Zoekresultaten 9201-9220 van de 44677 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:151 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-222/DB/ZWB

    Klacht over advocaat van de wederpartij. Vaststaat dat verweerder, nadat uitspraak was bepaald, de rechtbank tot tweemaal toe heeft aangeschreven zonder vooraf verkregen toestemming van klagers. Uitgangspunt is dat, nadat de uitspraak is bepaald, het de advocaat op grond van gedragsregel 21 lid 3 niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Of die rechter de rolrechter of de behandelend rechter is, maakt voor de toepassing van gedragsregel 21 lid 3 geen verschil. Verweerder heeft weliswaar gesteld dat het belang van zijn cliënt noopte tot verzending van de brieven, omdat zijn cliënt, mede gelet op de wisseling van de behandelend rechter en het in verband daarmee geldende onmiddellijkheidsbeginsel, belang had bij pleidooi en daarnaast, vanwege de complexiteit van de zaak, belang had bij behandeling van de zaak door een meervoudige kamer. Ofschoon het de taak van verweerder is om de belangen van zijn cliënt te behartigen, stond het hem naar het oordeel van de raad echter niet vrij om de betreffende brieven, gelet op hun inhoud, zonder voorafgaande toestemming van klagers aan de rechtbank te sturen. De passages uit de brieven aan de rechtbank kunnen naar het oordeel van de raad namelijk niet anders worden gekwalificeerd dan een (nadere) inhoudelijke stellingname ten aanzien van hetgeen aan de rechtbank ter beoordeling was voorgelegd. Hieruit volgt reeds dat, anders dan verweerder met het oog op het door hem gedane beroep op het onmiddellijkheidsbeginsel stelt, de brieven van 15 en 17 juli 2020 niet kwalificeren als enkel van processuele aard. Verweerder heeft in deze brieven aan de rechtbank immers niet alleen volstaan met een beroep op voormeld beginsel, maar daarin tevens gewag gemaakt van de inhoud van het geschil dat partijen verdeeld hield. Dit is, bezien in het licht van gedragsregel 21 lid 3, ontoelaatbaar en van deze schending kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klacht is dan ook gegrond. De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:168 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-678/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over het declareren naast een toevoeging kennelijk ongegrond. Verweerder heeft met zijn beroep op zijn retentierecht niet onbetamelijk gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:313 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-439

    Niet is gebleken dat verweerder wist of kon weten dat hetgeen hij over de medische zorg of over het gedrag van klager had geschreven en gezegd in strijd met de waarheid was. Gelet op het voorgaande verklaart de voorzitter deze klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:152 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-798/DB/ZWB

    Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit van de dienstverlening. Verweerder heeft erkend dat hij het aan klager gegeven advies niet schriftelijk heeft vastgelegd. Dit is onzorgvuldig en nu klager heeft gesteld dat verweerder hem voorafgaand aan het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst van 3 april 2017 niet erover heeft geïnformeerd dat de wettelijke alimentatieverplichting loopt tot 21 jaar, is het aan verweerder om het tegendeel te bewijzen. Naar het oordeel van de raad is verweerder er niet in geslaagd dat bewijs te leveren. De raad is dan ook van oordeel dat ervan uit gegaan moet worden dat klager niet naar behoren is geadviseerd over de omvang van zijn onderhoudsplicht. Dat is onzorgvuldig en daarvan kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het ontbreken van een behoorlijke schriftelijke vastlegging van het gegeven advies komt in strijd met de gedragsregels 12 (zorgvuldigheid) en 16 lid 1 (informatieplicht). In de onderhavige zaak rustte naar het oordeel van de raad bovendien een extra zorgplicht op verweerder omdat hij wist dat klager ten gevolge van het hem overkomen auto ongeluk kampte met een beperking. Die zorgplicht heeft verweerder geschonden. De klacht is op grond van het voorgaande gegrond. De raad acht in dezen een berisping een passende maatregel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:169 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-688/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk wegens verstrijken van de vervaltermijn en gedeeltelijk kennelijk ongegrond bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:314 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-259

    Voorzittersbeslising. Klacht buiten termijn van drie jaar ingediend. Voorzitter verklaart klacht niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:153 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-366/DB/LI

    Verzet. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:170 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-477/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over gebrekkige bijstand in een emotioneel beladen en complexe zaak kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:154 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-929/DB/OB

