ECLI:NL:TACAKN:2023:20 Accountantskamer Zwolle 22/642 Wtra AK
ECLI: | ECLI:NL:TACAKN:2023:20 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-03-2023 |
Datum publicatie: | 10-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 22/642 Wtra AK |
Onderwerp: | |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klager was tot 1 juli 2021 partner van een accountantsorganisatie. Volgens klager is hem onrecht aangedaan nadat hij in september 2018 zijn voormalig leidinggevende had beschuldigd van schending van mededingingsrecht. Die zou hem daarom hebben bedreigd en geïntimideerd. Klager heeft van de schending en de intimidatie melding gedaan. Klager vindt dat betrokkene hem als klokkenluider had moeten behandelen. Als klokkenluider had klager niet ten gevolge van zijn melding benadeeld mogen worden. De vergoedingen van klager over de periode 2017/2018 en 2019/2020 zijn echter met medewerking van betrokkene gekort en uiteindelijk is de partnershipovereenkomst met klager opgezegd. De klacht is ongegrond. Betrokkene kan niet met succes worden verweten dat de melding door klager niet conform de Klokkenluidersregeling van de accountantsorganisatie is behandeld. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij betrokkene al in 2018 over de beweerdelijke misstanden heeft geïnformeerd. |
UITSPRAAK van 10 maart 2023 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 13 april 2022 ontvangen klacht met nummer 22/642 Wtra AK van
X
wonende te [plaats1]
K L A G E R
advocaat: mr. A.M. Lem
t e g e n
Y
voorheen registeraccountant
wonende te [plaats2]
B E T R O K K E N E
advocaat: mr. drs. J.F. Garvelink
1. De procedure
1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen
- het verweerschrift met bijlagen
- de e-mail van klager van 26 april 2022 met bijlagen
- de bijlagen 10 en 15 tot en met 19 van klager
- de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.
1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 12 december 2022. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Lem, mr. H. Bais en mr. dr. M.J.C. van der Heijden. Ook betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. drs. J.F. Garvelink. Tegelijk met de klacht tegen betrokkene is ook de klacht van klager tegen de heer [A] behandeld. Ook in die zaak zal vandaag uitspraak worden gedaan.
2. De uitspraak samengevat
Waarover gaat deze zaak?
2.1. Klager was tot 1 juli 2021 partner van [accountantsorganisatie1]. Volgens klager is hem onrecht aangedaan nadat hij in september 2018 zijn voormalig leidinggevende had beschuldigd van schending van mededingingsrecht. Die zou hem daarom hebben bedreigd en geïntimideerd. Klager heeft van de schending en de intimidatie melding gedaan. Klager vindt dat betrokkene hem als klokkenluider had moeten behandelen. Als klokkenluider had klager niet ten gevolge van zijn melding benadeeld mogen worden. De vergoedingen van klager over de periode 2017/2018 en 2019/2020 zijn echter met medewerking van betrokkene gekort en uiteindelijk is de partnershipovereenkomst met klager opgezegd.
De beslissing van de Accountantskamer.
2.2. De klacht is ongegrond. Betrokkene kan niet met succes worden verweten dat de melding door klager niet conform de Klokkenluidersregeling van [accountantsorganisatie1] is behandeld. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij betrokkene al in 2018 over de beweerdelijke misstanden heeft geïnformeerd.
3. De feiten
3.1. Betrokkene stond tot [datum1] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Vanaf [datum2] tot [datum1] was hij CEO van [onderdeel1 accountantsorganisatie1] (hierna [onderdeel1]).
3.2. Klager was vanaf [datum3] tot [datum4] via zijn besloten vennootschap [BV1] partner van [onderdeel2 accountantsorganisatie1] (hierna: onderdeel2). Hij werkte bij de service line [subonderdeel1], toen nog onderdeel van [onderdeel2]. Zijn leidinggevende was de heer [B] (hierna: [B]). Per [datum4] is deze service line ondergebracht bij [onderdeel3 accountantsorganisatie1] (hierna: [onderdeel3]). In verband daarmee is klager per [datum4] via zijn besloten vennootschap partner geworden van [onderdeel3]. Per diezelfde datum is klager gaan werken voor de internationale [subonderdeel2] ([regio1], [regio2], [regio3] and [regio4]).
3.3. Per [datum5] bestaat de [onderdeel1] Klokkenluidersregeling (hierna: de Klokkenluidersregeling). Deze regeling is van kracht bij onder meer [onderdeel1], [onderdeel2] en [onderdeel3] en bevat de volgende bepalingen.
Artikel 1 - Definities
'Medewerker': iedere medewerker van [accountantsorganisatie1] die zich op rechtmatige wijze presenteert als werkzaam bij of verbonden aan de hiervoor genoemde rechtspersonen.(…)
‘Melder': degene die, al dan niet in dienst van [accountantsorganisatie1], een melding doet van Vermeende Misstanden.
'Vermeende Misstanden':
handelingen die kunnen leiden tot strafbare feiten door [accountantsorganisatie1] of haar medewerkers:
alle werkelijke of vermoede overtredingen van externe of Interne wet- en regelgeving
door [accountantsorganisatie1] of haar medewerkers;
(dreigende) intimidatie van personen door medewerkers van [accountantsorganisatie1];
(dreigende) onrechtmatige vernietiging of manipulatie van gegevens of informatie;
en verder andere misstanden als bedoeld in artikel 1 onder h. van de Wet Huis voor
klokkenluiders,
mits er een verband Is met de functie-uitoefening binnen [accountantsorganisatie1] dan wel met de beroepsuitoefening door of de bedrijfsvoering van [accountantsorganisati1].
