Zoekresultaten 2901-2920 van de 3037 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5934
- Datum publicatie: 23-04-2024
- Datum uitspraak: 23-04-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:92
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verloskundige. Klaagster is tijdens haar zwangerschap begeleid door de verloskundigenpraktijk waar de verloskundige werkzaam was. De verloskundige is aan het eind van de zwangerschap van klaagster bij haar op huisbezoek geweest, omdat klaagster dacht vruchtwater te hebben verloren. Klaagster is niet tevreden over het bij dat huisbezoek door de verloskundige uitgevoerde onderzoek en haar besluit af te wachten. Ook verwijt klaagster de verloskundige dat zij na de bevalling bij klaagster in het ziekenhuis op bezoek is geweest, tegen de wens van klaagster in. Het college is van oordeel dat de onderzoeken die de verloskundige heeft uitgevoerd conform de ‘Factsheet Gebroken vliezen zonder weeën in de à terme periode (PROM)’ van de KNOV zijn. Uit het verloskundig dossier blijkt dat de beide uitgevoerde testen een negatief resultaat lieten zien. De verloskundige mocht dan ook de conclusie trekken dat er geen sprake was van gebroken vliezen bij klaagster. Verder stelt het college vast dat uit het verloskundig dossier niet kan worden vastgesteld dat klaagster kenbaar had gemaakt dat zij geen contact meer met de verloskundige wilde, vóórdat de verloskundige bij haar langskwam in het ziekenhuis. Het college is van oordeel dat de verloskundige nazorg heeft verleend op een manier die van haar verwacht mocht worden, en dat ze zelfs nog meer gedaan heeft dan dat door klaagster in het ziekenhuis te bezoeken. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5394
- Datum publicatie: 23-04-2024
- Datum uitspraak: 23-04-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:93
Klacht van meerdere klagers tegen een klinisch psycholoog deels niet-ontvankelijk en deels gegrond. Klagers leven in een leefgemeenschap en zijn lid van een kerkgenootschap. Zij verwijten de klinisch psycholoog het onzorgvuldig en vooringenomen afnemen van diagnostische interviews bij een aantal kinderen uit de leefgemeenschap en hebben daartoe zeven klachtonderdelen geformuleerd. Een aantal klagers zijn, als ouders van de kinderen die zelfstandig klachtgerechtigd zijn, niet-ontvankelijk. De interviews zijn door een deel van de kinderen als belastend en beschadigend ervaren. In geen van de gevallen ging het echter om kinderen die door de klinisch psycholoog zelf zijn gesproken. De klinisch psycholoog draagt in tuchtrechtelijke zin dan ook geen verantwoordelijkheid voor wat er tijdens de interviews van deze kinderen mogelijk is voorgevallen. Het college kan uit de door klagers gestelde omstandigheden (de schijn van) vooringenomenheid of een ontoelaatbare dubbelrol van de klinisch psycholoog ook niet afleiden. De klagers verwijten de klinisch psycholoog daarnaast dat zij zich niet heeft gehouden aan de informatie- en zorgvuldigheidsplicht. Vast staat, dat de door de ouders ingevulde vragenlijsten (de zogeheten CBCL/YSR en TRF) niet bij het onderzoek zijn betrokken. Voor de eind-opdrachtgever (de rechtbank) is hierdoor niet zichtbaar geweest dat de diagnostische interviews hebben plaatsgevonden op een wijze die afwijkt van de werkwijze of professionele standaard die de klinisch psycholoog voor dit type onderzoek doorgaans hanteert. Het college vindt dit (het niet-vermelden) verwijtbaar. Daarnaast staat in de rapportages niet duidelijk vermeld hoe de opdracht van de rechtbank aan de GI (voor zover bij de klinisch psycholoog bekend) en/of van de GI aan de klinisch psycholoog, luidde. Ten slotte is het voor de ouders niet altijd duidelijk geweest wie zij waarop konden aanspreken. Ook op dit punt voldoen de rapportages niet (volledig) aan normen van zorgvuldigheid en informatievoorziening. In zoverre is de klacht gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. In dit geval kan met een waarschuwing worden volstaan, de klinisch psycholoog heeft zich richting de klagers toetsbaar opgesteld en gereflecteerd op haar handelen. Daarnaast heeft zij haar werk moeten doen in coronatijd, onder grote tijdsdruk, als onderdeel van een complexe keten, waarbij diverse veiligheidsmaatregelen golden die maakten dat de kind-interviews gelijktijdig door meerdere interviewers moesten worden afgenomen. De verzoeken van klagers om schadevergoeding, om de overige onderzoekers alsnog te spreken te krijgen en om de rapportages te vernietigen zijn geen verzoeken waaraan het college in deze tuchtzaak tegemoet kan komen. Het verzoek om kostenveroordeling is afgewezen vanwege de zeer gedeeltelijk gegrondverklaring van de klacht. Klacht deels gegrond verklaard. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6365
- Datum publicatie: 23-04-2024
- Datum uitspraak: 23-04-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:94
Ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog heeft de dochter van klager onderzocht in verband met mogelijk misbruik door klager en tezamen met een collega systeemtherapeut een onderzoeksverslag opgesteld. Klager klaagt er onder andere over dat het onderzoeksverslag niet aan de eisen voldoet, dat de dossiervoering onvoldoende is en dat door het onderzoek schade bij zijn dochter is veroorzaakt. Op basis van de stukken en de behandeling ter zitting kan het college niet vaststellen dat de dochter van klager gedurende het onderzoek verkeerd is behandeld en/of dat door het onderzoek onnodige schade is veroorzaakt bij haar. Het college merkt daarbij wel op dat bij de beantwoording van de onderzoeksvragen in het verslag meer aandacht had kunnen worden geschonken aan het tijdsverloop van ruim een jaar tussen het vermeende misbruik en het onderzoek, in combinatie met de jonge leeftijd van