    Verzet. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:19 Kamer voor het notariaat Amsterdam 694726 / NT 20-52, 694728 / NT 20-53 en 694732 / NT 20-54

    Ter zitting is gebleken dat klager de notarissen echter in de kern verwijt dat zij tijdens hun waarneming hebben gehandeld in nauw overleg met het BFT en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) en dat zij daarvan hebben geprofiteerd en/of zich hebben verrijkt. Klager stelt dat de kamer in haar beslissing van 27 december 2016 hem op onterechte gronden heeft ontzet, omdat zijn bewaringspositie niet negatief was. Volgens klager is geen sprake van ‘normale’ waarneming door de notarissen maar in feite van liquidatie van zijn (voormalige) kantoor door de notarissen in nauwe samenwerking met het BFT en de KNB. Klager legt aan zijn klacht ten grondslag de conclusie van het BNA-rapport, waarin onder meer is vermeld dat de bewaringspositie per 5 februari 2016 positief was. Klager stelt verder dat niet hij maar zijn voormalige boekhouder gelden van de derdenrekening van het kantoor heeft onttrokken en naar zijn privérekening heeft overgemaakt en dat hij daarom zelf beslag op de bankrekening van de boekhouder heeft gelegd.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:171 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-550/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk door tijdsverloop.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:176 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210197

    Appelverbod. Klagers gaan in hoger beroep tegen een verzetsbeslissing van de raad waarbij het verzet ongegrond is verklaard. De slotsom is dat klagers geen feiten of omstandigheden hebben aangedragen waaruit volgt dat zij bij de raad geen eerlijk proces hebben gehad. Het hof concludeert dan ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Klagers zullen in hun beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2459-2074

    Arts wordt (onder andere) verweten dat hij een (niet neutrale en niet objectieve) verklaring heeft afgelegd tijdens een onderzoek door de RvdK, waarbij hij heeft opgetreden als informant voor de ex-partner van klaagster, terwijl hij in het verleden een langdurige relatie had met de tante van klaagsters ex-partner. De arts heeft persoonlijke ervaringen laten meewegen in zijn professioneel oordeel en tevens een professioneel oordeel hebben geuit over klaagster en haar nieuwe partner. De arts heeft ernstig misbruik hebben gemaakt van zijn positie als arts en het vertrouwen dat de RvdK daardoor in hem had. Deels gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:177 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210143

    Verzet tegen voorzittersbeslissing hof. Klaagster heeft de beroepstermijn overschreven, waarna de voorzitter haar beroep kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het verzet tegen deze voorzittersbeslissing is eveneens niet-ontvankelijk verklaard wegens een overschrijding van de verzettermijn. In haar verzet heeft klaagster zich beroepen op persoonlijke omstandigheden. Nog los van het feit dat die in haar risicosfeer liggen, zijn deze omstandigheden niet concreet gemaakt met feiten noch met stukken onderbouwd. Ook is niet toegelicht waarom klaagster daardoor niet tijdig haar verzet (en beroep) kon instellen. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2535-20145

    Huisarts wordt verweten dat hij heeft geweigerd klaagster inzage te geven in het medisch dossier van haar zoon, klaagster als moeder onheus heeft bejegend en mededeling heeft gedaan aan de ex-echtgenoot van klaagster over de door klaagster ingediende klacht tegen verweerder. Klaagsters zoon heeft de leeftijd van 12 bereikt, wat betekent zelfstandig recht op geheimhouding. Zoon gaf geen toestemming voor inzage door klaagster en klaagster had reeds informatie gekregen en niet nader gespecificeerd welke informatie zij miste voor het nemen van een medische beslissing. Mededeling aan ex-echtgenoot onder gegeven omstandigheden begrijpelijk. Huisarts heeft een negatief waardeoordeel gegeven over handelen klaagster, sprake van onheuse bejegening. Heeft belang van zijn patiënt, zoon van klaagster, hierbij steeds voor ogen gehad. Deels gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2399

    De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd verwijt de arts dat hij ernstig (seksueel) grensoverschrijdend heeft gehandeld en verder in de privésfeer van patiënte is doorgedrongen dan strikt noodzakelijk in het kader van de hulpverlening, heeft nagelaten de arts-patiëntrelatie te beëindigen op het moment dat andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende communicatie en gevoelens een rol gingen spelen, de arts-patiëntrelatie niet op adequate manier heeft beëindigd en niet voor adequate overdracht heeft gezorgd en is tekortgeschoten in de dossiervorming. Alle klachtonderdelen zijn gegrond. Geen inzicht getoond. Doorhaling. Voorlopige voorziening: schorsing van de inschrijving. Publicatie.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:17 Kamer voor het notariaat Amsterdam 696590 / NT 21-6

