ECLI:NL:TNORARL:2017:37 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/317787 / KL RK 17/36

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:37
Datum uitspraak: 11-08-2017
Datum publicatie: 18-08-2017
Zaaknummer(s): C/05/317787 / KL RK 17/36
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De kamer stelt vast dat de kandidaat-notaris – als executeur/afwikkelingsbewindvoerder – niet onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/317787 / KL RK 17/36

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

(…) ,

wonende te (…),

klager,

tegen

mr. (…) ,

notaris te (…).

Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een brief van 23 maart 2017, met bijlagen, van klager

-      een brief van 27 maart 2017, met bijlagen, van klager

-      een brief van 28 maart 2017, met bijlage, van klager

-      een brief van 13 april 2017, met bijlagen, van de notaris

-      een brief van 23 juni 2017, met bijlage, van de notaris.

1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de kamer van 30 juni 2017. Klager en de notaris zijn ter zitting verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd. Klager heeft – met instemming van de notaris en de kamer – ter zitting nog een productie overgelegd.

2. De feiten

2.1 Op 1 november 2012 is overleden (…) (verder te noemen erflaatster). Erflaatster heeft bij testament van 24 maart 2012 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft vijf erfgenamen benoemd, onder wie klager. De erfgenamen hebben de nalatenschap aanvaard. Daarnaast heeft erflaatster klager benoemd tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder en aan hem het wettelijk executeursloon toegekend. Klager heeft deze benoeming aanvaard.

2.2 Bij beslissing van 16 december 2013 heeft de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland klager ontslagen als executeur in de nalatenschap van erflaatster en de notaris in de plaats van klager benoemd. De kantonrechter heeft bij beschikking van 24 maart 2014 de eerdere beschikking aangevuld in die zin dat hij klager heeft ontslagen als executeur-afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van erflaatster en in diens plaats de notaris  benoemd.  

2.3 De notaris heeft als executeur namens de gezamenlijke erfgenamen op 14 februari 2014 een kort geding aangespannen tegen klager tot afgifte van bescheiden uit de nalatenschap. Dit kort geding is uiteindelijk geroyeerd.    

2.4 De notaris heeft op 9 mei 2016 een rekening en verantwoording opgesteld, die ziet op het beheer en de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Daarin wordt tevens een voorstel tot een eindverdeling gedaan.

2.5 Klager heeft op 16 december 2016 met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst heeft betrekking op (de navorderingsaanslag) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011 van erflaatster.

3. De klacht

Klager formuleert de volgende verwijten.

a. De notaris heeft ten onrechte de deposito’s bij de Rabobank en Van Lanschot Bankiers vervroegd laten aflossen. Het bewind eindigt uiterlijk vijf jaren na overlijden van erflaatster. De notaris had de deposito’s moeten laten uitlopen. Er is nu een dalende rente. De rentederving is € 7.318,12.

b. De andere erfgenamen hebben ieder van de notaris een voorschot ontvangen van € 30.000,-. Klager ontving dit voorschot pas acht maanden later. Dit wijst op partijdigheid.

c. Er is een zinloos kort geding gevoerd, omdat de afspraak voor overdracht van de bankafschriften al was gemaakt. Dit heeft dubbele advocaatkosten tot gevolg gehad.

d. De notaris heeft ten onrechte de door klager overgenomen bankrekening van erflaatster geblokkeerd. Anders dan de notaris stelt was er geen vermenging met privégelden, zoals ook bij het kort geding is gebleken. Over de gevorderde bankafschriften had de notaris al de beschikking gekregen via de bank. Er is nimmer een boedeltekort geweest.

e. De notaris heeft op verzoek van een van de andere erfgenamen getracht het executeursloon van klager ter discussie te stellen. De notaris wilde dus afwijken van het testament en de wet.

f. De notaris heeft gemaakte kosten ten onrechte ten laste van de boedel gebracht. Verwezen wordt naar de kosten die de advocaat van de erfgenamen in het kort geding heeft gemaakt; de kosten die de notaris in rekening heeft gebracht voor zinloze gesprekken met erfgenamen en de notariskosten die betrekking hebben op werkzaamheden ten behoeve van de advocaat van een van de erfgenamen. 

g. Door klager is geconstateerd dat er een nagekomen bate is ten gunste van de nalatenschap en hij heeft de aangifte IB/Vermogensbelasting vrijwillig verbeterd en een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst gesloten. De nagekomen aanslag is onbetaald gebleven. De notaris heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de vaststellingsovereenkomst. De notaris is daartoe niet bevoegd. Dit leidt tot schade, omdat de rente loopt.

4. Het verweer

De notaris verweert zich tegen de verwijten als volgt.

Ad a. Tot de taak van de afwikkelingsbewindvoerder behoort de bevoegdheid om zelfstandig te verdelen. Van die bevoegdheid heeft de notaris gebruik gemaakt om de lopende deposito’s te beëindigen. Na afkoop van de deposito’s zijn de gelden gebruikt om voorschotten aan de erfgenamen uit te keren. Het uitkeren van voorschotten behoort tot de taak van de executeur.