de dochter van klager. Dit gebrek aan nuancering is echter niet voldoende om het handelen van de GZ-psycholoog bij de wijze van totstandkoming en/of de inhoud van het onderzoeksverslag tuchtrechtelijk verwijtbaar te achten. Het onderzoeksverslag voldoet in voldoende mate aan de minimale eisen die daaraan gesteld worden. Ook kan het college niet vaststellen dat er sprake is van onvoldoende dossiervoering. De ten tijde van het handelen van toepassing zijnde NIP beroepscode 2015 vermeldt de mogelijkheid van het maken van persoonlijke werkaantekeningen en dat deze niet tot het dossier behoren. Ten slotte heeft de GZ-psycholoog zich terecht beroepen op de artikelen 7:457 lid 1 en lid 3 BW met betrekking tot het niet verstrekken van bepaalde informatie aan klager. Klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:95 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6575
- Datum publicatie: 23-04-2024
- Datum uitspraak: 23-04-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:95
Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster is op een intakegesprek geweest bij de gz-psycholoog. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij tijdens dit gesprek onrustig werd door de vragen die werden gesteld, dat haar hulpvraag niet is beantwoord en dat zij niet goed is geholpen. Het college ziet in de lezingen van klaagster en de gz-psycholoog terug dat zij het intakegesprek op sommige punten anders hebben ervaren en dat zij andere verwachtingen hadden van het gesprek. Klaagster en de gz-psycholoog hebben beiden een andere herinnering aan de wijze van formuleren van de hulpvraag en aan de inzage van de door klaagster meegebrachte stukken, waardoor het college niet kan vaststellen hoe het gesprek op deze punten precies is verlopen. Het college oordeelt dat de biografische vragen die door de gz-psycholoog zijn gesteld passend zijn in een intakegesprek. In een intakegesprek is het gebruikelijk dat er algemene, oriënterende vragen worden gesteld om de hulpvraag en verwachtingen in beeld te krijgen. Dat klaagster dit als vervelend heeft ervaren, is voor het college invoelbaar, gelet op de onrustige staat waarin zij verkeerde. Dit alles maakt echter niet dat de gz-psycholoog onzorgvuldig heeft gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:66 Raad van Discipline Amsterdam 23-846/A/A
- Datum publicatie: 23-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:66
Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft in een verweerschrift dat hij heeft opgemaakt namens zijn cliënte, de ex-vrouw van klager, namens de vrouw geschreven dat zij aangifte van stalking tegen klager heeft gedaan, terwijl dat, zo heeft verweerder erkend, niet waar was. Met deze stelling in het verweerschrift heeft verweerder naar het oordeel van de raad feiten gesteld waarvan hij de onwaarheid kende of had kunnen kennen. Verweerder heeft aangevoerd dat hij zijn cliënte om een kopie van de aangifte heeft gevraagd, maar kennelijk heeft het ontbreken van deze kopie verweerder er niet van weerhouden deze stelling als feit in het verweerschrift op te nemen. Bovendien heeft klager betwist dat verweerder zichzelf direct heeft gecorrigeerd zodra het hem ter ore kwam dat er geen sprake was van een aangifte. Verweerder heeft hiervan ook geen enkel bewijs ingebracht. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De raad is daarom van oordeel dat klachtonderdeel a) gegrond is. De rest van de klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:67 Raad van Discipline Amsterdam 23-870/A/NH
- Datum publicatie: 23-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:67
Klacht tegen advocaat wederpartij. Na zijn echtscheiding hebben klager en zijn ex-vrouw verschillende juridische procedures tegen elkaar gevoerd. De vrouw werd daarbij bijgestaan door verweerder. Klager heeft een klacht tegen verweerder ingediend, bestaande uit negen klachtonderdelen. Drie klachtonderdelen worden deels gegrond, deels ongegrond verklaard, twee klachtonderdelen zijn gegrond en vier klachtonderdelen ongegrond. De (deels) gegronde klachtonderdelen zien op het gebruik van stukken uit mediation zonder overleg met de wederpartij, het willens en wetens onjuist voorlichten van de rechtbank, het onvoldoende nastreven van een doelmatige behandeling van de zaak, het in de weg staan van een minnelijke oplossing en het onvoldoende in het oog houden van de belangen van klager en deze op ontoelaatbare wijze schenden. Berisping.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2024:88 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-610/DH/DH
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TADRSGR:2024:88
Verzet ongegrond
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:104 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-070/AL/GLD
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:104
Voorzittersbeslissing. De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:58 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-135/DB/OB
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 19-04-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:58
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond, omdat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2024:89 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-606/DH/DH
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TADRSGR:2024:89
Verzet ongegrond
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:117 Hof van Discipline 's Gravenhage 230169
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 19-04-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:117
Klacht tegen eigen advocaat over de kwaliteit van dienstverlening. Hoger beroep klager. Verkorte bekrachtiging beslissing raad.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:118 Hof van Discipline 's Gravenhage 230170
