ECLI:NL:TGZREIN:2021:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2535-20145

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2021:64
Datum uitspraak: 14-09-2021
Datum publicatie: 14-09-2021
Zaaknummer(s): E2021/2535-20145
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Huisarts wordt verweten dat hij heeft geweigerd klaagster inzage te geven in het medisch dossier van haar zoon, klaagster als moeder onheus heeft bejegend en mededeling heeft gedaan aan de ex-echtgenoot van klaagster over de door klaagster ingediende klacht tegen verweerder. Klaagsters zoon heeft de leeftijd van 12 bereikt, wat betekent zelfstandig recht op geheimhouding. Zoon gaf geen toestemming voor inzage door klaagster en klaagster had reeds informatie gekregen en niet nader gespecificeerd welke informatie zij miste voor het nemen van een medische beslissing. Mededeling aan ex-echtgenoot onder gegeven omstandigheden begrijpelijk. Huisarts heeft een negatief waardeoordeel gegeven over handelen klaagster, sprake van onheuse bejegening. Heeft belang van zijn patiënt, zoon van klaagster, hierbij steeds voor ogen gehad. Deels gegrond, geen maatregel.

Uitspraak: 14 september 2021

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 december 2020 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. D. Schut-Wolfs te Amsterdam

1.         Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift en de aanvulling daarop

-          de USB-stick, ontvangen van klaagster op 19 januari 2021

-          het verweerschrift

-          de aanvullende stukken, ontvangen van klaagster op 1 juli 2021

-          de USB-stick, ontvangen van klaagster op 1 juli 2021.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 14 juli 2021 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder met zijn gemachtigde.

2.                  De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.1              Klaagster heeft samen met haar ex-echtgenoot het co-ouderschap over de drie gezamenlijke kinderen. Er is sprake van een complexe scheiding en juridische procedures. De ex-echtgenoot en de drie kinderen zijn patiënt bij verweerder. De jongste zoon heeft begeleiding gekregen door een GGZ-POH medewerker tevens jeugd- en kinderpsycholoog. Door de jeugd- en kinderpsycholoog is geadviseerd om de jongste zoon te verwijzen naar Care4Kids voor een nader onderzoek. Op 17 november 2020 heeft daarover een gesprek plaatsgevonden tussen de GGZ-POH medewerker en klaagster.

2.2              Klaagster heeft meermalen verzocht om inzage in dan wel overlegging van het medisch dossier van de jongste zoon. Verweerder heeft steeds aangegeven dat dit dossier niet aan klaagster kan worden gegeven omdat op het moment van het verzoek van klaagster, de jongste zoon al de leeftijd van 12 jaar had en de zoon geen toestemming hiervoor gaf. Op enig moment heeft een assistente van verweerder een deel van het medisch dossier van de zoon aan klaagster afgegeven.

2.3              Op 18 november 2020 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder. Dit telefoongesprek is door klaagster opgenomen en daarvan is een transcript overgelegd. Tijdens dit telefoongesprek heeft verweerder onder meer aangegeven dat het medisch dossier van de zoon zonder zijn toestemming niet had mogen worden afgegeven. Van toestemming van de zoon was niet gebleken. Eveneens is, voor zover thans relevant, door verweerder het volgende opgemerkt (de opmerkingen van verweerder zijn dikgedrukt):

“(…)

En ik denk dat we verder klaar zijn met de discussie.

Ja

Want veel verder dan dit kan ik het niet maken

Ik wil wel nog even zeggen dat ik denk dat er verwaarlozing en mishandeling speelt en ik vind dat het uw plicht is om daar niet intuïtief naar te kijken maar ook naar de feiten te kijken. U hoort mij nauwelijks aan ehm eh u geeft nu geen inzage in het dossier, ik vind het niet oké. Dus ik ga hier wel werk van maken

Ja dat mag kijk de jurist vroeg mij wat vind je dat de verwaarlozing is van de zoon door moeder he

Ja

Door moeder? Moeder is niet in het spel

Moeder doet dingen waarvan ze weet dat ze ze niet mag doen

HALLO Moeder? Het kind woont bij vader

Ja nee goed maar dan kan moeder toch, dan kan het toch verwaarlozing door moeder zijn of hoe…

Wat hoe moet ik mijn kind verwaarlozen als ik heb

Door acties te ondernemen die ondermijnend zijn voor de privacy van uw zoon

En dan verwaarloos ik mijn kind? (…)”

2.4              Klaagster heeft hierop onderhavige klacht ingediend.

De klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a.       geweigerd heeft om klaagster inzage te geven in het medisch dossier van haar 12-jarige zoon;

b.      klaagster als moeder onheus heeft bejegend, door te suggereren dat klaagster haar zoon zou verwaarlozen;

c.       mededeling heeft gedaan aan de ex-echtgenoot van klaagster over de door klaagster ingediende klacht tegen verweerder.

