte is de kamer niet gebleken dat de notaris ongeoorloofde druk zou hebben uitgeoefend op klager en de echtgenote om mee te werken aan de levering.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:22 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/11

    De klacht van het BFT valt uiteen in de volgende twee klachtonderdelen. 1. De notaris heeft acht appartementen in eigendom die hij verhuurt aan derden. Daarmee overtreedt de notaris het verbod om te handelen en te beleggen in registergoederen, zoals vastgelegd in artikel 17 lid 3 Wna. 2. De notaris heeft bedoelde acht appartementen deels gefinancierd met (externe hypothecaire) geldleningen. Daarmee overtreedt hij het verbod om leningen aan te gaan, zoals vastgelegd in artikel 23 lid 2 aanhef en sub a Wna. Ten aanzien van klachtonderdeel 1 is de kamer in het licht van de in de beslissing genoemde omstandigheden van oordeel dat de belegging in de appartementen past in een vermogensopbouw voor de oude dag en dat deze belegging voor de persoonlijke doeleinden van de notaris is toegestaan. Niet valt in te zien dat de onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de notaris wordt of kan worden beïnvloed. Het BFT heeft daar ook geen concrete argumenten voor aangedragen. Gelet op het gemotiveerde verweer van de notaris heeft het BFT ook onvoldoende aanknopingspunten aangedragen ter onderbouwing van haar stelling dat de eer of het aanzien van het notarisambt wordt of kan worden geschaad, zodat de kamer hieraan voorbij gaat. Aangezien de kamer van oordeel is dat de notaris niet in strijd heeft gehandeld met artikel 17 lid 3 Wna, wordt klachtonderdeel 1 ongegrond verklaard. Ten aanzien van klachtonderdeel 2 is de kamer van oordeel dat de notaris de leningen in verband met de aankoop van de appartementen eveneens voor persoonlijke doeleinden is aangegaan. Aangezien de kamer van oordeel is dat de notaris niet in strijd heeft gehandeld met artikel 23 lid 2 aanhef en sub a Wna, wordt ook klachtonderdeel 2 ongegrond verklaard.