ECLI:NL:TACAKN:2021:50 Accountantskamer Zwolle 21/199 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:50
Datum uitspraak: 16-07-2021
Datum publicatie: 16-07-2021
Zaaknummer(s): 21/199 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een accountant die de opdracht had om de jaarrekening van klaagster samen te stellen: klacht is ongegrond. Het ontbreken van persoonlijk contact met het management van klaagster is in dit specifieke geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Onder meer omdat het accountantskantoor een langlopende klantrelatie met klagers had, het de bedoeling was dat de accountant de samenstelwerkzaamheden slechts tijdelijk zou overnemen en de accountant werd ondersteund door een samenstelteam dat al geruime tijd bekend was met en inzicht had in de onderneming. Ook het verwijt dat de accountant onvoldoende toezicht heeft gehouden op een accountmanager, die klagers heeft geadviseerd bij de verkoop van de onderneming, is ongegrond. Omdat de accountant alleen een samenstelopdracht had, is hij niet vaktechnisch verantwoordelijk voor deze advieswerkzaamheden. Daarbij is in aanmerking genomen dat hij zich niet met de advisering heeft bemoeid en dat binnen het accountantskantoor ook nog andere accountants werkzaam zijn, waardoor niet valt in te zien waarom juist deze accountant verantwoordelijk zou zijn voor de advisering. De accountant kan evenmin worden verweten hij een afspraak over de winstdeling niet juist heeft verwerkt in de jaarrekening. Deze afspraak is gemaakt in het kader van de overdracht van de onderneming. Omdat de juridische overdracht plaatsvond na balansdatum was er geen reden om de verkoop al in de cijfers van de jaarrekening te verwerken. Ook was er op het moment van het opstellen van de jaarrekening geen reden om aan te nemen dat sprake was van een continuïteitsonzekerheid.

ACCOUNTANTS KAMER

 

UITSPRAAK van 16 juli 2021 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 21 januari 2021 ontvangen klacht met nummer 21/199 Wtra AK van

1. X1

wonende te [plaats1] ([land1])

2. X2 B.V.

gevestigd te [plaats2]

K L A G E R S

advocaat: mr. P.H. Pijpelink

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats3]

B E T R O K K E N E

Advocaten: mr. R.G.J. de Haan en mr. T. Rijkse

1.             De procedure

1.1.         De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift met bijlagen

-          de brief van klagers van 11 februari 2021

-          het aanvullend klaagschrift van 26 februari 2021

-          het verweerschrift met bijlagen

-          de op de zitting door beide partijen overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.         Klagers hebben in hun klaagschrift ook een klacht geformuleerd tegen twee niet nader genoemde accountants. Klagers hebben bij brief van 11 febuari 2021 de klacht tegen deze accountants ingetrokken. De klacht tegen betrokkene hebben zij gehandhaafd.

1.3.         De klacht tegen betrokkene is behandeld op de openbare zitting van 11 juni 2021. Namens klagers is verschenen klager (sub 1), bijgestaan door de advocaat van klagers. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door zijn advocaten en mr. L.M. Kivits.

2.             De feiten

2.1.         Betrokkene is sinds 1999 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

2.2.         Betrokkene is werkzaam bij [accountantskantoor] (hierna: het accountantskantoor).

2.3.         Het accountantskantoor heeft verschillende vestigingen. Betrokkene is werkzaam voor de vestiging in [plaats3]. De heer [A] is de regiodirecteur voor de vestigingen in de regio [gebied]

 (hierna: de regiodirecteur), waaronder de vestiging in [plaats3].

2.4.         Klager (sub 1) is bestuurder en enig aandeelhouder van klaagster (sub 2). Klaagster was (enig) aandeelhoudster van [BV1] (hierna: de holding). De holding heeft drie dochtervennootschappen, waarin een uitzendonderneming wordt gedreven (hierna: de uitzendonderneming).

2.5.         Het accountantskantoor heeft vanaf 2004 de jaarrekening van klagers en de uitzendonderneming verzorgd. De verantwoordelijk accountant was de heer [B] RA, die werkzaam was op het kantoor in [plaats4]. [B] RA is eind 2016 overleden. Na zijn overlijden was er geen accountant meer werkzaam op het kantoor in [plaats4].

2.6.         De klantenportefeuille van [B] RA is verdeeld onder accountants van andere verstigingen van het accountantskantoor.