Artikel 2 - Procedure
1. De melding kan schriftelijk worden gedaan aan de afdeling Juridische Zaken, [postadres],
[postcode] [plaats3].
2. De melding kan ook telefonisch of online worden ingediend bij [accountantsorganisatie1]/Ethics
[website]. De externe partij die
[accountantsorganisatie1]/Ethics uitvoert, zendt de melding door aan de afdeling Juridische Zaken.
(…)
5. De Commissie Klachtbehandeling (hierna: de “Commissie") draagt zorg voor de inhoudelijke behandeling van meldingen. De Commissie wordt ingesteld en haar leden worden benoemd en
ontslagen door het Bestuur van [onderdeel1]. De Commissie draagt zorg voor een vertrouwelijke, zorgvuldige en tijdige behandeling van meldingen. De alsdan geldende [onderdeel1] Klachtenregeling is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op de behandeling van de melding.
(…)
Artikel 4 - Bescherming rechtspositie
Een medewerker van [accountantsorganisatie1], die te goeder trouw op grond van deze klokkenluidersregeling een melding van een Vermeende Misstand doet, of als een raadsman van een Melder in de zin van deze regeling fungeert, wordt op geen enkele wijze in diens rechtspositie dan wel carrière benadeeld als gevolg van het doen van die melding.
3.4. Op of omstreeks [datum6] vond een presentatie plaats van een propositie ‘touchless invoice processing/volledig automatische factuurverwerking’ geheten, waarbij onder meer klager en [B] aanwezig waren. Betrokkene was daarbij niet aanwezig.
3.5. Per brief van 23 oktober 2018 heeft [B] aan klager een formele waarschuwing gestuurd ‘because you have violated several of our policies and procedures and do not respond to reasonable instructions from [subonderdeel1] Leadership’, aldus het slot van deze brief.
3.6. Per brief van 25 oktober 2018 heeft betrokkene aan klager zijn ‘Total Compensation Fiscal Year 18’toegestuurd. Fiscal Year 18 is het gebroken boekjaar 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018. Op het totaal van de vergoeding[1] van klager in dat jaar is in verband met zijn QRM-score (Quality Risk Management-score) een percentage[2] in mindering gebracht. Tegen de vaststelling van zijn vergoeding was (intern) bezwaar bij de Regional Managing Partner en vervolgens (intern) beroep mogelijk bij de [subonderdeel2] [regio1] Appeals Committee (hierna: [C]). Klager heeft die route gevolgd.
3.7. In de beroepsprocedure bij de [C] heeft klager een bijlage overgelegd, appendix IX genoemd. Naar de Accountantskamer begrijpt (appendix IX is niet overgelegd) bevat deze appendix de beschuldigingen door klager aan het adres van [B] met betrekking tot intimidatie van klager en schending van mededingingsrecht. De intimidatie en de schending zouden in of omstreeks september 2018 hebben plaatsgevonden.
3.8. De [C] heeft mr. [D] (hierna: [D]), general counsel van [onderdeel1], van (in elk geval) de beschuldiging inzake schending van mededingingsrecht in kennis gesteld, waarna op 31 maart 2020 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen klager, betrokkene en [D]. Van dit gesprek heeft klager in het geheim een opname gemaakt waarvan hij een transcriptie heeft overgelegd.
3.9. Op 7 april 2020 hebben klager en betrokkene elkaar opnieuw gesproken, dit keer zonder [D]. Ook van dit gesprek heeft klager in het geheim een opname gemaakt waarvan hij een transcriptie heeft overgelegd.
3.10. [Advocatenkantoor1] (hierna: [advocatenkantoor1]) is in opdracht van [onderdeel1] in mei 2020 gestart met een onderzoek naar:
i. De mogelijke wijziging door Partner X van "meet expectations" naar "did not meet expectations" in de Q-rating die een component vormt voor de Total Compensation FY18 van een partner van [onderdeel1] ("Partner Y");
ii. Mogelijk ongepast gedrag van Partner X jegens Partner Y;
iii. Mogelijke schending van mededingingsrecht zoals geuit tijdens een bijeenkomst in juli/augustus 2018 waar zowel Partner X als Partner Y aanwezig waren.
Met partner X is [B] bedoeld en met partner Y klager.
Het onderzoek heeft niet geleid tot een gegrondbevinding van (een van) de drie punten.
3.11. Per brief van 28 oktober 2020 is de vergoeding van klager over het Fiscal Year 2020 met 25% gekort.
3.12. [Onderdeel3] heeft bij brief van 24 december 2020 de partnershipovereenkomst met [BV1] (feitelijk met klager) opgezegd. De overeenkomst is ingaande [datum1] geëindigd.
4. De klacht
4.1. Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en
beroepsregels.
4.2. Uit het klaagschrift heeft de Accountantskamer de volgende klachtonderdelen afgeleid waarbij de Accountantskamer zoveel mogelijk de door klager gebruikte terminologie volgt, maar niet ontkomt aan een samenvatting. De Accountantskamer begrijpt de klacht als volgt.
a. Betrokkene heeft naar aanleiding van de in september 2018 door klager bij betrokkene gedane melding van misstanden ten onrechte geen actie ondernomen en hij heeft niet gehandeld conform de Klokkenluidersregeling en artikel 27 van de Verordening accountantsorganisaties (hierna: VAO).
b. Betrokkene heeft ten onrechte uitvoering gegeven aan de brief van [B] van 23 oktober 2018 door op 25 oktober 2018 de brief inzake de korting op het salaris van klager te ondertekenen en zonder klager eerst te horen.
c. Betrokkene heeft klager naar aanleiding van de door hem in maart 2020 opnieuw gedane melding van (dezelfde) misstanden niet gewezen op zijn rechten volgens de Klokkenluidersregeling en hij heeft zijn melding ten onrechte als een ernstig verstoorde verhouding tussen klager en [B] gekwalificeerd.
d. Betrokkene heeft geen toereikende maatregelen genomen om te voorkomen dat ten opzichte van klager repercussies zouden volgen naar aanleiding van de door hem gedane meldingen van de misstanden.
e. Betrokkene heeft, toen hij besloten had om de door klager gedane meldingen wel te laten onderzoeken, de Klokkenluidersregeling niet gevolgd, maar hij heeft de huisadvocaat van [accountantsorganisatie1], die niet onafhankelijk was, onderzoek laten verrichten.
