Zoekresultaten 3261-3270 van de 42624 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4627

    De klacht gaat over de behandeling van klager op de hartfalenpoli. Klager verwijt de verpleegkundig specialist als supervisor een onjuist medicatiebeleid, onvoldoende monitoring van klager en dat klager onvoldoende betrokken werd bij het medicatiebeleid.   Het college verklaart de klacht ongegrond. De verpleegkundig specialist heeft medicatiebeleid ingesteld conform de daarvoor geldende ESC Guidelines. In de periode van handelen werden in verband met de coronapandemie zo veel mogelijk consulten telefonisch gedaan. Bij de monitoring van klager voorafgaande aan 10 mei 2022 was de verpleegkundig specialist niet betrokken. Het informed consent mocht de verpleegkundig specialist veronderstellen en bovendien heeft de verpleegkundige in opleiding tot specialist (VIOS) klager teruggebeld over het medicatiebeleid en die afspraak per e-mail bevestigd. Dat klager zo ziek was dat een fysiek consult noodzakelijk was op 10 mei 2022 volgt niet uit het medisch dossier en het door klager op diezelfde dag verzonden e-mailbericht. 

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:32 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-554/DB/OB 22-555/DB/OB

    De voorzitter is niet van de volledige feiten uitgegaan, omdat zij, althans dat blijkt niet uit haar beslissing,  een door klaagster nagezonden en door de raad geaccepteerde brief niet in haar beslissing heeft meegenomen. Verzet gegrond.Klaagster heeft niet aangetoond dat verweerders als haar advocaat zijn opgetreden.Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:8 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/710132 DW RK 21/527 LV/SM

    Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder niet reageert op herhaalde verzoeken om de incasso te staken en het dossier te sluiten, omdat de vordering niet meer zou bestaan. De kamer acht de klacht van klager ongegrond

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:20 Accountantskamer Zwolle 22/642 Wtra AK

    Klager was tot 1 juli 2021 partner van een accountantsorganisatie. Volgens klager is hem onrecht aangedaan nadat hij in september 2018 zijn voormalig leidinggevende had beschuldigd van schending van mededingingsrecht. Die zou hem daarom hebben bedreigd en geïntimideerd. Klager heeft van de schending en de intimidatie melding gedaan. Klager vindt dat betrokkene hem als klokkenluider had moeten behandelen. Als klokkenluider had klager niet ten gevolge van zijn melding benadeeld mogen worden. De vergoedingen van klager over de periode 2017/2018 en 2019/2020 zijn echter met medewerking van betrokkene gekort en uiteindelijk is de partnershipovereenkomst met klager opgezegd. De klacht is ongegrond. Betrokkene kan niet met succes worden verweten dat de melding door klager niet conform de Klokkenluidersregeling van de accountantsorganisatie is behandeld. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij betrokkene al in 2018 over de beweerdelijke misstanden heeft geïnformeerd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:9 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/721662 / DW RK 22/316 LV/SM

    Beslissing op verzet. Niet-ontvankelijk. Verzet te laat ingediend

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4402

    Ongegronde klacht tegen een kinderarts. De klacht heeft betrekking op de medische behandeling van overleden zoon van klaagster. De kinderarts had destijds als werkdiagnose voor de luchtwegklachten ‘astma’ gesteld. Nadat een CT-onderzoek van de thorax was uitgevoerd met een zeer afwijkende uitslag, is de zoon in 2015 met spoed overgedragen aan een UMC. De zoon is in 2021 op 19-jarige leeftijd overleden als gevolg van pulmonale (arteriële) hypertensie in combinatie met diverse andere somatische en psychische aandoeningen. Klaagster verwijt de kinderarts dat zij heeft nagelaten tijdig onderzoek te doen naar de luchtwegklachten van haar zoon, mede gelet op de belaste familiegeschiedenis. Het college komt tot de conclusie dat de kinderarts met betrekking tot het tijdstip van het (opnieuw) uitvoeren van een CT-thorax, maar ook anderszins met betrekking tot het door haar gevoerde diagnostische beleid, niet heeft gehandeld in strijd met de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend kinderarts. De kinderarts heeft het door haar gevoerde onderzoeksbeleid beargumenteerd toegelicht en haar keuzes voor bepaalde vormen van nader onderzoek op overtuigende wijze onderbouwd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:45 Raad van Discipline Amsterdam 23-065/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over advocaat wederpartij. Verweerster is binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij geniet in een huurzaak.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4952