2.7.         Betrokkene heeft op 6 juli 2017 een opdrachtbevestiging naar klagers gestuurd, die op 1 mei 2018 door klager is ondertekend. In de opdrachtbevestiging staat het volgende:

“(…) Onderstaande producten maken onderdeel uit van de opdracht. (…)

-          het samenstellen van de jaarrekeningen;

-          het verzorgen van de publicatiestukken;

-          het verzorgen van de notulen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders;

-          het verzorgen van de aangiften vennootschapsbelasting;

-          het verzorgen van uw aangiften inkomstenbelasting.

(…)

Wij zullen deze opdracht uitvoeren in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse Standaard 4410 “Samenstellingsopdrachten”. (…)”

2.8.         De heer [C], die werkzaam was als accountantmanager bij de vestiging van het accountantskantoor in [plaats4] (hierna: de accountmanager) maakte deel uit van het team dat de samenstelopdracht van klagers uitvoerde.

2.9.         Medio 2017 heeft een werknemer van de uitzendonderneming te kennen gegeven dat hij de uitzendonderneming wilde kopen door middel van een aandelentransactie, waarbij de aandelen van klaagster in de holding zouden worden overgedragen aan [BV2] (hierna: de koper).

2.10.       Op 11 augustus 2017 heeft klager de accountmanager benaderd voor advisering rondom de aandelentransactie.

2.11.       De accountmanager heeft (advies)werkzaamheden uitgevoerd met betrekking tot de aandelentransactie. Hij heeft (onder andere) op 21 december 2017 per e-mail een viertal concept-overeenkomsten naar klager en de koper gestuurd. Deze e-mail is in kopie aan de regiodirecteur gestuurd.

2.12.       Op 29 november 2017 hebben klaagster en de koper een intentieovereenkomst tot koop en verkoop van aandelen gesloten. Daarbij is afgesproken dat de koper een deel van de koopsom direct zou voldoen en dat klaagster voor het andere deel een achtergestelde lening aan de koper zou verstrekken.

2.13.       Na ondertekening van de intentieovereenkomst hebben verdere gesprekken en onderhandelingen plaatsgevonden tussen klaagster en de koper.

2.14.       Op 4 mei 2018 zijn klaagster en de koper een addendum op de intentieovereenkomst overeengekomen. Zij hebben afgesproken dat de koper een korting op de koopprijs zou krijgen als de geconsolideerde EBITDA in de boekjaren 2018 tot en met 2021 een bepaald niveau niet zou halen.  

2.15.       Op 8 mei 2018 heeft betrokkene de jaarrekening van klaagster samengesteld. Klager heeft deze jaarrekening dezelfde dag ondertekend. Op 15 mei 2018 heeft klager als enig aandeelhouder de jaarrekening van klaagster vastgesteld. De jaarrekening is dezelfde dag gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.

2.16.       Op 7 juni 2018 zijn alle aandelen van klaagster in de holding aan de koper overgedragen.

2.17.       Begin 2019 zijn er drie geschillen ontstaan tussen klagers en de koper, namelijk:

-          een geschil over niet afgedragen BTW;

-          een geschil over een nog niet afgerekende rekening-courant verhouding tussen klager en de holding;

-          een geschil over de korting op de koopprijs aan de hand van de gerealiseerde EBITDA.

2.18.       De accountmanager is sinds 1 april 2019 niet meer werkzaam voor het accountantskantoor.

2.19.       Klagers hebben het accountantskantoor op 27 september 2019 aansprakelijk gesteld voor gemaakte fouten bij de advisering van de aandelentransactie.

2.20.       In verband met het geschil over de niet afgedragen BTW heeft de Belastingdienst in november 2019 beslag gelegd ten laste van (onder meer) klaagster.

2.21.       Klagers hebben het accountantskantoor in kort geding gedagvaard en afgifte gevorderd van het (elektronisch) dossier. Tijdens de kort geding-zitting op 29 januari 2020 hebben partijen een akkoord bereikt, waarna het accountantskantoor een aantal stukken aan klagers heeft verstrekt.

2.22.       Klagers hebben het accountantskantoor op 18 augustus 2020 nogmaals aansprakelijk gesteld. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering van het accountantskantoor heeft bij brief van 23 december 2020 gereageerd en heeft geen aansprakelijkheid erkend.  

