Zoekresultaten 9991-10000 van de 45118 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2021:100 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag d2021/2229-2020-052

    Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts had klager niet hersteld/geschikt voor werk mogen melden, ondanks dat klager hiermee zou hebben ingestemd. Gelet op de ingrijpende gevolgen (beëindiging Ziektewet-uitkering, geen re-integratieverantwoordelijkheid werkgever, aanspraak op korte WW-uitkering) van een dergelijke keuze moeten hoge eisen worden gesteld aan de instemming van de werknemer met een dergelijk beleid. Klager heeft betwist dat hij met het beleid heeft ingestemd. Of dat het geval is, kan naar het oordeel van het College in het midden blijven, omdat niet is gebleken dat, voor zover klager al zou hebben ingestemd, hij voldoende door de bedrijfsarts en naderhand de casemanager is geïnformeerd, wat de gevolgen van deze keuze voor klager zouden zijn. Dat betekent dat bedrijfsarts de keuze niet kan rechtvaardigen door verwijzing naar de instemming van klager. Klacht gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:136 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-460/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Hoewel klager geen partij is in de procedure waarin verweerder deze stichtingen bijstaat, stelt de voorzitter vast dat klager de zoon is van een van de bij die procedure betrokken partijen en dat klagers handelen in de processtukken wordt besproken. Om die reden dient de klacht naar het oordeel van de voorzitter te worden getoetst aan de hand van de voor een advocaat van de wederpartij geldende maatstaf. De aanduiding “zoon van” is niet onnodig grievend. Verder ook niet gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid heeft overschreden. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:131 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-046/DB/OB/D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van executeur, afwikkelingsbewindvoerder en testamentair beschermingsbewindvoerder excessief gedeclareerd en geen deugdelijke rekening en verantwoording heeft afgelegd. Hierdoor heeft verweerder vertrouwen in de advocatuur geschaad en gehandeld in strijd met de norm van artikel 46 Advocatenwet. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:132 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-491/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Voor zover klager met de klacht beoogt om het feit dat verweerder zich in april 2018 als advocaat van klager heeft onttrokken aan de tuchtrechter ter beoordeling voor te leggen, overweegt de voorzitter dat ingevolge het bepaalde in artikel 47b lid 1 Advocatenwet niet voor een tweede maal kan worden geklaagd over een gedraging van een advocaat waarover de tuchtrechter al geoordeeld heeft. De tuchtrechter heeft reeds over deze klacht geoordeeld. Nu klager geen feiten of omstandigheden aan de herhaalde klacht ten grondslag legt die hem bij de formulering van de eerdere klacht niet bekend waren en hem evenmin bekend konden zijn, kan klager hierover niet opnieuw een klacht indienen. In zoverre is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Klager stelt daarnaast dat verweerder in de eerdere tuchtrechtprocedure een “fake-verklaring” heeft gegeven. De voorzitter overweegt dat het een advocaat vrij staat om in zijn verweer op een klacht al datgene naar voren brengen wat hij in het kader van dat verweer van belang acht. Dit is slechts anders indien de advocaat de tuchtrechter opzettelijk onjuist informeert met het doel de tuchtrechter te misleiden. Daarvan is geenszins gebleken. In zoverre is de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:165 Raad van Discipline Amsterdam 21-508/A/A

    Afwijzing verzoek ex artikel 60b Advocatenwet. De raad vindt de zorgen van de deken over de geestesgesteldheid van verweerster begrijpelijk. Voor de conclusie dat verweerster er blijk van geeft dat zij niet in staat is haar praktijk behoorlijk uit te oefenen, is dit echter onvoldoende grond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:139 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2021/1022

    Klacht van de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een fysiotherapeut. IGJ verwijt de fysiotherapeut onder meer dat hij tijdens de behandelrelatie niet de professionele distantie heeft gehouden tot patiënte en ernstig seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld jegens patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond, legt op de maatregel van doorhaling en schorst bij wijze van voorlopige voorziening met onmiddellijke ingang de bevoegdheid van de fysiotherapeut om de aan zijn inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen. De fysiotherapeut komt hiertegen in beroep. In deze tussenbeslissing geeft het Centraal Tuchtcollege alleen een oordeel over de uitgesproken voorlopige voorziening. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft de schorsing. De fysiotherapeut mag in afwachting van de eindbeslissing zijn beroep niet uitoefenen.

