ECLI:NL:TNORAMS:2021:18 Kamer voor het notariaat Amsterdam 695255 / NT 20-58

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2021:18
Datum uitspraak: 15-07-2021
Datum publicatie: 14-09-2021
Zaaknummer(s): 695255 / NT 20-58
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De notaris heeft twee onjuiste aangiften erfbelasting ingediend en vervolgens één aangifte hersteld door middel van een nadere aangifte. Het verwijt dat de notaris wordt gemaakt is dat hij niet op de juiste wijze heeft gehandeld nadat hij op de fouten was gewezen. Hij heeft kennelijk te lichtvaardig en ten onrechte gemeend dat met de enkele nadere aangifte in de nalatenschap van erflaatster de fouten geheel waren hersteld en heeft over deze fouten en het herstel onvoldoende adequaat met klaagster gecommuniceerd. Dit neemt niet weg dat de notaris zich overigens naar behoren heeft ingespannen om de nalatenschappen voor alle erfgenamen zo goed mogelijk af te wikkelen waarbij ook de moeizame relatie tussen klaagster en de overige erfgenamen onderling in ogenschouw dient te worden genomen. Vast staat bovendien dat klaagster had aangegeven dat zij niet rechtstreeks door de notaris benaderd wenste te worden. De kamer houdt er rekening mee dat dit niet bevorderlijk is geweest voor de noodzakelijke communicatie tussen de notaris en klaagster. Gelet op het voorgaande acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 15 juli 2021 in de klacht met nummer 697969/NT 21-10 van:

[Klaagster],

wonende te [woonplaats],

hierna: klaagster,

tegen:

[Notaris],                                                                                                           

notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: de notaris.

1.          Verloop van de procedure

1.1.       Bij e-mail van 21 februari 2021 heeft klaagster een klaagschrift met bijlagen ingediend.

1.2.       Bij brief van 19 maart 2021 heeft de notaris een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.3.       Bij e-mail van 9 mei 2021 heeft klaagster nadere producties ingediend.

1.4.       Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 27 mei 2021 zijn klaagster, vergezeld van haar echtgenoot en de notaris verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

2.1.       Op 2 maart 2018 is de vader van klaagster, [erflater] (hierna: erflater), overleden. De echtgenote van erflater, [erflaatster] (hierna: erflaatster) is kort daarna, op 29 juni 2018, overleden. Erfgenamen zijn vijf kinderen: drie van erflater (uit zijn eerste huwelijk) en twee van erflaatster uit haar eerste huwelijk.

2.2.       Bij testament van 1 februari 2013 heeft erflaatster, voor het geval erflater eerder zou overlijden, haar zoon [A] en een dochter van erflater, [B] (hierna: zus [B]), tot executeurs benoemd (hierna: de executeurs).

2.3.       De executeurs hebben de notaris opdracht gegeven enige werkzaamheden in de nalatenschap(pen) van erflaters uit te voeren. Bij brief van 10 september 2018 heeft de notaris de erfgenamen onder meer de door de executeurs ondertekende boedelbeschrijving (opgemaakt op 7 september 2018) gezonden, onder toevoeging van de bankafschriften (mutaties) vanaf 1 januari 2018 van alle bankrekeningen van erflaters.

2.4.       Klaagster heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.5.       Bij brief van 15 november 2018 heeft de notaris de voorlopige aangiften erfbelasting ingediend.

2.6.       Op 4 januari 2019 is een definitieve aanslag erfbelasting opgelegd.

2.7.       Bij e-mail van 25 januari 2019 heeft de advocaat van klaagster de notaris verzocht om inzage in verscheidene financiële gegevens, omdat klaagster vermoedt dat er de nodige schenkingen/ bevoordelingen zijn geweest. Ook merkt klaagster op dat de boedelbeschrijving en de aangifte erfbelasting niet met elkaar in overeenstemming zijn.

2.8.       Bij e-mail van 1 juli 2019 hebben de executeurs de notaris bericht dat overeenstemming was bereikt tussen alle erven, zodat kon worden overgegaan tot uitkering van een voorschot. Omdat klaagster beneficiair had aanvaard, was een ruimschoots-verklaring nodig. De executeurs verzochten de notaris deze voor hen op te stellen.

2.9.       Bij e-mail van 26 augustus 2019 heeft de notaris klaagster verzocht om de bij de mail gezonden “Verklaring akkoord” te tekenen, waarin klaagster akkoord gaat met:

-        de inhoud van de e-mail van de executeurs van 1 juli 2019;

-        de door de executeurs afgelegde rekening en verantwoording;

-        de ingediende aangiften erfbelasting;

-        het voorstel tot uitkering van een voorschot van € 100.000,00 per erfgenaam.