3.             De klacht

3.1.         Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Op de zitting hebben klagers één klachtonderdeel ingetrokken. Klagers hebben de volgende klachtonderdelen gehandhaafd:

a. betrokkene heeft nooit persoonlijk kennis gemaakt met klagers;

b. betrokkene heeft onvoldoende toezicht gehouden op de werkzaamheden van de accountmanager;

c. betrokkene heeft onvoldoende toezicht gehouden op de regiodirecteur;

d. betrokkene diende twee heren;

e. betrokkene heeft de namen van degenen die binnen het accountantskantoor verantwoordelijk zijn voor de klachtafhandeling en het kwaliteitssysteem niet aan klagers doorgegeven;

f. betrokkene heeft in de jaarrekening 2017 van klaagster de winstverdeling niet juist verwerkt.

4.             De beoordeling

4.1.         Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

Klachtonderdeel a: geen kennismaking

4.2.         Klagers stellen dat betrokkene nooit kennis met hen heeft gemaakt. Volgens klagers is daardoor sprake van schending van de fundamentele beginselen.

4.3.         De Accountantskamer overweegt dat uit Standaard 4410 volgt dat een accountant om de samenstellingsopdracht te kunnen uitvoeren voldoende inzicht moet verwerven in de activiteiten van de entiteit, waaronder (onder meer) het administratieve systeem en de administratieve vastleggingen. [1]

4.4.         Het is bestendige jurisprudentie van de Accountantskamer dat naleving van Standaard 4410 en het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (in het algemeen) vergt dat een accountant voorafgaand aan de uitvoering van een opdracht persoonlijk contact heeft met een vertegenwoordiger van de entiteit, zodat hij zich op basis van eigen waarneming een oordeel kan vormen over de activiteiten van de entiteit en over de persoon of personen die de entiteit vertegenwoordigen. [2]

4.5.         Betrokkene heeft erkend dat hij nooit persoonlijk contact met het management van klaagster heeft gehad. Hoewel het beter was geweest als betrokkene  wel contact had opgenomen, acht de Accountantskamer het ontbreken van persoonlijk contact in dit specifieke geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Hiervoor zijn de volgende omstandigheden van belang.

Klagers waren geen nieuwe klanten van het accountantskantoor. Het accountantskantoor had al vanaf 2004 de opdracht om (onder andere) de jaarrekening van klaagster samen te stellen, waardoor sprake was van een langlopende klantrelatie met klagers. Daarnaast heeft betrokkene als opvolgend accountant de samenstelopdracht overgenomen in verband met het overlijden van de vorige accountant, waarbij het de bedoeling was dat hij slechts tijdelijk de samenstelwerkzaamheden zou overnemen. Betrokkene werd daarbij ondersteund  door een samenstelteam dat al geruime tijd bekend was met en inzicht had in de onderneming van klaagster. Verder waren er met betrekking tot de jaarrekening geen bijzonderheden ten opzichte van de voorgaande jaren en was er geen sprake van een situatie waarin de relatie tussen klaagster en het accountantskantoor niet soepel verliep. Daarom mocht betrokkene in dit geval afgaan op de informatie die het samenstelteam had vergaard en die in het samensteldossier aanwezig was. Dat ten tijde van het samenstellen van de jaarrekening bij het samenstelteam bekend was dat verkoop van de uitzendonderneming werd nagestreefd, leidt niet tot een ander oordeel. De aandelentransactie zou pas na balansdatum kunnen plaatsvinden, waardoor deze niet van invloed zou  zijn op de cijfers. Bovendien was op dat moment nog onzeker of de aandelentransactie zou doorgaan, omdat (onder andere) de koper de financiering nog niet rond had.

Klachtonderdeel b: onvoldoende toezicht op de accountmanager

4.6.         Klagers hebben met betrekking tot dit klachtonderdeel aangevoerd dat betrokkene onvoldoende toezicht heeft gehouden op het handelen van de accountmanager. De accountmanager heeft volgens klagers verschillende (grote) fouten gemaakt. Zo heeft de accountmanager geen opdrachtbevestiging gestuurd, waardoor het voor klagers niet duidelijk was dat hij geen accountant was. Ook heeft hij niet aan klagers duidelijk gemaakt dat hij geen (relevante) ervaring had met aandelentransacties. Daarnaast hebben klagers naar voren gebracht dat de accountmanager nooit enige toelichting bij de door hem opgestelde overeenkomsten heeft gegeven en dat hij de risico’s ook niet heeft benoemd. Daarbij is ook de fiscale eenheid over het hoofd gezien. De advisering vond bovendien alleen mondeling plaats en is niet vastgelegd in een schriftelijke rapportage. Daarnaast bevatten de door de accountmanager opgestelde overeenkomsten volgens klager verschillende fouten, waardoor conflicten met de koper zijn ontstaan en zij financieel nadeel lijden.