5. De beoordeling
5.1. De Accountantskamer toetst, gegeven de klacht, het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
5.2. De Accountantskamer merkt voor de duidelijkheid eerst het volgende op.
Het is de taak van de Accountantskamer het handelen en nalaten van betrokkene binnen de door de klacht getrokken grenzen te toetsen aan de toepasselijke wet- en regelgeving. De Accountantskamer zal daarom niet onderzoeken of de gestelde intimidatie en overtreding van mededingingsrecht daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, of [B] de waarschuwingsbrief van 23 oktober 2018 wel mocht ondertekenen en ook niet of de beide kortingen op de vergoedingen van klager en de opzegging van de partnershipovereenkomst terecht waren.
5.3. Klager heeft op de zitting zijn klacht ook zelf toegelicht en hij heeft daarbij sheets overgelegd. Klager heeft op negen van de dertien sheets een bezwaar geformuleerd. Voor zover die bezwaren een uitbreiding van de klacht zijn, laat de Accountantskamer die buiten beschouwing. Het is namelijk niet toegestaan de klacht op de zitting uit te breiden.
Klachtonderdeel a: betrokkene heeft naar aanleiding van de in september 2018 door klager bij betrokkene gedane melding van misstanden ten onrechte geen actie ondernomen en hij heeft niet gehandeld conform de Klokkenluidersregeling en artikel 27 van de VAO.
5.4.1. De Accountantskamer is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is. Dit oordeel berust erop dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in september 2018 bij betrokkene de melding van de misstanden heeft gedaan, ook niet erna in 2018. Als betrokkene in 2018 niet bekend was met de melding, dan kan hem uiteraard niet met succes worden verweten dat hij er niets mee heeft gedaan. Betrokkene heeft naar aanleiding van een vraag van de Accountantskamer bestreden dat klager hem na de presentatie van de propositie in september 2018 deelgenoot heeft gemaakt van intimiderend gedrag en/of overtreding van mededingingsrecht door [B]. De stelling van klager staat tegenover de betwisting door betrokkene. Klager is in beginsel gehouden de door hem gestelde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken als dat nodig is omdat betrokkene die betwist. Daarin is klager niet geslaagd. Klager heeft bijvoorbeeld geen e-mail aan betrokkene overgelegd waaruit blijkt dat hij de beweerdelijke misstanden destijds bij hem heeft gemeld.
Het klachtonderdeel mist een grondslag in de feiten.
5.4.2. De Accountantskamer merkt voor de volledigheid nog op dat artikel 27 van de VAO, waarop klager een beroep doet, zich richt tot accountantsorganisaties die moeten waarborgen dat er, kort gezegd, een deugdelijke klokkenluidersregeling bestaat die eenvoudig kan worden geraadpleegd[3]. Het artikel richt zich niet tot de individuele accountant. Uit de VGBA[4] volgt dat de verantwoordelijke, individuele accountant in een concrete situatie op de niet-naleving van de in die situatie toepasselijke klokkenluidersregeling mogelijk kan worden aangesproken. Het beroep van klager op artikel 27 van de VAO treft geen doel.
Klachtonderdeel b: betrokkene heeft ten onrechte uitvoering gegeven aan de brief van [B] van 23 oktober 2018 door op 25 oktober 2018 de brief inzake de korting op het salaris van klager te ondertekenen en zonder klager eerst te horen.
5.5.1. Klager legt een oorzakelijk verband tussen de waarschuwingsbrief van [B] van 23 oktober 2018 en de brief die betrokkene twee dagen later, op 25 oktober 2018, heeft ondertekend. Met die tweede brief is aan klager de korting op de vergoeding Fiscal Year 2018 meegedeeld. Volgens klager moet betrokkene ‘van de brief d.d. 23 oktober 2018 van de hand van [B] en de inhoud daarvan hebben geweten, daar [Y] twee dagen later een aan mij gerichte salarisbrief d.d. 25 oktober 2018 heeft ondertekend, waarbij mijn salaris met 10% gekort was’, aldus klager in zijn klaagschrift.
5.5.2. Betrokkene heeft het verband bestreden dat klager tussen beide brieven ziet. Hij heeft aangevoerd dat hij op 25 oktober 2018 niet bekend was met de brief van 23 oktober 2018 en de inhoud ervan en dat de korting op de vergoeding niet door hem is bepaald. Het bestuur van [onderdeel1] waaronder klager in 2018 nog viel, was ‘niet betrokken bij de beoordeling van individuele partners binnen de service lines en de winstverdeling wordt uiteindelijk – binnen de service line [subonderdeel1] – in belangrijke mate op deze beoordeling gebaseerd’, aldus betrokkene in zijn verweerschrift. De korting is volgens betrokkene toegepast omdat de QRM-score van klager onvoldoende was.