Volgens klaagster had zij inzage in het medisch dossier nodig om te kunnen beslissen over de aard van de hulp die nodig was voor haar zoon. Klaagster had weliswaar reeds toestemming gegeven voor behandeling, maar de vraag was nu welke behandeling het meest passend was . Klaagster wilde inzage in het dossier om te kunnen beoordelen of ook de juiste behandeling werd ingezet. Doordat er sprake is van een zeer gecompliceerde echtscheiding verkreeg klaagster de noodzakelijke informatie niet van haar ex-echtgenoot. De zoon van klaagster heeft weliswaar geen toestemming gegeven voor inzage in het medisch dossier maar dat komt omdat de zoon ernstig onder invloed staat van de ex-echtgenoot. De zoon wordt gemanipuleerd door de ex-echtgenoot, aldus klaagster. Nu verweerder de ex-echtgenoot heeft ingelicht over de ingediende tuchtklacht, heeft hij de ex-echtgenoot weer een nieuwe stok gegeven om mee te slaan. Klaagster kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerder partij kiest voor de ex-echtgenoot omdat zij oud-studiegenoten zijn.

Het standpunt van verweerder

4.1       Verweerder bevestigt dat de ex-echtgenoot door de gemachtigde van verweerder op de hoogte is gebracht van de ingediende tuchtklacht, omdat laatstgenoemde bewijs wilde verkrijgen dat de zoon geen toestemming had gegeven voor inzage in het medisch dossier van de zoon (zie ook productie 1 bij verweerschrift). Om de zoon niet te belasten heeft zij dit aan de ex-echtgenoot gevraagd en daarbij de reden van het verzoek vermeld.

4.2       Verweerder mocht vanwege het ontbreken van toestemming de gevraagde afschriften van het medisch dossier van de zoon niet aan klaagster afgeven. Klaagster wist dit maar heeft haar zinnen toch op de inhoud van het medisch dossier gezet. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden heeft ze een deel van het medisch dossier wel gekregen. Verweerder is door de kinder- en jeugdpsycholoog  op de hoogte gesteld van het feit dat klaagster een deel van het medisch dossier had ontvangen. Daarop heeft verweerder telefonisch contact gezocht met klaagster. Dit contact verliep uiterst onaangenaam. Het was voor verweerder ook volstrekt niet helder welke informatie klaagster nu eigenlijk miste om een goede beslissing te kunnen nemen. Zij had een uitgebreid gesprek gehad met de behandelend GGZ-POH medewerker waarbij al veel informatie die noodzakelijk was voor het nemen van een beslissing was gedeeld.

4.3       Hoewel verweerder zelf niet over verwaarlozing is begonnen, is het ongelukkig dat hij zich ertoe heeft laten verleiden om nog aan het einde van het gesprek op de woorden van klaagster in te gaan. Temeer nu klaagster hem ook onjuist heeft begrepen. Als verweer stelt verweerder dat ook hij het als een onaangenaam gesprek heeft ervaren en hij vooral vanuit klaagster druk voelde om informatie te delen die hij niet mocht delen.

De overwegingen van het college

5.1              De vraag die het college moet beantwoorden is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk bekwame en redelijk handelende’ arts. Het college houdt bij de beoordeling rekening met de wetenschappelijke inzichten op het moment van de zorgverlening. Ook gaat het college uit van de op dat moment geldende beroepsnormen. Het gaat er niet om of verweerder misschien beter anders had kunnen handelen maar of verweerder met de kennis die hij op het moment van handelen had, redelijkerwijs kon beslissen zoals hij heeft gedaan.

5.2              In onderhavig geschil moet voorts in ogenschouw worden genomen dat verweerder niet door de patiënt zelf  (de zoon) is aangesproken maar door een naaste betrekking van de patiënt. In die relatie dient verweerder nog steeds te handelen als redelijk bekwaam en redelijk handelend arts, maar moet hij ook rekening houden met de rechten en belangen van de patiënt zelf.