Ad b. De reden dat aan klager later dan aan de andere erfgenamen een voorschot is betaald, is dat klager vermogen uit de nalatenschap heeft vermengd met zijn eigen vermogen, waardoor het voor de notaris (toen nog) niet duidelijk was of en hoeveel vermogen uit de nalatenschap al aan klager was toegedeeld. Voorkomen diende te worden dat aan klager meer zou worden uitbetaald, dan waarop hij recht zou blijken te hebben.

Ad. c. Om zo snel mogelijk te kunnen starten met de taak van executeur, was het nodig te kunnen beschikken over de administratie en verdere bescheiden die van belang waren voor de afwikkeling van de nalatenschap. Deze bevonden zich onder klager. Op 19 december 2013 en 7 januari 2014 is aan klager verzocht om afgifte. Klager weigerde dit, omdat hij naar zijn zeggen de stukken nodig had als afwikkelingsbewindvoerder. Op het aanbod om op het notariskantoor kopieën te maken werd door klager niet ingegaan. Klager deelde mee geen tijd te hebben en wilde geen concrete afspraak maken. De weinig coöperatieve houding van klager noodzaakte om gerechtelijke stappen tegen hem te nemen tot afgifte van de stukken.

Ad d. De bedoelde bankrekening is door de notaris geblokkeerd, omdat deze een ervenrekening was en klager die op eigen naam had gesteld. Vervolgens liepen er ook privébetalingen van klager over die rekening. Omdat de notaris niet over alle bankafschriften beschikte en onduidelijk was of en hoeveel vermogen uit de nalatenschap al aan klager ten goede was gekomen, is de rekening geblokkeerd. De blokkadetermijn heeft mede te maken met het wachten op de benodigde bankafschriften.

Ad e. Op verzoek van de andere erfgenamen is de hoogte van het executeursloon van klager aan de orde gesteld, temeer omdat hij zijn taak niet heeft kunnen voltooien. Klager heeft aangegeven recht te hebben op het gehele executeursloon. Dit is hem in de rekening en verantwoording ook toegekend.

Ad f. Op verzoek van een van de erfgenamen zijn de door haar gemaakte kosten in het concept van de rekening en verantwoording ten laste van de nalatenschap gebracht. Het argument daarbij was dat klager als executeur zijn advocaatkosten ook ten laste van de boedel bracht. Het was aan klager om daar al dan niet mee in te stemmen. Hij heeft dat niet gedaan. Vervolgens zijn deze kosten ook weer geschrapt en zijn er uiteindelijk geen door andere erfgenamen gemaakte advocaatkosten ten laste van de nalatenschap gebracht.

Er heeft op 19 augustus 2015 een bespreking plaatsgevonden tussen de notaris en een van de erfgenamen. Besprekingen met erfgenamen over de nalatenschap vallen binnen de kosten van afwikkeling en executele.

Klager was aanvankelijk alleen als executeur ontslagen. Het was noodzakelijk een aanvullende procedure te starten om hem als bewindvoerder te doen ontslaan, gelet op zijn weinig coöperatieve houding. Deze procedure moest formeel door de andere erfgenamen worden gevoerd. Dit is ook gebeurd, maar wel op verzoek van de notaris als executeur in het belang van de afwikkeling van de boedel. Om die reden zijn de kosten als door de executeur gemaakte proceskosten ten laste van de boedel gebracht.

Ad g. Klager heeft op eigen initiatief, zonder toestemming van de andere erfgenamen, een vaststellingsovereenkomst over de inkomstenbelasting gesloten, die ziet op een nagekomen bate. De andere erfgenamen zijn het daarmee oneens, omdat klager daartoe niet bevoegd was. De notaris heeft als executeur de taak het doen van belastingaangifte en het voeren van eventuele bezwaarschriftenprocedures.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met  hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient daarom te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De kamer stelt voorop dat uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken blijkt van een conflictueuze situatie tussen klager enerzijds en zijn mede-erfgenamen anderzijds. Dit is ook de reden geweest dat de notaris, in plaats van klager, tot executeur en later ook tot afwikkelingsbewindvoerder is benoemd. Binnen de context van animositeit tussen de erfgenamen en van de kennelijke teleurstelling bij klager over zijn ontslag als executeur-afwikkelingsbewindvoerder heeft de notaris zijn taken moeten verrichten. 