2.10.     Bij e-mail van 30 september 2019 hebben de executeurs de notaris geschreven dat klaagster hen bij e-mail van 26 september 2019 had bericht dat zij voornoemde verklaring niet wilde tekenen; dat zij geen claim wilde leggen op de vermeende schenkingen, maar dat zij zich het recht voorbehoudt om dit in de toekomst wel te doen. De executeurs wensen overleg met de notaris over de ruimschoots-verklaring en de aangiften erfbelasting. Volgens de executeurs zijn deze correct, maar klaagster vermoedde dat daarin fouten waren gemaakt.

2.11.     Bij brief van 12 december 2019 heeft de notaris een nadere aangifte erfbelasting gedaan (in de nalatenschap van erflaatster), omdat in de aangifte van

15 november 2018 abusievelijk een banksaldo van € 59.840,00 was opgenomen in plaats van (afgerond) € 137.350,00:

“Hierbij doe ik namens de executeurs in de nalatenschap nadere aangifte erfbelasting voor het verschil van € 137.350,54 - € 59.840,00 = € 77.510,00 afgerond.  Het saldo van de nalatenschap vermeld op de aanslag bedraagt € 259.725,00, te vermeerderen met het genoemde verschil ad € 77.510,00 is € 337.235,00 welk saldo toekomt aan ieder van de erfgenamen voor het 1/5de gedeelte of € 67.447,00. Belast werd reeds € 51.945,00 bruto, vóór aftrek vrijstelling). Het 1/5de deel van voormeld verschil, of € 15.502,00 dient alsnog te worden belast.”

2.12.     Bij brief van 23 januari 2020 heeft de notaris de Belastingdienst verzocht om met spoed de nadere aangifte af te handelen: “De erfgenamen hebben een onderling geschil, waar op korte termijn mogelijk of waarschijnlijk een juridische procedure uit voortvloeit.”

2.13.     Op 2 april 2020 heeft de Belastingdienst de navorderingsaanslag opgelegd.

2.14.     Op 20 november 2020 heeft klaagster de vaststellingsovereenkomst getekend waarin de erfgenamen elkaar algehele en finale kwijting hebben verleend.

2.15.     Bij e-mail van 26 januari 2021 heeft klaagster de notaris een klacht gezonden over de afwikkeling van de nalatenschappen.

Daarop heeft de notaris bij brief van 5 februari 2021 gereageerd.

3.          De klacht

3.1.       Klaagster verwijt de notaris:

1.     dat hij de aangiftes erfbelasting in de nalatenschappen van erflaters foutief heeft ingevuld, terwijl hij kennelijk over de juiste gegevens beschikte;

2.     dat hij klaagster een akkoordverklaring ter ondertekening heeft voorgelegd waarvan hij diende te weten, omdat klaagster hem daarop had geattendeerd, dat deze een onjuiste voorstelling van zaken geeft over de erfbelasting en volgens klaagster instemming betekent met belastingfraude;

3.     dat hij heeft nagelaten de aangifte in de nalatenschap van erflater te verbeteren;

4.     dat hij de aangifte in de nalatenschap van erflaatster onvolledig en dus verkeerd heeft verbeterd.

3.2.       Klaagster meent dat in de nadere aangifte opnieuw geen juist beeld is gegeven van de nalatenschappen, namelijk een te lage aangifte van erflater en geen correctie van de waarde van de schuld van erflaatster aan de erfgenamen, ontstaan na het overlijden van erflater. Door die schuld te laag aan te houden hebben de erfgenamen per saldo teveel erfbelasting betaald.

4.          Het verweer

4.1.       De notaris heeft in het dossier slechts één keer met klaagster contact gehad, de echtgenoot van klaagster heeft meest gecommuniceerd.

Klaagster heeft meerdere malen het vermoeden geuit, dat het vermogen van erflaters hoger moet zijn geweest dan door de executeurs en mede-erfgenamen opgegeven, door schenkingen/bevoordelingen. De relatie tussen de erfgenamen was niet goed.

4.2.       De notaris is ervan uitgegaan dat de aanvankelijke aangiften correct waren, zodat van belastingfraude geen sprake kan zijn. De aangifte erfbelasting heeft de notaris opgesteld op basis van de door de executeurs aangeleverde informatie. In de aangifte is een fout geslopen, mogelijk doordat de notaris of een medewerker van de notaris de aangeleverde saldo-informatie niet goed heeft gelezen en verwerkt. Klaagster heeft dat gemeld en de notaris heeft dat met de executeurs gecommuniceerd. Op verzoek van de executeurs heeft de notaris vervolgens de nadere aangifte gedaan  in de nalatenschap van erflaatster, zijnde de nalatenschap waarin de executeurs als zodanig benoemd waren.

De notaris heeft nooit informatie achtergehouden. Hij geeft toe dat hij een foutieve aangifte erfbelasting heeft gedaan. Dat betreurt de notaris ook. De notaris heeft die fout echter vervolgens hersteld.