5.5.3. De Accountantskamer overweegt dat (ook) volgens klager [onderdeel1] en [onderdeel3] zogeheten matrixorganisaties zijn. Dat houdt in dat er naast de juridische entiteiten (zoals bijvoorbeeld de LLP die ([onderdeel3] is) ook functionele entiteiten zijn zoals de service line [subonderdeel1] waarbinnen de beoordeling van het functioneren van partners en de besluitvorming over de jaarlijkse vergoedingen plaatsvindt. Daarom is het op zichzelf niet onaannemelijk dat betrokkene zich niet heeft bemoeid met de besluitvorming over de korting op de vergoeding die hij bij brief van 25 oktober 2018 aan klager heeft meegedeeld. Doorslaggevend is dat klager tegenover de betwisting door betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene op 25 oktober 2018 bekend was met de (inhoud van de) brief van 23 oktober 2018. De stelling van klager is dat betrokkene in oktober 2018 wel kennis moet hebben gehad van de brief van 23 oktober 2018, maar deze (veronder)stelling stuit af op de betwisting door betrokkene en het ontbreken van bewijs voor de stelling. Het verwijt dat betrokkene ‘uitvoering heeft gegeven aan de inhoud van de brief van [B] van 23 oktober 2018’ mist daarom feitelijke grondslag. Daarop strandt het verwijt.
5.5.4. Ook het verwijt dat betrokkene klager eerst had moeten horen voordat hij de brief van 25 oktober 2018 ondertekende is naar het oordeel van de Accountantskamer ongegrond. Klager heeft niet aangevoerd op grond van welke binnen [onderdeel1] geldende regeling of afspraak betrokkene klager eerst over de korting had moeten horen. Dat het vooraf horen door betrokkene gebruikelijk was, heeft klager ook niet gesteld. Betrokkene stelt dat hij de brief ‘automatisch’[5] heeft ondertekend. Vast staat dat door [onderdeel1] is voorzien in de mogelijkheid van bezwaar bij de Regional Managing Partner tegen een besluit inzake de vergoeding en vervolgens beroep bij de [C]. Klager heeft die weg ook gevolgd. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel c: betrokkene heeft klager naar aanleiding van de door hem in maart 2020 opnieuw gedane melding van (dezelfde) misstanden niet gewezen op zijn rechten volgens de Klokkenluidersregeling en hij heeft zijn melding ten onrechte als een ernstig verstoorde verhouding tussen klager en [B] gekwalificeerd.
Klachtonderdeel e: betrokkene heeft, toen hij besloten had om de door klager gedane meldingen wel
te laten onderzoeken, de Klokkenluidersregeling niet gevolgd, maar hij heeft de huisadvocaat van
[accountantsorganisatie1], die niet onafhankelijk was, onderzoek laten verrichten.
5.6.1. De Accountantskamer neemt vanwege de samenhang ertussen de beide klachtonderdelen samen. De kern van het verwijt van klager is, dat betrokkene hem in 2020 niet heeft gewezen op de Klokkenluidersregeling en die regeling niet heeft gevolgd.
5.6.2. Vast staat dat betrokkene in maart 2020 bekend is geraakt met de bewering van klager over de beweerdelijke misstanden (intimidatie en schending mededingingsrecht). Daarover hebben twee gesprekken tussen klager en betrokkene plaatsgevonden. Het eerste gesprek was met [D] erbij. De transcripties van beide gesprekken heeft betrokkene niet bestreden, zodat de Accountantskamer ervan uitgaat dat die de gesprekken correct weergeven.
5.6.3. Betrokkene heeft (naar het oordeel van de Accountantskamer terecht) niet bestreden dat de beweerdelijke intimidatie door [B] en de overtreding van mededingingsrecht onder de definitie van ‘Vermeende Misstanden’ in de Klokkenluidersregeling vallen. Vermeende misstanden zijn volgens de regeling ‘alle werkelijke of vermoede overtredingen van externe of interne wet- en regelgeving door [accountantsorganisatie1] of haar medewerkers’ en ‘(dreigende) intimidatie van personen door medewerkers van [accountantsorganisatie1]’.Daarop heeft de melding betrekking. Ook bestond er een verband tussen de gemelde misstanden en de functie-uitoefening binnen [accountantsorganisatie1] zoals de regeling vereist. En klager en [B] zijn medewerkers in de zin van de regeling vanwege hun werkzaamheden voor en verbondenheid met [onderdeel1] en later, wat klager betreft, ook [onderdeel3].
5.6.4. Bij de beoordeling van de vraag of betrokkene klager had moeten wijzen op de Klokkenluidersregeling en die regeling op hem had moeten toepassen, is het volgende van belang.