  • ECLI:NL:TSCTS:2021:8 Tuchtcollege voor de Scheepvaart 2021-11 "2020.V12-OOCL Rauma"

    Op 11 en 12 februari 2020 heeft het onder Nederlandse vlag varende containerschip OOCL Rauma (IMO 9462794, Roepletters: PBWS) tijdens slecht weer op 3 verschillende momenten in totaal 7 geladen containers verloren.

  • ECLI:NL:TACAKN:2021:49 Accountantskamer Zwolle 20/1820 Wtra AK

    Klacht over een accountant die werkzaam is geweest voor een groep vennootschappen waarvan klager bestuurder en aandeelhouder is. Betaling van facturen van betrokkene ging als gevolg van de financiële situatie van de bedrijven niet altijd even snel. In 2017 bleek dat de door klager ingehuurde controller enorme achterstanden in de administratie en het opstellen van de jaarstukken heeft laten ontslaan. Betrokkene heeft in opdracht van klager de administratie hersteld. De uit deze werkzaamheden voortvloeiende facturen leidden tot problemen en procedures tussen klager en betrokkene. De klacht ziet op ondoorzichtig en onzorgvuldig declareren, het niet op de juiste wijze behartigen van de belangen van klager en het niet juist uitvoeren van de werkzaamheden. De klacht is deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de zes- en driejaarstermijn. De klacht is deels gegrond omdat betrokkene richting klager niet duidelijk genoeg is geweest over wat hij tot zijn opdracht rekende en omdat hij klager langdurig niet duidelijk op de hoogte heeft gehouden van de door hem verrichte werkzaamheden en de bedragen die hij daarvoor in rekening wilde brengen. Verder is de klacht gegrond omdat betrokkene voor werkzaamheden die hij abusievelijk heeft gefactureerd klager niet onverwijld heeft gecrediteerd. Voor het overige is de klacht ongegrond. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2021:50 Accountantskamer Zwolle 21/199 Wtra AK

    Klacht tegen een accountant die de opdracht had om de jaarrekening van klaagster samen te stellen: klacht is ongegrond. Het ontbreken van persoonlijk contact met het management van klaagster is in dit specifieke geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Onder meer omdat het accountantskantoor een langlopende klantrelatie met klagers had, het de bedoeling was dat de accountant de samenstelwerkzaamheden slechts tijdelijk zou overnemen en de accountant werd ondersteund door een samenstelteam dat al geruime tijd bekend was met en inzicht had in de onderneming. Ook het verwijt dat de accountant onvoldoende toezicht heeft gehouden op een accountmanager, die klagers heeft geadviseerd bij de verkoop van de onderneming, is ongegrond. Omdat de accountant alleen een samenstelopdracht had, is hij niet vaktechnisch verantwoordelijk voor deze advieswerkzaamheden. Daarbij is in aanmerking genomen dat hij zich niet met de advisering heeft bemoeid en dat binnen het accountantskantoor ook nog andere accountants werkzaam zijn, waardoor niet valt in te zien waarom juist deze accountant verantwoordelijk zou zijn voor de advisering. De accountant kan evenmin worden verweten hij een afspraak over de winstdeling niet juist heeft verwerkt in de jaarrekening. Deze afspraak is gemaakt in het kader van de overdracht van de onderneming. Omdat de juridische overdracht plaatsvond na balansdatum was er geen reden om de verkoop al in de cijfers van de jaarrekening te verwerken. Ook was er op het moment van het opstellen van de jaarrekening geen reden om aan te nemen dat sprake was van een continuïteitsonzekerheid.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:138 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.254