4.7.         De Accountantskamer overweegt dat betrokkene alleen een samenstelopdracht had. Hierdoor kan betrokkene alleen vaktechnisch verantwoordelijk worden gehouden voor de werkzaamheden die de accountmanager als lid van het samenstelteam heeft verricht. De advieswerkzaamheden van de accountmanager kunnen niet onder deze samenstelopdracht worden geschaard. Voor deze advieswerkzaamheden moet een seperate (mondelinge) adviesopdracht aan het accountantskantoor zijn verstrekt. Voor deze adviesopdracht kan betrokkene niet vaktechnisch verantwoordelijk worden gehouden, omdat hij deze opdracht niet heeft aanvaard en niet in geschil is dat hij zich niet met de advisering heeft bemoeid. Daar komt nog bij dat betrokkene op de zitting onweersproken heeft gesteld dat binnen het accountantskantoor ook nog andere accountants werkzaam zijn, waardoor niet valt in te zien waarom juist betrokkene verantwoordelijk zou zijn voor de adviesopdracht. Nu betrokkene niet vaktechnisch verantwoordelijk is voor de advieswerkzaamheden van de accountantmanager, kan betrokkene ook niet worden verweten dat hij daarop onvoldoende toezicht heeft gehouden. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c: onvoldoende toezicht op de regiodirecteur

4.8.         Klagers hebben in dit verband naar voren gebracht dat betrokkene onvoldoende toezicht op de regiodirecteur heeft gehouden. Daarbij hebben zij aangevoerd dat de regiodirecteur heeft geweigerd om het dossier aan hen te verstrekken. Daarnaast heeft de regiodirecteur aan het verstrekken van het dossier de voorwaarde verbonden dat klagers het accountantskantoor zouden vrijwaren van aansprakelijkheid. Deze voorwaarde had hij volgens klagers niet mogen stellen.

  4.9.        De Accountantskamer overweegt dat betrokkene heeft verklaard dat hij niet vaktechnisch verantwoordelijk is voor het handelen van de regiodirecteur. Daarbij heeft hij erop gewezen dat de regiodirecteur degene is aan wie betrokkene moet rapporteren. Ook heeft betrokkene naar voren gebracht dat hij niet op de hoogte was van het verzoek van klagers om toezending van hun dossier en dat hij ook niet bekend was met de reactie van de regiodirecteur. Gezien dit gemotiveerde verweer lag het op de weg van klagers om hun standpunt nader te onderbouwen. Omdat klagers dat niet hebben gedaan, hebben zij hun verwijt niet aannemelijk gemaakt.    Daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel d: het dienen van twee heren

4.10.       Klagers verwijten betrokkene dat hij ‘twee heren heeft gediend’, omdat de accountmanager zowel klagers als de koper heeft geadviseerd met betrekking tot de aandelentransactie. Daarbij is volgens klagers een mogelijke bedreiging van de objectiviteit niet onderkend, omdat in de intentieovereenkomst en in het addendum, die door de accountmanager zijn beoordeeld, geen duidelijke objectieve procedure is vastgelegd voor het vaststellen van de rekening-courantverhouding en de EBITDA.

Daarnaast gaan klagers ervan uit dat betrokkene na de aandelentransactie de accountant van de uitzendonderneming is gebleven, omdat de koper pas op 1 april 2019 naar een ander accountantskantoor is overgestapt. Betrokkene had daarom gebruik moeten maken van twee projectteams. Eén team voor klagers en één team voor de koper.

4.11.       De Accountantskamer overweegt dat hiervoor (zie 4.7) al is vastgesteld dat betrokkene niet vaktechnisch verantwoordelijk is voor de door de accountmanager verrichte advieswerkzaamheden. Betrokkene kan daarom ook niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het gestelde niet-objectieve handelen van de accountmanager.

4.12.       Voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op het handelen van betrokkene zelf, wordt overwogen dat betrokkene heeft bestreden dat hij na de aandelentransactie de accountant van de uitzendonderneming en de koper is geweest. Volgens betrokkene heeft hij alleen voorafgaand aan de aandelentransactie de jaarrekeningen 2016 en 2017 voor de uitzendonderneming vastgesteld. Gezien dit gemotiveerde verweer hadden klagers hun verwijt nader moeten onderbouwen. Omdat zij dat niet hebben gedaan, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene twee heren heeft gediend.

4.13.       Uit het voorgaande volgt dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel e: het niet doorgeven van namen

4.14.       Klagers verwijten betrokkene dat hij de naam van degene die binnen het accountantskantoor verantwoordelijk is voor de klachtafhandeling aan klagers had moeten doorgeven. Ook had hij de naam van de kwaliteitsbepaler moeten noemen.