Klachtonderdeel a

5.3              Het college is van oordeel dat klachtonderdeel a ongegrond is. Het college overweegt daartoe als volgt. Vast staat dat de zoon, evenals zijn ouders, akkoord was met een verdere behandeling van zijn psychische klachten. In zoverre was klaagster bij het geven van de toestemming, voldoende geïnformeerd. Artikel 7:450 lid 2 BW bepaalt  dat, indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt,  tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen (of van zijn voogd) is vereist voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst. Deze zinsnede veronderstelt dat de patiënt in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar een zelfstandig recht op geheimhouding heeft. Dit heeft tot gevolg dat de arts, in dit geval verweerder, met betrekking tot het kind ook tegenover de gezag dragende ouders, waaronder in dit geval klaagster, een zogenoemd eigenstandig beroepsgeheim heeft. Hij mag enkel medische informatie over het kind aan de ouders verstrekken als het kind daarvoor toestemming heeft gegeven. Nu vast staat dat voor de uitvoering van de behandelovereenkomst al toestemming was gegeven, de zoon van klaagster destijds de leeftijd van 12 jaar had bereikt en tevens vast staat dat de zoon geen verdere toestemming had gegeven tot inzage in zijn medisch dossier, heeft verweerder op juiste gronden de inzage in het medisch dossier geweigerd. Op dit toestemmingsvereiste zijn weliswaar uitzonderingen mogelijk maar die zijn hier niet van toepassing. Voor zover klaagster heeft bedoeld te stellen dat zij inzage nodig had voor het kunnen nemen van een medische beslissing, gaat het college aan deze stelling voorbij. Klaagster had al, voorafgaand aan haar verzoek om inzage, toestemming gegeven voor een medische behandeling van de zoon en het is vervolgens aan de professional om te bezien welke behandeling voor de zoon het meest passend is. Klaagster heeft ook verder niet aannemelijk gemaakt dat, en zo ja welke, specifieke informatie zij nog miste voor enige noodzakelijk te nemen nadere medische beslissing. 

Klachtonderdeel b

5.4              Het college is van oordeel dat klachtonderdeel b gegrond is. Hoewel verweerder heeft aangegeven dat het transcript niet juist en volledig is, is tussen partijen niet in geschil dat het gesprek, voor zover hiervoor onder de feiten weergegeven, wel op deze wijze tussen partijen is gevoerd. Het college gaat er daarom vanuit dat verweerder ook daadwerkelijk de opmerking heeft gemaakt dat klaagster acties onderneemt die ondermijnend zijn voor de privacy van de zoon. Ook indien wordt aangenomen dat klaagster de woorden van verweerder verkeerd heeft begrepen, staat met deze opmerking vast dat verweerder wel een – negatief – waardeoordeel heeft gegeven over het handelen van klaagster als moeder van de zoon. Daarmee heeft verweerder een persoonlijk oordeel gegeven over het handelen van klaagster als naaste betrekking van zijn patiënt, wat niet past bij het optreden als professional. Verweerder heeft dan ook niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts mag worden verwacht. Verweerder heeft overigens wel erkend dat zijn opmerking in deze zin zeer ongelukkig is geweest.  

Klachtonderdeel c

5.5              Klachtonderdeel c ten slotte, is ongegrond. Niet alleen heeft klaagster zelf twijfels of de mededeling aan de ex-echtgenoot klachtwaardig is, ook is het vragen om een bevestiging van de ex-echtgenoot in verband met een adequate verdediging begrijpelijk. Daarnaast is de behandeling van een tuchtklacht openbaar zodat de ex-echtgenoot, evenals anderen, ook op andere wijze van een tuchtklacht kennis kan nemen.  

De maatregel

5.6       Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, dient in beginsel aan verweerder een maatregel te worden opgelegd. Gelet op hetgeen verweerder wordt verweten en gegrond wordt verklaard, zou een waarschuwing op zijn plaats zijn. Het college is echter van oordeel dat aan verweerder geen maatregel moet worden opgelegd. Hoewel de uitlatingen van verweerder indruisen tegen hetgeen van hem als professional mag worden verwacht, heeft het college ook de indruk gekregen dat verweerder steeds het belang van de zoon van klaagster – zijn patiënt – voor ogen heeft gehad. De uitlatingen geven in ieder geval weer dat verweerder vooral bezorgd was over het welzijn van de zoon van klaagster. Het is in die zin weliswaar onprofessioneel dat verweerder zich, in het licht van die bezorgdheid, op minder professionele wijze jegens klaagster heeft uitgelaten, maar voor een maatregel ziet het college in de gegeven omstandigheden geen aanleiding. Tijdens de zitting heeft verweerder ook aangegeven zich voortaan nog meer rekenschap te geven van hetgeen hij in een situatie als deze, waarin een ingewikkelde echtscheiding met minderjarige kinderen tot veel conflicten leidt, wel en niet kan zeggen. Het college zal daarom geen maatregel opleggen.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart klachtonderdeel b gegrond;

-          legt verweerder daarvoor geen maatregel op;

-          verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door F.C. Alink-Steinberg, voorzitter, K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, lid-jurist, B.C.A.M. van Casteren-van Gils, H.J. Weltevrede, A.E. van der Waal, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M. Uzun-Karatepe, secretaris, en uitgesproken door E.P. van Unen op 14 september 2021 in aanwezigheid van de secretaris.