5.6.5. Uit de transcriptie van het gesprek op 31 maart 2020 blijkt dat voor [D] en betrokkene vooral de door klager in de procedure bij de [C] gemelde schending van mededingingsrecht aanleiding voor het gesprek vormde. Het ging klager echter om zijn QRM-score Fiscal Year 2018 en de op grond daarvan toegepaste korting op zijn vergoeding. Klager zegt in het begin van het gesprek:
‘Dus ik heb over deze harassment letter (bedoeld is kennelijk de brief van 23 oktober 2018, Ack) juridisch advies ingewonnen, en er zijn allerlei beweringen, maar de jurist zei aan mij dat ik mij, geen enkele zorgen, dit is een verhaal met geen enkele basis voor ontslag en vervolgens heb ik desondanks daarop geantwoord en ik heb getuigenverklaringen verzameld en die heb ik ook vervolgens ook aan de commissie (de [C], Ack) aangeboden en gezegd dat de beweringen zijn niet gesubstantieerd, maar gewoon feitelijk onjuist. Dus even terug, de hele harassment zaak heeft de commissie aanleiding gegeven gezegd dat ik, in overleg met jou [Y] (betrokkene, Ack) gezegd dat ik helemaal niet van plan was om opvolging te geven, ik heb een nieuwe job gevonden, ik rapporteer niet meer aan [B], ik ben via [land1] naar [subonderdeel2] gegaan, heb een nieuwe stap, zet mijn carrière voort, en laat alsjeblieft dit voor wat het is, ik heb geen intentie whistleblower te worden. Laten we dit achter ons laten en doorgaan. En de zaak [B] ([B], Ack), [Y] dat hebben wij besproken, is niet aan mij, het Nederlandse bestuur kan daarmee dealen wat hun goeddunkt, wij gaan gewoon door. Ik ben gewoon teruggekomen bij de commissie en gezegd van 'in vertrouwen' kan ik mijn getuigenissen doorgeven en delen over deze brief, maar ik wil terug naar de feiten. De feiten zijn heel simpel: ik heb een QRM 2 score gehad en ik had een remuneratie verwacht die hiermee in lijn ligt, sterker nog ik had een remuneratie verwacht die gezien de nieuwe rollen en promoties een stap voorwaarts is geweest en ik heb een remuneratie gehad die helemaal niet in lijn is met de QRM score. Daarvoor heb ik jullie hulp nodig om dit weer recht te trekken.
5.6.6. In reactie hierop zegt [D]:
‘dank je wel [X] (klager, Ack), ik ben verrast want ik had gesprek gepland met een andere reden die er wel mee te maken heeft, iets andere feiten benoemd en dat is namelijk, ik heb jouw mail gezien ik heb de mail gezien aan de [C], dus aan de commissie en daarin geef je aan dat possible antibreach zijn van de NL praktijk die je gerapporteerd hebt aan het leadership. Ik begrijp van [E], die je gesproken hebt die ondersteunt de commissie en dat de overtreding van mededingingsrecht verder gesubstantieerd is door jou aan de commissie en ik begrijp ook dat je daarin dat je daarin de harassment wat verder uiteengezet hebt. [E] heeft ook gezegd dat de commissie verder bezig is met het appeal eigenlijk iets tegen het Nederlandse leadership aan wil houden, maar geen toestemming heeft gegeven het document met het Nederlandse leadership te overleggen, dus dat ze daarmee vast zitten in deze procedure.
[E] heeft gezegd dat de mededingingsrechtelijke componenten zijn wel heel serieus en [D] ([D], Ack) moet hier mee aan de slag. Als er sprake is van een inbreuk op het mededingingsrecht dan moeten we dat als organisatie onderzoeken want daar kunnen voor [accountantsorganisatie1] enorme gevolgen aan vast zitten. Het is goed om dat helder te krijgen, zodat wij als organisatie daarmee kunnen dealen, dus dat is eigenlijk de reden dat [Y] en ik deze afspraak met jou gepland hebben. En ik had gehoopt dat wij nader nog kunnen duiden aan de hand van de stukken die er kennelijk zijn, maar zoals ik heb aangegeven ken ik de stukken niet, dus dat maakt dat het lastig is om echt op de inhoud in te gaan, tenzij je in dit gesprek daar wat meer over zou willen en kunnen vertellen.
5.6.7. Deze verschillende invalshoeken kenmerken de inhoud en het verloop van het gesprek. Het gaat klager om zijn QRM-score en de korting op zijn vergoeding en het gaat [D] en betrokkene vooral om de door klager gemelde overtreding van mededingingsrecht. Klager dringt wat dit laatste betreft aan op vertrouwelijkheid, waarop [D] op enig moment tegen hem zegt: ‘ik vind dat heel ingewikkeld. Ik snap je wilt dit vertrouwelijk houden, dan kunnen we geen onderzoek doen en dan kunnen we hier niet zo veel mee, dus dat maakt het ingewikkeld, terwijl ik juist de behoefte heb om dit verder te onderzoeken, vanwege de mogelijke gevolgen die dit voor ons als organisatie heeft.’
5.6.8. De door klager bepleite vertrouwelijkheid bevestigt hij in zijn e-mail aan [D] later op dezelfde dag: ‘Bedankt voor het gesprek vandaag. Vriendelijke herinnering dat de zaak die jij wilde bespreken vertrouwelijk blijft. Ik hoor van jou wat de vervolgstappen die wilt ondernemen.’
5.6.9. [D] en betrokkene geven in het gesprek op 31 maart 2020 aan dat een onderzoek noodzakelijk is vanwege de ernst van de beschuldiging en de gevolgen die een overtreding van mededingingsrecht kan hebben. Klager zegt in reactie daarop: ‘even terug naar mijn zaak, de call was ingezet vanwege remuneratie en QRM score FY18, het gesprek gaat nu een heel andere wending op, die ik eigenlijk niet wil, maar zeker niet wenselijk acht.’
5.6.10. Wat betreft de melding van intimidatie door [B] zegt klager tijdens het gesprek: ‘Ik heb daar melding van gemaakt, maar ik heb nu jullie hulp nodig voor de commissie over de QRM score over FY18 en ik snap dat je hiervoor voor dit verhaal en ik heb dit keurig gemeld en ik heb achtergelaten dat [B] gaat mij kapot maken, ik heb besluit genomen dat ik naar [land1], later naar subonderdeel2] gegaan ben, ik wil hier niets mee te maken hebben en ik wil het gevecht en een whistleblower zaak niet aangaan, dat is niet mijn ding. Mijn ding is carrière met klanten en dat soort zaken, dus in die aard heb ik dat ook besproken met [Y] destijds. Dit zijn mijn vervolgstappen. En mijn melding, ik heb gewoon conform gedaan en gewoon gemeld.’