    De notaris heeft in haar verweerschrift als ook ter zitting erkend dat de onderstelling niet juist is omschreven in de concept-hypotheekakte en heeft de omschrijving vervolgens aangepast. Ter zitting heeft de notaris toegelicht dat de gebruikelijke procedure op het notariskantoor is dat de concept-akten worden tegengelezen en dat de akten dus worden gecheckt, maar dat dit kennelijk in dit geval niet is gebeurd. Klager beklaagt zich daarnaast over de taalkundige formulering van de ontwerp-hypotheekakte, waardoor het - volgens klager - lijkt alsof hem en zijn echtgenote in 1989 kwijting is verleend van de verschuldigde koopsom van het onderpand vanwege een dertig jaar later te passeren akte wijziging erfpachtrecht. De notaris heeft daartegen aangevoerd dat een notaris nu eenmaal een aantal gegevens in de akte moet vermelden, waaronder de akte waarbij de hypotheekgevers het onderpand hebben verkregen. Volgens de notaris staat de juridische inhoud centraal; de taalkundige formulering is wellicht minder fraai maar wel juridisch correct, aldus de notaris. De kamer overweegt dat de notaris voldoende waarborgen op het notariskantoor heeft gecreëerd om eventuele fouten in akten te vermijden. Dat dit in het onderhavige geval toch is gebeurd, is, nu is komen vast te staan dat het hier een conceptakte betrof en de notaris de conceptakte na opmerkingen van klager heeft aangepast, naar het oordeel van de kamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daar komt bij dat de notaris aan klager haar verontschuldigingen heeft aangeboden. Ook overigens treft de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt voor wat betreft de inhoud van de (aangepaste) hypotheekakte. De kamer acht dit klachtonderdeel daarom eveneens ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:146 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-648/DB/LI

    Klacht over advocaat van de wederpartij. Het staat een advocaat vrij om namens zijn cliënt executiemaatregelen tegen de wederpartij, waaronder beslaglegging, te nemen en om na het overlijden van zijn cliënt de belangen van de (enig) erfgenaam van zijn cliënt bij de verdere incasso van de op die erfgenaam overgegane vordering te behartigen. Geen eigen belang bij de de klacht dat de advocaat van de wederpartij belastingontduiking door Y faciliteert. Klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:18 Kamer voor het notariaat Amsterdam 695255 / NT 20-58

    De notaris heeft twee onjuiste aangiften erfbelasting ingediend en vervolgens één aangifte hersteld door middel van een nadere aangifte. Het verwijt dat de notaris wordt gemaakt is dat hij niet op de juiste wijze heeft gehandeld nadat hij op de fouten was gewezen. Hij heeft kennelijk te lichtvaardig en ten onrechte gemeend dat met de enkele nadere aangifte in de nalatenschap van erflaatster de fouten geheel waren hersteld en heeft over deze fouten en het herstel onvoldoende adequaat met klaagster gecommuniceerd. Dit neemt niet weg dat de notaris zich overigens naar behoren heeft ingespannen om de nalatenschappen voor alle erfgenamen zo goed mogelijk af te wikkelen waarbij ook de moeizame relatie tussen klaagster en de overige erfgenamen onderling in ogenschouw dient te worden genomen. Vast staat bovendien dat klaagster had aangegeven dat zij niet rechtstreeks door de notaris benaderd wenste te worden. De kamer houdt er rekening mee dat dit niet bevorderlijk is geweest voor de noodzakelijke communicatie tussen de notaris en klaagster. Gelet op het voorgaande acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:147 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-524/DB/ZWB

    Advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij goede gronden aanwezig zag om het seksueel misbruik van beide partijen ter sprake te brengen. Het is begrijpelijk dat het door verweerster aan de orde gesteld gespreksonderwerp bij klaagster de nodige emoties te weeg heeft gebracht, maar hieruit volgt niet dat verweerster zich nodeloos grievend over klaagster heeft uitgelaten, noch dat het verloop van de echtscheidingsprocedure hierdoor negatief is beïnvloed. Klacht kennelijk ongegrond.