ECLI:NL:TGZCTG:2017:236 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.037

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:236
Datum uitspraak: 15-08-2017
Datum publicatie: 16-08-2017
Zaaknummer(s): c2017.037
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen een CIZ-arts. Klager verwijt de CIZ-arts dat de medewerkers van CIZ onbevoegd de geneeskunde uitoefenen, dat de artsen van CIZ uitspraken doen die niet onderbouwd zijn door medisch (eigen) onderzoek en afwijken van de rapporten van artsen en gedragsdeskundigen die wel onderzoek hebben gedaan. De privacy wordt geschonden door CIZ door verkeerde gegevens door te sturen zonder dat klager weet wat er is doorgestuurd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt omtrent het handelen van de arts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen over de handelwijze van de arts hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.037 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., arts, (thans) werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. D.M. Pot, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 5 november 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 oktober 2016, onder nummer 15/343, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Klager handelt hierbij als gemachtigde van E., die bij beschikking van 29 oktober 1996 is benoemd tot mentrix van de dochter van klager. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 juli 2017, waar zijn verschenen klager en de arts, bijgestaan door mr. Pot.

Partijen hebben hun standpunten toegelicht, klager aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. De dochter van klager, geboren in 1969, is ernstig meervoudig gehandicapt. Zij woont zelfstandig en wenst volgens klager zelfstandig te blijven wonen. Opname in een instelling acht de dochter van klager op grond van ervaringen in het verleden voor haar welbevinden geen optie.

2.3. In de periode waarover de klacht handelt was de dochter van klager krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geïndiceerd voor diverse zorgfuncties. Daartoe gaf het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) periodiek en desgevraagd een (nieuwe) indicatie af. Tegen besluiten van CIZ is door dan wel namens de dochter van klager veelvuldig bezwaar en beroep aangetekend. In de loop der tijd zijn vele procedures tussen (de dochter van) klager en CIZ gevoerd.

2.4. Verweerder, CIZ-arts, heeft op 29 april 2011 medisch advies uitgebracht. Op 26 mei 2011 heeft verweerder een aanvullend medisch advies uitgebracht. Verweerder heeft de adviezen uitgebracht op grond van een dossierstudie. Hij heeft de dochter van klager niet zelf gezien.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de medewerkers van CIZ onbevoegd de geneeskunde uitoefenen, en de artsen van CIZ uitspraken doen die niet onderbouwd zijn door medisch (eigen) onderzoek en afwijken van de rapporten van artsen en gedragsdeskundigen die wel onderzoek hebben gedaan. De privacy wordt geschonden door CIZ door verkeerde gegevens door te sturen zonder dat klager weet wat er is doorgestuurd.

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat sinds 2001 meerdere procedures tegen CIZ zijn gevoerd en dat de onderhavige klacht betrekking heeft op het handelen van CIZ en de daar adviserende artsen, onder wie verweerder. Verweerder heeft zich pas laten inschakelen nadat er bezwaar was gemaakt en was niet bij de indicatie betrokken. Zonder enig contact met de betrokkenen en met de wereld buiten CIZ heeft hij zijn mening gegeven. Verweerder heeft op 29 april 2011 en 26 mei 2011 medisch advies gegeven. Klager geeft onder meer aan bezwaar te hebben tegen het feit dat verweerder niet verder heeft gekeken dan het dossier.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Hij heeft in dat kader onder meer het navolgende aangevoerd.

Verweerder heeft dossierstudie verricht. Verweerder kon de door hem geraadpleegde gegevens als compleet en duidelijk beschouwen en er was voor hem geen aanleiding nadere gegevens op te vragen. Verweerder heeft zich gehouden aan de regels waaraan medisch onderzoek moet voldoen. Verweerder was op de hoogte van het medisch dossier van de dochter van klager en van haar medische situatie. Onder deze omstandigheden was er geen reden de dochter van klager zelf nog te zien en te onderzoeken, aldus - nog steeds - verweerder.

5.         De beoordeling

5.1. Bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staat het persoonlijk handelen van verweerder centraal. Indien en voor zover klager met zijn klacht tevens het oog heeft gehad op mogelijk verwijtbaar handelen van derden, zoals in dit geval het handelen of nalaten van CIZ, kan klager niet worden ontvangen in zijn klacht. Het tuchtrecht kent geen centrale tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van een organisatie voor het handelen en/of nalaten van de aldaar werkzame personen.

5.2. Volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dient een medisch advies van een arts vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid aan de navolgende eisen te voldoen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan.

Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.3. In deze procedure staan op grond van hetgeen is overwogen onder 5.1. uitsluitend de adviezen van verweerder van 29 april 2011 en 26 mei 2011 ter beoordeling. Deze rapportages voldoen naar het oordeel van het college aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden, zoals gespecificeerd onder 5.2. In het bijzonder is het zien van de patiënt niet noodzakelijk. Wel dient te worden gemotiveerd waarom verder onderzoek achterwege kan blijven. Dat is hier ook gebeurd: volgens verweerder was er voldoende relevante informatie. De conclusies zijn voorts voldoende onderbouwd en verweerder is, in het aanvullende advies van 26 mei 2011, ook nog ingegaan op het (contra-expertise) rapport van bureau F..

5.4. Verweerder is BIG-geregistreerd en bevoegd de geneeskunde uit te oefenen.

5.5. Klager heeft het klachtonderdeel over schending van de privacy niet onderbouwd en het college ziet in het dossier ook overigens geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder de privacy van (de dochter van) klager op enigerlei wijze zou hebben geschonden.

5.6. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door verweerder is het college niet gebleken.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Het Centraal Tuchtcollege begrijpt uit het beroepschrift van klager, dat klager  met zijn beroep zijn klacht opnieuw in volle omvang ter beoordeling voorlegt.

4.2       De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep en bevestiging van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

4.3       Gezien de stukken en gehoord de toelichting van partijen ter terechtzitting in beroep, komt het Centraal Tuchtcollege omtrent het handelen van de arts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege daarover onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen over.

Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt.

4.4       Het hiervoor overwogene betekent dat het beroep dient te worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en mr. drs. J.A.W. Dekker en

drs. M. van Bergeijk, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris.

 Uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                            Secretaris  w.g.