5.6.11. Samengevat komt het erop neer dat klager zijn melding in de procedure bij de [C] wil loskoppelen van zijn beroep tegen de korting en dat hij geen onderzoek naar de beweerdelijke misstanden wenst. Hij heeft volgens het gesprek de brief van 23 oktober 2018 met een jurist besproken die hem heeft gerustgesteld, hij heeft een nieuwe job bij [subonderdeel2], hij werkt daardoor niet meer onder [B] en hij zegt tot vier keer toe geen klokkenluider te willen zijn. Hij heeft [D] en betrokkene nodig om de korting te corrigeren.
5.6.12. Op 7 april 2020 vindt een vervolggesprek plaats tussen klager en betrokkene. Dit gesprek vindt vanuit dezelfde, verschillende uitgangsposities plaats en loopt langs dezelfde lijnen. In dit gesprek heeft klager twee keer gezegd geen klokkenluider te willen zijn.
5.6.13. Klager zegt: ‘misschien kan ik daarin helpen om dit toch enigszins te structureren. De lopen hier een aantal zaken hier doorheen. 1 Ik heb de zaken over FY18 heel clean gehouden, dus dat betekent ik heb een QRM 2 score gehad en daar wordt nu geroepen: he, er is iets mis met de QRM en dat tast natuurlijk aan en feiten zijn heel helder. 2. Het conflict met [B] dat liep over FY19. Dat incident is dat incident, er zijn diverse partijen bij geweest, ik heb geen beschuldiging geuit, ik heb daar rapport van gemaakt, dus ik wil de feiten duidelijk en clean houden. Dat is het traject, ik heb rapport gemaakt van feiten die er gebeurd zijn, daar wil ik het bij houden, vandaar dat ik gestuurd had op confidentialiteit. Er zijn 3 getuigen bij, allemaal hebben ze daar rapport van gemaakt, maar dat wordt nu in een keer opgevoerd als zijnde daar is iets mis en dat heeft niets met de feiten van de QRM score FY18 te maken. Ik probeer daar op goede wijze mee om te gaan.’
5.6.14. Het door klager bedoelde incident is niet alleen de brief van 23 oktober 2018 (die viel in het Fiscal Year 2019) maar, naar de Accountantskamer begrijpt, ook een incident dat zich volgens klager tijdens of kort na de presentatie van de propositie in september 2018 heeft voorgedaan (dus eveneens in het Fiscal Year 2019), toen [B] klager na die presentatie zou hebben bedreigd. Daarover zegt klager later in het gesprek namelijk het volgende: ‘na dit incident (de presentatie in september 2018, Ack) is de relatie (met [B], Ack) volledig verstoord geweest. Hij heeft geroepen: ik ga je ontslaan, ik ga je kapot maken en dit was voor mij het signaal dat deze relatie 'beyond repair' was. En dat was toen het initiatief om een nieuwe rol op te zoeken. Voor die tijd was er een normale rapportagerelatie, zoals die daar was.’
5.6.15. Klager wil de gemelde misstanden en de QRM-score van elkaar loskoppelen. Hij zegt: ‘Mijn zaak betreft een relatief eenvoudige discussie over een QRM rating. Er is mij gevraagd, het was bekend bij de commissie, naar de context van de issues rondom de harassment van [B]. Ik heb dit medegedeeld. That's it. Niet meer, niet minder. Beschuldiging zijn hierbij niet aan de orde,
dus daar wil ik afstand van houden als dit mogelijk is.’
5.6.16. Even later zegt hij: ‘Ik wil het clean houden en zeggen de hele discussie is begonnen en ik had gehoopt dat het ook zou eindigen bij een eenvoudige rectificatie van de qrm score. Nogmaals, mijn belang is, we kennen elkaar nu al langer, om a) te gedragen binnen de partnership als je iets geks ziet, het is mijn normen en waarden en ook mijn plicht binnen de partnership, als er iets geks gebeurd. 2. Om het ook met jou te delen en raad te geven hoe ga ik hier mee om conform onze values. Clean en klein proberen te houden.’
5.6.17. Waarop betrokkene zegt: ‘wat dat betreft verwijt ik je ook helemaal niets in de zin dat het heel goed is als dit soort dingen plaatsvinden dat je dat soort zaken, hoe zeg ik dat, onjuist gedrag en onjuist handelen meldt, dat zie ik nog niet eens als klokkenluider, maar dat wij elkaar aanspreken op gedrag. Dan neem ik jou niets kwalijk denk alleen dat je dat ingebracht hebt of dat dit onderdeel is geworden van een hele discussie waarin een dispuut was tussen 2 mensen en zo zal ook een arbiter daarnaar kijken. Ja en daar moet je gaan uitzoeken of dat dan wel klopt of niet.’
5.6.18 Klager zegt daarna: ‘Nogmaals [Y], als jij mij zegt, [X] we hebben jouw rol nodig om zaken mee te delen en zaken te vermelden, dan coach me in deze want dan kom ik daarmee naar buiten. Op dit moment, zonder duidelijke aanwijzing daarvan wil ik geen whistleblower zijn in enerlei vorm.’
5.6.19. Het gesprek gaat daarna verder en betrokkene zegt: ‘Dus je zegt dat er wel degelijk oorzakelijk verband ligt tussen de beschuldigingen die je deed richting [B] en het gedrag van [B]. (...) Ik koppel de 2 aan elkaar. Ik denk dat het gewoon uitgezocht moet worden. Wat denk je dat zelf het beste kunt doen? Je hebt er zelf over nagedacht.’