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 19-04-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:118
Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht omdat hij in een eerdere klacht tegen dezelfde advocaat al over het onderwerp had kunnen klagen. Het hof bekrachtigt dit oordeel van de raad.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:102 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-620/AL/GLD
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:102
Ongegrond verzet.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:81 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1927
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:81
Klacht tegen klinisch psycholoog. Klager is in het buitenland veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie. Deze sanctie is door het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden in 2019 omgezet in een maatregel van ter beschikkingsstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De klinisch psycholoog heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs samen met een psychiater (beklaagde in zaak C2023/1956) in opdracht van de rechtbank klager onderzocht/geobserveerd en een rapport over klager uitgebracht. In dat rapport hebben zij geadviseerd de verpleging van klager voort te zetten voor een periode van twee jaar. Klager is het niet eens met dit rapport en verwijt de klinisch psycholoog onder meer dat er verkeerd gedeclareerd is, dat er onvoldoende informatie is gegeven en dat klager en zijn cultuur worden beledigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2024:87 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-755/DH/DH
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TADRSGR:2024:87
Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:103 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-704/AL/GLD/D
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:103
Dekenbezwaar. Verweerder heeft zich onvoldoende vergewist van de identiteit van zijn cliënte en van haar bestuurder. Identificatie betekent dat de advocaat vaststelt dat de persoon van wie hij de opdracht krijgt ook daadwerkelijk is wie hij zegt te zijn. De advocaat heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Het had op de weg van verweerder gelegen om de identiteit van zijn cliënte te checken door bijvoorbeeld te (video)bellen of op zodanig andere wijze dat hij de foto op (de kopie van) het paspoort van de bestuurder met eigen ogen kon vergelijken met de persoon van de bestuurder. Dat heeft verweerder echter nagelaten. Verder heeft verweerder zijn declaratie niet op naam van zijn cliënte maar op naam van een derde gezet. Tot slot heeft verweerder, zonder het verrichten van verscherpt cliëntenonderzoek, geld van zijn derdengeldenrekening aan een ander dan de rechthebbende overgemaakt en heeft hij nagelaten om deze ongebruikelijke transactie te melden bij de FIU. De verwijten van de deken zijn grotendeels gegrond. Voorwaardelijke schorsing van zes weken.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1956
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 22-04-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:82
Klacht tegen psychiater. Klager is in het buitenland veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie. Deze sanctie is door het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden in 2019 omgezet in een maatregel van ter beschikkingsstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De psychiater heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs samen met een klinisch psycholoog (beklaagde in zaak C2023/1927) in opdracht van de rechtbank klager onderzocht/geobserveerd en een rapport over klager uitgebracht. In dat rapport hebben zij geadviseerd de verpleging van klager voort te zetten voor een periode van twee jaar. Klager is het niet eens met dit rapport en verwijt de psychiater onder meer dat er verkeerd gedeclareerd is, dat er onvoldoende informatie is gegeven en dat klager en zijn cultuur worden beledigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:57 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-203/DB/OB
- Datum publicatie: 22-04-2024
- Datum uitspraak: 19-04-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:57
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat in hoedanigheid van curator kennelijk ongegrond, omdat niet is gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van de functie van curator zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
-
ECLI:NL:TSCTS:2024:6 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2024-06 (2023.V13-DOUWE-S)
- Datum publicatie: 19-04-2024
- Datum uitspraak: 19-04-2024
- ECLI:NL:TSCTS:2024:6
Op 31 juli 2022 om 01:30 uur kwam het noordgaande motorschip Douwe-S in de Keltische zee in aanraking met de bakboord giek van het Engelse visserschip PZ115 Steph of Ladram. Daarbij liep de Douwe-S lichte schade op aan de stuurboordzijde van het voorschip. De Steph of Ladram had schade aan de giek. De Douwe-S werd een dag later op 1 augustus 2022 in Sharpness bezocht door de Maritime & Coastguard Agency en aangehouden op grond van meerdere ISM gerelateerde tekortkomingen. Op 5 augustus 2022 werd de aanhouding weer opgeheven.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:113 Hof van Discipline 's Gravenhage 230184
- Datum publicatie: 19-04-2024
- Datum uitspraak: 19-04-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:113
Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend heeft uitgelaten en dat hij hem ten onrechte niet van bepaalde stukken heeft voorzien. Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadsbeslissing.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 145
- Pagina: 146
- Pagina: 147
- ...
- Pagina: 152
- Volgende pagina zoekresultaten