Zoekresultaten 20581-20600 van de 45015 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2017:91 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1752

    Klaagster verwijt oogarts dat er geen sprake is van informed consent aangezien zij over de lenskeuze ten behoeve van een staaroperatie minimaal is ingelicht door een optometrist en niet door de oogarts zelf. De werkwijze in het ziekenhuis van verweerder, waarbij een patiënt na het consult bij de oogarts nog door de optometrist wordt gezien voor een oogmeting en herhaling van voorlichting, is naar het oordeel van het college een gebruikelijke en aanvaardbare werkwijze en evenmin strijdig met de Richtlijn Cataract. Klaagster is voldoende voorgelicht. Voor de stelling van klaagster dat de optometrist haar minimaal heeft voorgelicht, heeft het college geen aanwijzingen in het dossier gevonden. Het standpunt van verweerder wordt, ondanks zijn summiere verslaglegging, door het dossier ondersteund. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 148/2017

    Klacht tegen psychiater/psychotherapeut betreffende seksueel grensoverschrijdend gedrag en inadequate behandeling. Geen overtuiging dat verweerder voldoende inzicht heeft in het grensoverschrijdende van zijn handelen en zijn eigen rol daarin; recidivekans. Doorhaling inschrijving en schorsing bij wijze van voorlopige voorziening.

  • ECLI:NL:TACAKN:2017:51 Accountantskamer Zwolle 16/2578 Wtra AK

    Accountant wiens kantoor de deponering van publicatiestukken verzorgt had moeten bewaken dat de cijfers in die publicatiestukken op juiste wijze zijn ontleend aan de opgemaakte en vastgestelde jaarrekening en de verschillen daartussen hadden hem niet mogen ontgaan. Dat geldt te meer als het gaat om het deponeren van cijfers die afwijken van de cijfers in een conceptjaarrekening die nog niet is vastgesteld. Strijd met deskundigheid en zorgvuldigheid.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 118/2017

    Klacht tegen psychiater/psychotherapeut betreffende seksueel grensoverschrijdend gedrag en inadequate behandeling. Geen overtuiging dat verweerder voldoende inzicht heeft in het grensoverschrijdende van zijn handelen en zijn eigen rol daarin; recidivekans. Doorhaling inschrijving en schorsing bij wijze van voorlopige voorziening.

  • ECLI:NL:TACAKN:2017:52 Accountantskamer Zwolle 16/2595 Wtra AK

    Betrokkene heeft niet gereageerd op verzoeken per brief en per e-mail van klager om een eerder afgesproken vrijwaring te bevestigen/na te komen. De advocaat van betrokkene heeft na verloop van tijd wel gereageerd. Het had verre de voorkeur verdiend dat betrokkene wel had gereageerd gezien het belang van klager bij de vrijwaring maar het niet reageren is van onvoldoende tuchtrechtelijk gewicht om te oordelen dat betrokkene in strijd met enige gedrags- of beroepsregel heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TNORARL:2017:36 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/318691 / KL RK 17/43

    De kamer overweegt dat een notaris, alvorens hij een akte passeert, moet controleren of de tekst daarvan de instemming heeft van alle partijen bij de akte. Vastgesteld wordt dat in dit geval de notaris zich onvoldoende heeft overtuigd dat klager instemde met de tekst van de akte. Ook heeft de notaris niet tijdig een afschrift van de akte aan klager verzonden en de koopsom aan hem overgemaakt en is hij in gebreke gebleven helder met klager te communiceren. De klacht wordt gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TNORARL:2017:37 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/317787 / KL RK 17/36

    De kamer stelt vast dat de kandidaat-notaris – als executeur/afwikkelingsbewindvoerder – niet onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2017:28 Kamer voor het notariaat Amsterdam 624264 NT RK 17/16

    De kamer acht, gelet op de beschreven handelwijze en de aanwezigheid van verschillende indicatoren zoals hiervoor genoemd, de handelwijze van de notaris om zowel de voorbespreking met erflaatster als het passeren van het testament in dezelfde ruimte waar ook genoemde derden aanwezig waren te doen plaatsvinden, niet begrijpelijk. Zoals ter zitting uiteengezet, was deze ruimte erg klein en stond erflaatster bij het passeren in ieder geval in voortdurend visueel contact met de beide (F en H). Niet gebleken is dat de notaris hen heeft verzocht de kamer te verlaten, terwijl dit eenvoudig te realiseren was geweest. Het is de verantwoordelijkheid van de notaris om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming. Het feit dat de notaris hierin onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht acht de kamer dan ook klachtwaardig.