5.3 Aangenomen kan worden dat, gelet op de verdeeldheid tussen de erfgenamen, de notaris de nalatenschap zo snel mogelijk wenste af te wikkelen en de erfgenamen niet wilde belasten met in de toekomst nog te verdelen goederen. Het is dan ook begrijpelijk en aanvaardbaar dat de notaris ervoor heeft gekozen de deposito’s te beëindigen om de uitgekeerde gelden onder de erfgenamen te verdelen. Daartoe was de notaris als executeur ook bevoegd. Het hiervoor onder 3.a. genoemde klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 De kamer acht het niet onbegrijpelijk dat de notaris pas in een later stadium aan klager een voorschot uit de nalatenschap heeft uitgekeerd. Voldoende aannemelijk is geworden dat voor de notaris aanvankelijk onduidelijk was of klager, in zijn hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder, gelden uit het nalatenschapsvermogen aan zichzelf had toegedeeld, dit in het licht van de constatering door de notaris dat klager privévermogen en nalatenschapsvermogen had vermengd. De stelling van klager, voor zover juist, dat achteraf is gebleken dat geen vermenging heeft plaatsgehad, kan daaraan niet afdoen. Klachtonderdeel 3.b. treft geen doel.  

5.5 Om zijn werkzaamheden als executeur goed te kunnen vervullen, diende de notaris te beschikken over alle tot de nalatenschap behorende bescheiden. Onvoldoende betwist staat vast dat deze bescheiden zich onder klager bevonden en dat bij klager niet de bereidheid bestond om (kopieën van) de stukken aan de notaris ter beschikking te stellen. Gelet op die omstandigheid kan de notaris niet worden verweten dat hij door middel van een kort gedingprocedure heeft getracht afgifte van de bescheiden te bewerkstelligen. Dat er volgens klager al een afspraak was gemaakt over overdracht van de bankafschriften en dat de notaris via de bank de afschriften had gekregen, betekent nog niet dat de notaris over alle stukken, die zich onder klager bevonden, kon beschikken. De notaris had dus een belang om in de procedure de ontbrekende gegevens op te eisen. Klachtonderdeel 3.c. is eveneens ongegrond.      

5.6 De notaris heeft aangevoerd dat klager de ervenrekening op eigen naam had gesteld en dat hij privébetalingen via die rekening heeft laten lopen. Klager heeft niet betwist dat dit het geval was, maar ontkent wel dat privé- en nalatenschapsgelden zijn vermengd. De kamer is van oordeel dat de notaris, als executeur, niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de ervenrekening (tijdelijk) te blokkeren om daarmee duidelijkheid te verkrijgen welke betalingen door klager waren verricht. Klachtonderdeel 3.d. kan niet slagen.     

5.7 Dit geldt ook voor klachtonderdeel 3.e. De notaris is klager tussentijds opgevolgd als executeur. Klager heeft zijn taak als executeur dus niet afgerond. Gegeven die omstandigheid mocht de notaris, op verzoek van een van de erfgenamen, de hoogte van het executeursloon van klager ter sprake brengen en heeft hij door dit te doen dus niet onbetamelijk gehandeld. Dat de notaris zich ertegen heeft verzet aan klager het executeursloon, zoals dit was bepaald in het testament van erflaatster, uit te keren, is niet gebleken. Dit loon is ook aan klager toegewezen. 

5.8 De kamer overweegt dat, voor zover klager erover klaagt dat de notaris de advocaatkosten, die een of meer van de mede-erfgenamen ten behoeve van het kort geding hebben gemaakt, ten laste van de boedel heeft gebracht, dit verwijt feitelijke grondslag ontbeert. De notaris heeft immers onbestreden gesteld dat deze kosten niet in de rekening en verantwoording zijn opgenomen.

Verder is de kamer van oordeel dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt indien hij de kosten, die voortvloeien uit gesprekken tussen hem en de erfgenamen en die betrekking hebben op de nalatenschap, ten laste van de boedel brengt. Dat klager die gesprekken als nutteloos typeert, maakt dat niet anders.

In de gegeven omstandigheden acht de kamer het evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris de kosten, die de erfgenamen hebben moeten maken in de (aanvullende) procedure tot ontslag van klager als afwikkelingsbewindvoerder, voor rekening van de boedel heeft gebracht. De procedure is namelijk in het belang en op instigatie van de notaris, als executeur, gevoerd.

Ook klachtonderdeel 3.f. is ongegrond.     

5.9 De notaris was als executeur gerechtigd bezwaar te maken tegen de vaststellingsovereenkomst die klager op 16 december 2016 met de Belastingdienst had gesloten. Klager was op 16 december 2013 ontslagen als executeur en sindsdien dus niet meer bevoegd namens de erfgenamen een dergelijke overeenkomst te sluiten. Anders dan klager stelt is door de notaris niet onjuist gehandeld. Klachtonderdeel 3.g. treft eveneens geen doel.  

5.10 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

6. De beslissing

De kamer voor het notariaat

verklaart de klacht tegen de notaris ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mrs. H. Quispel, H.J. Hettema,

L.P. Oostveen-ter Braak en M.J.C. van Leeuwen, leden, en door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2017.

de secretaris                                                    de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam. Postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.