5.6.20. Klager: ‘Ik heb er zelf over nagedacht, ik vertrouw jou [Y] en onze relatie is altijd vertrouwd, daarom vraag ik je om advies, hoe dit het beste te doen. 2. Ik heb nu mijn bezwaar geparkeerd, dat heeft nu even geen prioriteit en als dat moet in het belang van de maatschap om dit terug te trekken, dan is dat wat mij betreft een optie. Ik volhard in mijn standpunt qua QRM ben aangetast in mijn reputatie en dat is onterecht want QRM was dik voor elkaar en er waren diverse getuigen, en ook de QRM leader heeft dit bevestigd dat dit voor elkaar was. En het hele incident met [B] met alle getuigen en harassment tot gevolg wil ik achter mij laten, [Y].
Betrokkene: ‘Als je mijn advies wilt, je moet een ding doen. Deze zaak is out of control geëscaleerd, als ik je beluister.’
Klager: ‘Niet door mij, dit is buiten mij om. Ik word nu voor de bus gegooid.’
Betrokkene: ‘ergens moet de de-escalatie beginnen en ik denk zoals anderen hiernaar kijken ben jij in wezen een heel belangrijke speler. Als je hierover nadenkt hoe moet je dit aanpakken dan kun je maar een ding doen en dat is het onafhankelijk onderzoeken, daar zal dit op uit komen, tenzij partijen enorm de-escaleren en de scherpte eruit halen etc. etc., maar dit is jouw eigen beslissing. Dat betekent ook dat gelijk hebben en gelijk krijgen is soms best lastig. Daarna zal het recht zijn beloop moeten hebben.
Klager: ‘[Y], ik ben op zoek naar de-escalatie, ik kan mijn appeal gewoon intrekken, daar blijft het bij, dan is alles in een intern vertrouwelijk dossier en dan komt het niet buiten de deur en daar blijft het bij. Daar ben ik naar op zoek.’
5.6.21. Betrokkene heeft klager daarna, kort samengevat, geadviseerd na te denken over de-escalatie en hoe die mogelijk bereikt kan worden en daartoe contact op te nemen met [D]. Nadat klager heeft toegezegd dat te zullen doen, komt hij terug op de kortingskwestie.
Klager zegt namelijk: ‘even terug, kun jij helpen om FY18 te fixen voor mij en daarmee FY19 zo snel mogelijk te de-escaleren.’
Betrokkene antwoordt: ‘daar kan ik niet bij helpen, want daar ga ik niet over. Ik ga over Nederland en over [subonderdeel1] gaat [F]. Zo zit de gezagstructuur van [subonderdeel1], ik heb daar geen zeggenschap over.’
Klager zegt vervolgens over de QRM-rating: ‘ik ben daar nog hard op zoek naar een oplossing, want het FY18 dossier, de feiten zijn zo simpel als het maar kan.’
Even later zegt hij: ‘ik ben nogmaals helemaal niet op zoek naar escalatie. Ik wil dit dossier zo snel mogelijk achter mij laten.’
Nadat betrokkene weer heeft geadviseerd te de-escaleren zegt klager: ‘Snap ik goed, maar ik zou het bijzonder op prijs stellen als je zegt [X] in FY18 ik heb er nog even naar gekeken en jouw loyaliteit aan de firma niet wordt in deze niet vergeten, dus ik zou het op prijs stellen als je toch even kunt peilen of je iets kunt betekenen om die situatie.’
Waarop betrokkene antwoordt: ‘maar, hoe graag ik dit ook voor je zou doen, dit is gepasseerd station. Er zijn ingegraven posities en daar kom je alleen uit of door je blijft escaleren en tot arbitrage te komen, daar hebben we het over gehad, of dat een van de partijen zegt van uh ... Je moet hier goed over nadenken.’
Klager zegt: ‘de situatie aan mijn kant is helder, ik ben helemaal niet op zoek naar escalatie, ik helemaal niet op zoek naar dit dossier, ik ga er akkoord mee, ik ga [D] bellen en de lijn volgen naar de-escalatie, maar [Y], je zou me toch enorm plezier doen en vertrouwen, gezien wat er gebeurd is, ik geen schuldbekentenis, aan geen van de kanten, maar als je toch iets kunt doen voor mijn loyaliteit richting de firma.
5.6.22. Het gesprek wordt beëindigd met de mededeling van klager dat hij [D] zal bellen en met de afspraak elkaar de volgende week weer te spreken. Of dat is gebeurd is de Accountantskamer niet bekend.
5.6.23. De Accountantskamer komt op grond van het vorenstaande tot de volgende overwegingen.
Klager heeft [D] en betrokkene meegedeeld dat hij de brief van 23 oktober 2018 (de door hem zo genoemde ‘harassment letter’) met een jurist heeft besproken. Die heeft klager gerustgesteld en in de brief blijkbaar geen aanleiding gezien hem het nemen van maatregelen te adviseren, ook niet een melding als klokkenluider.
Klager heeft ervoor gekozen de beweerdelijke misstand aan de [C] door middel van appendix IX te melden en niet de Klokkenluidersregeling te volgen. Klager heeft niet gesteld dat hij toen niet van het bestaan van de Klokkenluidersregeling op de hoogte was. Aannemelijk is dat klager met die regeling bekend was nu deze betrekkelijke recent, per 1 februari 2017, was ingevoerd, klager medewerker en (feitelijk) partner was en [onderdeel1] op grond van artikel 2 lid 3 van de Wet Huis voor klokkenluiders was gehouden haar medewerkers, ook die van [onderdeel2], over het bestaan van de regeling te informeren. Uit niets blijkt dat [onderdeel1] die verplichting niet is nagekomen. Klager heeft in beide gesprekken in totaal zes keer gezegd geen klokkenluider te willen zijn.