  • Anders dan de notarissen, is de kamer van oordeel dat met de enkele mededeling dat de notarissen geen werkzaamheden voor klager wilden verrichten sprake is van ministerieweigering. Hieraan doet niet af dat klager formeel nog geen opdracht had verstrekt, omdat hij eerst een offerte wilde ontvangen. Ook het opstellen van een offerte valt onder de verlangde werkzaamheden als bedoeld in artikel 21 lid 1 Wna en bovendien impliceert de weigering om een offerte op te stellen de weigering om de notariële dienst te verlenen. Evenmin doet aan het oordeel van de kamer af dat de weigering in eerste instantie tijdelijk, namelijk voor de duur van de ontslagprocedure, zou zijn. Vast staat immers dat de op dat moment door klager verlangde werkzaamheden door de notarissen werden geweigerd. De kamer oordeelt evenwel dat de ontslagprocedure voor de echtgenote van klager en de (vanzelfsprekende) nauwe betrokkenheid van klager daarbij op zich een gegronde reden vormde als bedoeld in artikel 21 lid 2 Wna voor het opschorten van hun ministerie gedurende de ontslagprocedure. De gang van zaken in de ontslagprocedure zou immers zijn weerslag kunnen hebben op de relatie tussen klager en de notarissen met mogelijke gevolgen voor de notariële dienstverlening. Toen vervolgens na het telefoongesprek van 20 mei 2015 mede door uitlatingen van klager jegens het notariskantoor een ernstige vertrouwensbreuk tussen de notarissen en klager is ontstaan, vormde dit naar het oordeel van de kamer een gegronde reden als hiervoor bedoeld voor de notarissen om hun ministerie definitief te weigeren. De kamer acht dit klachtonderdeel jegens mr. (B) en mr. (E) dan ook ongegrond en, voor zover dit klachtonderdeel de overige notarissen mrs. (A), (C) (hierna: mr. (C)) en (D) betreft, niet ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:237 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.009

    De klacht is gericht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts, kort gezegd, dat patiënte, klagers moeder, zonder toestemming naar het ziekenhuis is meegenomen, dat de huisarts het dossier niet heeft gelezen, een foute diagnose heeft gesteld en geen goed onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd. Beroep klager verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:248 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.474

    De klacht betreft de opname en heropname van de echtgenote van klager, patiënte, op de gesloten opnameafdeling. Verweerder, psychiater, was de supervisor van de behandelaar van patiënte, destijds een co-assistent aan het einde van haar medische opleiding. Klager verwijt verweerder het volgende: 1. tijdens de eerste opname is behoudens gesprekken met de verpleging geen en/of verkeerde en/of te late behandeling geboden; 2. tijdens deze opname is een verkeerde en/of te laat een diagnose gesteld; 3. op een bepaalde datum is patiënte sterk suïcidaal en verplicht met ontslag gestuurd; 4. tijdens de heropname is geen behandeling geboden. Afbouw van Prozac en starten met een vervangend middel is niet uitgevoerd; 5. patiënte is ondanks toezegging niet doorverwezen naar een collega beroepsbeoefenaar. Een dringend verzoek om behandeling door een andere psychiater is wel ingewilligd, maar niet uitgevoerd; 6. op een bepaalde datum is patiënte sterk suïcidaal verplicht met ontslag gestuurd als “uitbehandeld”; 7. de psychiater had een onverschillige en niet geïnteresseerde opstelling ten opzichte van patiënte. Het RTG Den Haag verklaart de klachtonderdelen 1 t/m 3 ongegrond en 4 t/m 7 gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op (met publicatie). Het CTG vernietigt deze beslissing voor zover de klachtonderdelen 4 t/m 6 gegrond werden verklaard. Klacht 7 is gegrond. CTG volstaat met een waarschuwing, omdat is gebleken dat de psychiater nog relatief onervaren was, daarna zijn werkwijze heeft aangepast, en hij heeft aangegeven te hebben geleerd van deze kwestie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:242 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.335