5.          De beoordeling

5.1.       Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2.       Klaagster verwijt de notaris – kort samengevat – de afhandeling van de erfbelasting van erflaters en de rol van de notaris daarin.

De notaris heeft bij brief van 10 september 2018 een schriftelijke bevestiging gestuurd van hetgeen hij met betrekking tot de nalatenschappen op 30 augustus 2018 met één van de executeurs, zus [B], heeft besproken. Daarbij heeft de notaris de boedelbeschrijving meegezonden onder toevoeging van de bankrekeningafschriften van erflaters. Vervolgens heeft de notaris op 15 november 2018 de aangiften erfbelasting in de nalatenschappen van erflaters ingediend. Na ontvangst van de definitieve aanslagen erfbelasting eind december 2018/begin januari 2019 heeft klaagster diezelfde maand via haar toenmalige advocaat de notaris op een fout geattendeerd, omdat zij had bemerkt dat de ingediende aangiften niet in overeenstemming waren met de door de notaris opgestelde boedelbeschrijving. De kamer is van oordeel dat de notaris gelet op de bezwaren van klaagster niet de verklaring ‘akkoord’ ter ondertekening aan haar had moeten toezenden, maar eerst adequaat had moeten reageren op het bericht van haar advocaat. De notaris had klaagster ook moeten informeren waarom hij niet ook een nadere aangifte erfbelasting in de nalatenschap van erflater heeft ingediend.

De notaris heeft in zijn verweerschrift erkend dat hij in de aangiften erfbelasting in de nalatenschappen van erflaters een te laag vermogen heeft opgegeven. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat het kantoor een fout heeft gemaakt en dat het een slordigheid betrof. In beginsel is het maken van een dergelijke fout in een aangifte erfbelasting niet klachtwaardig. De notaris kon desgevraagd echter niet verklaren waarom hij niet op de e-mail van de advocaat van klaagster heeft gereageerd. Evenmin kon de notaris een verklaring geven voor het feit dat hij alleen de fout in de aangifte erfbelasting in de nalatenschap van erflaatster heeft gecorrigeerd, terwijl de fout ook is gemaakt in de aangifte erfbelasting in de nalatenschap van erflater en laatstbedoelde fout ook van invloed was op de omvang van de (later opengevallen) nalatenschap van erflaatster. Dit betekent dat de notaris onvoldoende aan zijn zorg- en informatieplicht heeft voldaan. De klacht zal dan ook gegrond worden verklaard.  

Maatregel

5.3.       De notaris heeft twee onjuiste aangiften erfbelasting ingediend en vervolgens één aangifte hersteld door middel van een nadere aangifte. Het verwijt dat de notaris wordt gemaakt is dat hij niet op de juiste wijze heeft gehandeld nadat hij op de fouten was gewezen. Hij heeft kennelijk te lichtvaardig en ten onrechte gemeend dat met de enkele nadere aangifte in de nalatenschap van erflaatster de fouten geheel waren hersteld en heeft over deze fouten en het herstel onvoldoende adequaat met klaagster gecommuniceerd. Dit neemt niet weg dat de notaris zich overigens naar behoren heeft ingespannen om de nalatenschappen voor alle erfgenamen zo goed mogelijk af te wikkelen waarbij ook de moeizame relatie tussen klaagster en de overige erfgenamen onderling in ogenschouw dient te worden genomen. Vast staat bovendien dat klaagster had aangegeven dat zij niet rechtstreeks door de notaris benaderd wenste te worden. De kamer houdt er rekening mee dat dit niet bevorderlijk is geweest voor de noodzakelijke communicatie tussen de notaris en klaagster.

Gelet op het voorgaande acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

Vergoeding griffierecht aan klaagster

5.4.       Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klaagster te vergoeden.

Kostenveroordeling

5.5.       Nu de klacht gegrond wordt verklaard en aan de notaris een maatregel wordt opgelegd, ziet de kamer in verband met het bepaalde bij artikel 103b, eerste lid onder b, Wna en de nieuwe richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat (Staatscourant 2020, nr. 67893), aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van deze zaak zijn gemaakt. In beginsel wordt per klacht een bedrag van € 2.000 in rekening gebracht. De kamer ziet in dit geval echter aanleiding om een lagere kostenveroordeling te bepalen. Mede gezien de geringe ernst van het handelen zal de kamer de kostenveroordeling vaststellen op € 1.000,- in plaats van € 2.000,-.

5.6.       De notaris dient de kosten van klaagster (€ 50,-) en het griffierecht (€ 50,-) binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te voldoen. Klaagster dient daartoe tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de notaris door te geven.

5.7.       De notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.8.       Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;

-       veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van de kosten van klaagster van € 50,- en het griffierecht van € 50,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.6 bepaald;

-       veroordeelt de notaris tot betaling van € 1.000,- in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.7 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, T.H. van Voorst Vader,  en C.E. Jonker, leden.

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2021 door mr. W.S.J. Thijs, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).