4.15.       Ook dit klachtonderdeel treft geen doel, omdat klagers betrokkene nooit op de hoogte hebben gesteld van hun klacht en zij hem ook nooit hebben gevraagd om de namen van de desbetreffende personen door  te geven. Klagers hebben in hun e-mail van 12 januari 2021 om deze informatie gevraagd, maar dit bericht was gericht aan de jurist van het accountantskantoor.

Klachtonderdeel f: het niet juist verwerken van de winstdeling

4.16.       Met betrekking tot dit klachtonderdeel hebben klagers aangevoerd dat betrokkene bij het samenstellen van de jaarrekening 2017 ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de tussen klaagster en de koper overeengekomen winstdeling. Betrokkene heeft de omzet en winst van de uitzendonderneming opgenomen in de jaarrekening van klaagster, terwijl klaagster en de koper hadden afgesproken dat de winst van de uitzendneming vanaf 1 januari 2017 toekwam aan de koper. Daarbij hebben klagers gesteld dat betrokkene kennis moet hebben gehad van deze afspraak, omdat de accoutantmanager onder zijn verantwoordelijkheid werkte.

4.17.       Betrokkene heeft op de zitting verklaard dat hij wist dat de verkoop van de uitzendonderneming werd nagestreefd, maar dat op het moment van samenstelling van de jaarrekening nog niet zeker was of de verkoop zou doorgaan. Betrokkene wist dat er (voorlopige) afspraken waren gemaakt, maar welke dat waren was hem niet bekend. Verder heeft betrokkene aangevoerd dat als hij had geweten van de afspraken dit niet had geleid tot een andere winstverwerking, omdat op het moment van tekenen van de jaarrekening (op 8 mei 2018) de aandelen in de uitzendonderneming nog eigendom van klaagster waren. De uiteindelijke juridische overdracht van de holding vond plaats bij de notaris op 7 juni 2018, na vaststelling en deponering van de jaarrekening 2017.

4.18.       De Accountantskamer overweegt dat voor de beoordeling van dit klachtonderdeel moet worden gekeken naar titel 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), meer in het bijzonder RJk A4 “Gebeurtenissen na balansdatum”. Deze gebeurtenissen zijn onder te verdelen in twee soorten (RJk A4.101):

  1. gebeurtenissen die nadere informatie geven over de feitelijke situatie op balansdatum; en
  2. gebeurtenissen die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie op balansdatum.

4.19.       Omdat de juridische overdracht van de holding plaatsvond na balansdatum was er geen reden om de verkoop al in de cijfers van de jaarrekening 2017 van klaagster te verwerken. Klaagster was immers op de balansdatum nog eigenaar van de holding. Om deze reden is er geen sprake van een gebeurtenis na balansdatum die nadere informatie geeft over de feitelijke situatie per balansdatum.

4.20.       Gebeurtenissen na balansdatum die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum worden niet in de jaarrekening opgenomen, tenzij deze een grote betekenis hebben voor de rechtspersoon omdat de continuïteitsveronderstelling vervalt en de jaarrekening wordt opgesteld uitgaande van liquidatie van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon (RJk A4.106). Op het moment van het opstellen van de jaarrekening was er echter voor betrokkene geen reden om aan te nemen dat  sprake was van continuïteitsonzekerheid.

4.21.       Gelet op het voorgaande heeft betrokkene bij de verwerking van de winst in de jaarrekening 2017 terecht geen rekening gehouden met de tussen klaagster en de koper gemaakte afspraak met betrekking tot de winstdeling. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.  

4.22.       Ten overvloede merkt de Accountantskamer op  dat ingeval van een (voorgenomen) overname de accountant zich ervan bewust moet zijn dat een dergelijke situatie onder omstandigheden in de toelichting vermeld moet worden. Omdat de klacht alleen ziet op de cijfermatige verwerking van de winst in de jaarrekening 2017 en geen betrekking heeft op de toelichting, heeft de Accountantskamer niet beoordeeld of vermelding van de (voorgenomen) overname in de toelichting in dit geval aangewezen was.

4.23.       De klacht zal in al haar onderdelen ongegrond worden verklaard.

5.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. A.M. van Amsterdam (rechterlijk lid) en C.M. Verdiesen AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2021.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.


[1] Paragraaf 28 Standaard 4410

[2] Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:TACAKN:2020:3 en ECLI:NL:TACAKN:2017:22