    Klacht tegen huisarts. De aangeklaagde arts was sinds 2006 de huisarts van klaagster en haar gezin, bestaande uit de echtgenote van klaagster en hun drie kinderen. In 2013 stelde klaagster de arts op de hoogte van haar genderdysforie. Klaagster is een jaar later apart gaan wonen van haar partner. Volgens Jeugdzorg was er sprake van een zeer onrustige thuissituatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een onderzoek ingesteld. De arts heeft op verzoek van de echtgenote van klaagster een kinderarts verzocht onderzoek te verrichten naar het vermoeden van kindermisbruik en informatie verstrekt aan de Raad voor de Kinderbescherming en de politie. De klacht houdt in: 1) afgifte van een onjuiste verklaring en een onjuist rapport aan derden, 2) het verstrekken van bedrieglijke informatie zonder toestemming, 3) het schenden van het beroepsgeheim, 4) grensoverschrijdend gedrag, 5) discriminatie, 6) het opzettelijke schade toebrengen aan drie minderjarige kinderen en 7) schending van de privacy. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht voor wat betreft de onderdelen 1 tot en met 3, 6 en 7 gegrond verklaard en de arts ter zake daarvan de maatregel van berisping opgelegd. Voor het overige is de klacht afgewezen. Nadat de arts beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing, uiteindelijk beperkt tot de opgelegde maatregel, en klaagster incidenteel beroep, heeft het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigd, doch uitsluitend voor zover daarin de maatregel van berisping is opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat in het onderhavige geval kan worden volstaan met oplegging van de maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:236 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.037

    Klacht tegen een CIZ-arts. Klager verwijt de CIZ-arts dat de medewerkers van CIZ onbevoegd de geneeskunde uitoefenen, dat de artsen van CIZ uitspraken doen die niet onderbouwd zijn door medisch (eigen) onderzoek en afwijken van de rapporten van artsen en gedragsdeskundigen die wel onderzoek hebben gedaan. De privacy wordt geschonden door CIZ door verkeerde gegevens door te sturen zonder dat klager weet wat er is doorgestuurd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt omtrent het handelen van de arts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen over de handelwijze van de arts hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:243 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.001

    Klacht tegen huisarts. Klagers zijn de kinderen van een patiënte, die in 2014 is overleden aan een aortadissectie. Gedurende de periode van 11 april 2014 tot 30 april 2014 is patiënte door drie andere huisartsen gezien, waarbij geen aortadissectie is geconstateerd. Op 6 mei 2014 heeft patiënte de (vaste) huisarts gezien. Klagers verwijten de huisarts dat zij de diagnose aortadissectie heeft gemist en onvoldoende heeft gedaan om deze diagnose te stellen, zodat een adequate behandeling is uitgebleven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klagers afgewezen. In hoger beroep hebben klagers de huisarts gesteld dat door het Regionaal Tuchtcollege niet is ingegaan op de essentie van hun klacht, inhoudende dat zij de huisarts verwijten dat zij patiënte niet heeft doorverwezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:244 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.005

    De klacht is gericht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat deze nalatig is geweest door patiënt - haar broer - niet voor nader onderzoek in te sturen. Patiënt is enkele dagen later overleden aan de gevolgen van een hartinfarct. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd. Beroep huisarts verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:238 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.100

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager verwijt de be drijfsarts dat zij niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam bedrijfsarts. De klacht is opgebouwd uit tien onderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geconcludeerd dat de bedrijfsarts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt en heeft de klacht in al haar onderdelen afgewezen. Omtrent het handelen van de bedrijfsarts komt het Centraal Tuchtcollege tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen over de handelwijze van de bedrijfsarts hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de bedrijfsarts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:245 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.084