Klager wilde dat zijn QRM-score zou worden herzien en dat de korting Fiscal Year 2018 ongedaan zou worden gemaakt. Hij werkte in 2020 niet meer onder [B] en wilde het dossier wat de kwestie [B] betreft sluiten. Hij wilde dan ook geen onderzoek naar aanleiding van zijn melding in appendix IX over intimidatie en schending van mededingingsrecht.
Het advies van betrokkene aan klager te de-escaleren en contact met [D] op te nemen heeft klager aanvaard. Uit de gesprekken volgt niet dat betrokkene druk op klager heeft uitgeoefend. Hij heeft klager geadviseerd en betrokkene de ruimte gelaten zijn advies niet op te volgen.
Klager was van mening dat zijn positie als partner van [accountantsorganisatie1] meebracht dat als er ‘iets geks gebeurt’, hij dit met betrokkene behoort te delen en dat geprobeerd moet worden het ‘Clean en klein’ te houden. De Accountantskamer begrijpt daaruit dat klager van mening was het ‘geks’ zo mogelijk binnen de kring van de partners diende te blijven, wat op zichzelf wel te begrijpen is.
In 2020 heeft een onderzoek door [advocatenkantoor1] naar aanleiding van de melding misstanden plaatsgevonden. Betrokkene heeft de melding dus niet in de doofpot gestopt. Hij vond met [D], anders dan klager, onderzoek noodzakelijk.
5.6.24. Op grond van deze overwegingen, in onderling verband beschouwd, kan betrokkene niet met succes worden verweten dat hij klager niet op de Klokkenluidersregeling heeft gewezen en die regeling niet heeft gevolgd door de beweerdelijke mistanden niet door de Commissie Klachtenbehandeling maar door [advocatenkantoor1][6] te laten onderzoeken.
Het klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel d: betrokkene heeft geen toereikende maatregelen genomen om te voorkomen dat ten opzichte van klager repercussies zouden volgen naar aanleiding van de door hem in 2018 en 2020 gedane meldingen van misstanden.
5.7.1. Volgens klager heeft zijn melding van misstanden geleid tot de door [B] bedachte repercussies waaraan betrokkene uitvoering heeft gegeven. Klager heeft dit verwijt niet toegelicht. Indien klager de door betrokkene ondertekende brief van 25 oktober 2018 bedoelt, dan is het verwijt ongegrond zoals hiervoor is geoordeeld.
5.7.2. Klager heeft zijn stelling dat betrokkene zijn melding eerst heeft genegeerd, niet onderbouwd. Toen betrokkene, naar de Accountantskamer aanneemt, voor het eerst begin 2020 met de melding bekend raakte, hebben de beide gesprekken met klager plaatsgevonden. Van negeren is geen sprake geweest.
5.7.3. Klager stelt ook dat betrokkene de melding zelf heeft gekwalificeerd en dat hij de Klokkenluidersregeling ten onrechte niet heeft toegepast. De Accountantskamer begrijpt dat klager wat dit laatste betreft refereert aan de beide gesprekken en wat betrokkene daarin heeft gezegd. De Accountantskamer is van oordeel, gegeven haar eerdere overwegingen naar aanleiding van die gesprekken, dat het verwijt van klager ongegrond is.
5.7.4. Klager verwijt betrokkene de korting op zijn vergoeding Fiscal Year 2020 van 25% en de opzegging van de partnershipovereenkomst. Deze verwijten staan, zoals eerder is overwogen, niet ter beoordeling van de Accountantskamer.
5.8. De slotsom is dat de klacht ongegrond is.
6. De beslissing
De Accountantskamer:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en mr. S.P. Pompe (rechterlijke leden) en drs. E. van Splunter RA en drs. W.J. Schoonderbeek RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2023.
_________ __________
secretaris voorzitter
Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________
Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.
[1] De Accountantskamer kiest voor de neutrale term vergoeding, omdat klager spreekt over salaris en betrokkene over winstaandeel en de Accountantskamer buiten de juridisch kwalificatie van de partnershipovereenkomst wil blijven.
[2] Klager noemt een percentage van 10; betrokkene van 4,84. De Accountantskamer laat in het midden welk percentage juist is omdat het voor de beoordeling van de klacht niet relevant is.
[3] Dat is hier niet in geding. [Onderdeel1] heeft een eenvoudig te raadplegen klokkenluidersregeling.
[4] Zo volgt bijvoorbeeld uit artikel 5 van de VGBA dat een accountant een maatregel moet nemen als wet- en regelgeving door zijn organisatie niet wordt nageleefd.
[5] Hiermee zal betrokkene wel bedoelen dat hij de brief alleen vanwege zijn functie als CEO van [onderdeel1] heeft ondertekend.
[6] Wat betreft de vraag of [advocatenkantoor1] het onderzoek wel in opdracht van [onderdeel1] mocht verrichten en in het verlengde daarvan betrokkene de opdracht wel aan [advocatenkantoor1] mocht geven, merkt de Accountantskamer voor de volledigheid het volgende op. Volgens de uitspraak van de Raad van Discipline Amsterdam van 25 juli 2022 is een onderzoek door het eigen advocatenkantoor geoorloofd indien het rapport alleen voor intern gebruik door de opdrachtgever is. Zie ECLI:NL:TADRAMS:2022:140 rov. 5.6: ‘als uitgangspunt geldt dat het advocaten niet verboden is om in opdracht van een cliënt feitenonderzoek te verrichten en daarover aan de cliënt te rapporteren. Indien het onderzoeksrapport uitsluitend intern wordt gebruikt en niet ter beschikking komt van derden is het in beginsel ter vrije bepaling aan de advocaat en de cliënt hoe dat onderzoek moet worden ingericht en waaruit het moet bestaan.’