    Ongegronde klacht tegen een kinderarts. De zoon van klagers is verschillende keren opgenomen geweest in het ziekenhuis. De kinderarts is betrokken geweest bij de laatste opname als eindverantwoordelijke. De zoon werd opgenomen vanwege een oppervlakkige ademhaling en wegdraaiende ogen. Een dag na de opname is de zoon van klagers thuis overleden. Klagers verwijten de kinderarts dat zij tijdens de opname te weinig onderzoek heeft gedaan. Het college is van oordeel dat de kinderarts niet is afgeweken van de Richtlijn BRUE (Brief Resolved Unexplained Event) of op andere wijze onzorgvuldig heeft gehandeld. De kinderarts heeft besloten om de zoon gedurende 24 uur op te nemen, aan de monitor te leggen en een ECG te verrichten. Hiermee heeft de kinderarts oog gehad voor de belaste (familie)geschiedenis van de zoon. Dat er aanwijzingen waren om gericht aanvullend onderzoek te doen is onvoldoende gebleken

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:17 Accountantskamer Zwolle 22/1811 Wtra AK

    Gegronde klacht, tijdelijke doorhaling van twee weken. Klaagsters waren met hun eenmanszaken klant van betrokkene. Ook de vof van hun vader en zijn twee broers (ooms van klaagsters) waren klant van betrokkene. De vader van klaagsters is in 2019 overleden, waarna de ooms de vof hebben voortgezet. Tussen klaagsters en de ooms is een geschil ontstaan over de waarde van het aandeel van hun vader in de vof. Betrokkene is de accountant van zowel klaagsters als de ooms gebleven. Klaagsters verwijten betrokkene dat hij geen maatregelen heeft genomen om de bedreiging van zijn objectiviteit weg te nemen, dat hij de stukken waar klaagsters om hebben gevraagd niet (tijdig) heeft afgegeven, dat hij zonder toestemming van klaagsters een onjuiste jaarrekening 2019 van de vof heeft samengesteld, dat hij zonder toestemming van klaagsters een onjuiste aangifte IB 2019 van vader heeft ingediend bij de Belastingdienst en dat hij zonder toestemming vertrouwelijke stukken van klanten aan derden heeft verstrekt. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene niet tijdig heeft onderkend dat de tegengestelde belangen van klaagsters en de ooms een (mogelijke) bedreiging van zijn objectiviteit vormden. Deze bedreiging ontstond al op het moment van overlijden van vader. Betrokkene had daarnaast niet kunnen volstaan met de toezending van de conceptjaarrekening 2019 aan klaagsters. Betrokkene had aan klaagsters tekst en uitleg moeten geven over de waarderingsgrondslagen in de conceptjaarrekening 2019, omdat deze jaarrekening ook voor hen als erfgenamen van hun vader van belang is. Ook heeft hij zonder toestemming van klaagsters de aangifte IB van vader ingediend bij de Belastingdienst en heeft hij zonder toestemming vertrouwelijke stukken van andere klanten van het accountantskantoor gedeeld met de advocaat van de ooms.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:52 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-600/AL/GLD/D

    Dekenbezwaar over het handelen van een advocaat als patroon. De raad oordeelt dat verweerster als patroon ernstig tekort is geschoten. De raad acht dit handelen van verweerster zeer kwalijk. Verweerster heeft hiermee belangrijke regels overtreden en zowel de twee stagiaires als de cliënten van het advocatenkantoor van verweerster zijn hierdoor benadeeld. Gelet op de ernst van dat handelen is in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke schorsing gerechtvaardigd. De raad houdt echter - in het voordeel van verweerster - ook rekening met de volgende omstandigheden. Naar aanleiding van deze zaak is de verwachting dat verweerster de komende tijd geen goedkeuring zal krijgen om over een stagiaire het patronaat te voeren. De kans dat zij op korte termijn vergelijkbare handelingen zal verrichten, is daarom klein. Verder heeft verweerster op de zitting zelfreflectie getoond en heeft zij op eigen initiatief een coach ingeschakeld om zich persoonlijk verder te ontwikkelen. Ten slotte wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat verweerster niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. De raad acht alles overziende een geheel voorwaardelijke schorsing van 6 weken passend en geboden.