    De klacht is gericht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat zij de situatie van patiënte, klagers echtgenote, verkeerd heeft ingeschat tijdens een oproep van klager naar de spoedlijn van de praktijk. Patiente is later die dag overleden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Beroep klager verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:239 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.494

    Klacht tegen HAP arts. Klaagster is echtgenote van een inmiddels overleden hoog bejaarde patiënt met Alzheimer. Patient is op zijn rug gevallen. De arts heeft hem in de nacht op de HAP gezien en geconcludeerd dat sprake was van een kneuzing van de rug. Een dag later zijn in het ziekenhuis, na verwijzing door de huisarts, verschillende fracturen in de wervelkolom, waaronder een instabiele halswervelfractuur, gediagnostiseerd. Klaagster verwijt de arts onder meer dat zij het lichamelijk onderzoek onvoldoende adequaat, onvoldoende zorgvuldig en ondeskundig heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht op dit punt gegrond en legt de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat aannemelijk is dat het onderzoek van de arts te summier is geweest, in het bijzonder waar het gaat om de aantasting van het loopvermogen van patiënt. Dat geen sprake was van krachtverlies of andere door het trauma veroorzaakte motorische beperking, heeft de arts niet op basis van het verrichte onderzoek kunnen vaststellen. Het Centraal Tuchtcollege volstaat met een waarschuwing .

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:246 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.105

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat zij een niet volledig ingevulde en niet correcte probleemanalyse heeft ingevuld en dat de probleemanalyse niet tijdig is opgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het tijdig (binnen zes weken na de eerste ziektedag) opstellen, ondertekenen en toesturen van de probleemanalyse een eigen verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts is. Het feit dat de arbodienst fouten heeft gemaakt of dat de gehanteerde werkwijze van de arbodienst tot gevolg heeft gehad dat er vier versies van de probleemanalyse in omloop zijn gekomen, doet aan deze eigen (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts niet af. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de bedrijfsarts haar verantwoordelijkheid met betrekking tot het tijdig opstellen en ondertekenen van de probleemanalyse in het geval van klaagster niet heeft genomen. O ok het juist en volledig invullen van een probleemanalyse is een eigen verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts. Het kan de bedrijfsarts dan ook worden aangerekend dat dit in het geval van klaagster niet is gebeurd. Het feit dat er foutieve antwoorden door het systeem zijn ingevuld die de bedrijfsarts niet kan wijzigen (wat daar verder ook van zij) doet daaraan niet af. Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege de klacht in al haar onderdelen gegrond acht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende, verklaart de klacht alsnog gegrond en legt aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2017:26 Kamer voor het notariaat Amsterdam 624694 / NT RK 17-18 OJ en 624697 / NT RK 17-19 OJ

    De vraag of de notarissen voorafgaand aan het passeren van de akte, kennis hadden moeten nemen van de Franse akte, kan onbeantwoord blijven. Op enig moment is immers in gezamenlijk overleg besloten over te gaan tot opheffing van de huwelijksvoorwaarden zoals aangegaan in de akte van 2001, alvorens het verdere erfrechtelijke traject ter hand werd genomen. De notarissen hebben onweersproken gesteld dat de notaris tijdens de bespreking van 24 februari 2014, die ruim een uur heeft geduurd, op de gevolgen heeft gewezen. Daarna is het concept voor de akte, waarin een, naar de notarissen ook hebben gesteld, ongebruikelijk uitvoerige considerans is opgenomen, waarin de gevolgen nog eens expliciet zijn beschreven, op 26 februari 2014 per e-mail aan klager toegezonden. In die mail is nog eens afzonderlijk vermeld dat na het passeren alle bezittingen, zowel in Nederland als daarbuiten, gezamenlijke eigendom zullen zijn. Daarna heeft klager, alvorens de volgende dag tot passeren werd overgegaan, er blijk van gegeven het voorgaande ontvangen en gelezen te hebben. Onder de gegeven omstandigheden moeten de notarissen geacht worden aan hun Belehrungspflicht te hebben voldaan en leidt de omstandigheid dat het pand (adres) in de bespreking van 24 februari 2014 mogelijk niet met zoveel woorden aan de orde is gekomen, niet tot een ander oordeel.