Zoekresultaten 33121-33130 van de 44778 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:82 Raad van Discipline Arnhem 13-68

    De raad in onderstaande samenstelling heeft eerst na de zitting kennis gekregen van het feit dat verweerder op door het College van Afgevaardigden van de Orde van Advocaten is verkozen tot lid van deze raad, en wel ingaande kort na de zitting. Onder die omstandigheid verklaarde de raad zich gelet op het bepaalde in artikel 46 a lid 3 Advocatenwet onbevoegd om op het onderhavige verzet te beslissen.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:95 Raad van Discipline Arnhem 13-178

    Voorzittersbeslissing. Klager niet ontvankelijk wegens te laat indienen klacht. Klager heeft geklaagd vier jaar nadat de werkzaamheden van verweerder waren geëindigd en voor dit tijdsverloop zijn geen redenen gebleken. Bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen. Te weten: enerzijds het ten gunste van klaagster wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Het belang van verweerder bij rechtszekerheid moet in dit geval prevaleren.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:89 Raad van Discipline Arnhem 13-39

    Klacht over belangenverstrengeling gegrond. In regel 7 lid 4 van de gedragsregels voor advocaten staat als uitgangspunt dat een advocaat niet optreedt tegen een voormalige cliënt of een voormalige cliënt van een kantoorgenoot. Lid 5 van deze regel bevat een uitzondering. Alleen als aan alle (cumulatieve) voorwaarden van lid 5 is voldaan mag de advocaat wel optreden voor een voormalig cliënt. In de kwestie waarover de raad heeft te oordelen kan geen beroep op bedoelde uitzondering worden gedaan. Het verzoek tot wijziging van kinderalimentatie dat verweerster behandelde houdt verband met de echtscheiding, die destijds door de kantoorgenote van verweerster was behandeld en de in dat kader eerder vastgestelde alimentatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.087

    De klacht betreft de behandeling door verweerder (chirurg) van klaagsters partner, verder patiënt. Verweerder heeft na een door een collega-chirurg (C2013.085) uitgevoerde coloscopie en een door een andere college-chirurg (C2013.086) uitgevoerd buikonderzoek van patiënt, patiënt geopereerd. In een later stadium werd een perforatie ontdekt. Klaagster verwijt verweerder 1) dat hij niet bekwaam/bevoegd was om de operatie uit te voeren, 2) dat er postoperatief een infectie is ontstaan, 3) dat hij zonder toestemming de blinde darm heeft verwijderd, 4) dat hij de dikke darm niet goed heeft gehecht waardoor er naadlekkage is ontstaan, 5) dat er een Platzbauch is ontstaan, 6) dat hij alle darmen naar links heeft gelegd. Patiënt is in 2011 in Bulgarije na een buikoperatie overleden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt he beroep.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:83 Raad van Discipline Arnhem 13-67

    Klacht onder meer dat verweerder zich grievend over klaagster heeft uitgelaten door haar in een brief aan de deken ‘geestelijk gehandicapt’ te noemen en dat hij haar dossier heeft gesloten en de toevoeging heeft gedeclareerd zonder haar hieromtrent te informeren. Verweerder had zijn bewoordingen weliswaar ontleend aan informatie van klaagsters moeder, maar dat neemt niet weg dat hij ze beter had kunnen vermijden. Gelet op zijn - op de raad als oprecht overgekomen - excuses is de raad van oordeel dat de ongelukkige keuze van die woorden van onvoldoende gewicht is om hem van zijn handelen een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De eerstgenoemde klacht is daarmee ongegrond. Sluiting dossier niet onterecht.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:96 Raad van Discipline Arnhem 13-249

    Voorzittersbeslissing. Klager van advocaat tegen opvolgend advocaat die zaak op toevoegingsbasis heeft overgenomen. Afgesproken is dat verweerster klager een bedrag zou betalen voor zijn eerdere werkzaamheden in de zaak. Klager klaagt erover dat betaling uitblijft. Het is tussen advocaten zo geregeld dat met de voorgaande advocaat pas wordt afgerekend als de toevoegingsvergoeding voor de zaak betaalbaar is gesteld. Verweerster hoefde het bedrag niet voor te schieten. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:129 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.404

    Rechtstreeks belanghebbende. Veronderstelde wil. Klachtgerechtigd. Klacht van moeder tegen huisarts en internist betreffende de medische behandeling van haar overleden zoon. Klaagsters zoon was gehuwd. Klaagster heeft met opgaaf van redenen geweigerd de weduwe van de patiënt om instemming met de klacht te vragen en heeft evenmin de gegevens van de weduwe verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege overwegende dat het indienen van een klacht, behoudens het geval dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven daaraan te twijfelen, het oordeel rechtvaardigt dat de klagende nagelaten betrekking de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Het is niet de taak van de tuchtrechter om in een zaak waarin een naaste betrekking van een overleden patiënt een klacht indient, ambtshalve te onderzoeken of deze de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Zaak terugverwezen voor behandeling van de hoofdzaak.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:90 Raad van Discipline Arnhem 13-40

    Klager verwijt verweerster als advocaat van de wederpartij van klager in processtukken ernstige en ongefundeerde beschuldigingen jegens klager te hebben geuit, waaronder (de voorbereiding van) moord, ontvoering, geweldsdelicten, bedreiging en plegen van fraude waarbij de bron van deze beschuldigingen slechts haar cliënt was. De raad is van oordeel dat verweerster de in zekere mate geverifieerde beschuldiging van het vervoeren van zwart geld, waarvoor zij het nodige houvast heeft gevonden, naar voren heeft mogen brengen. Anders oordeelt de raad over de beschuldiging van liquidatie en ontvoering door klager. Gelet op de ernst van deze beschuldigingen had verweerster meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en onderzoek moeten doen naar de juistheid daarvan alvorens deze beschuldigingen in de processtukken op te nemen en niet alleen af mogen gaan op de verklaring van haar cliënt. Klacht ten dele gegrond. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:84 Raad van Discipline Arnhem 13-54

    De raad hecht geloof aan stelling van klagers dat verweerder als supervisor bij de door zijn kantoorgenoot behandelde zaken betrokken zou blijven en is dan ook van oordeel dat verweerder evenzeer als die kantoorgenoot in de zaken van klagers als advocaat is opgetreden, en jegens klagers er voor had te waken dat hun vertrouwen in de advocatuur niet zou worden beschaamd. De verwijten van klagers dat verweerder heeft nagelaten om, alvorens het kort geding tot ontruiming aanhangig te laten maken, terdege na te (laten) gaan of aan de grondslag daarvoor, te weten de huuropzegging, geen gebreken kleefden, en niets heeft gedaan met alle informatie van klagers met betrekking tot de doorverkoop op veilingen van de door hen aan [M] verkochte voorraad, zijn gegrond. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:123 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.377

    Klager verbleef in een penitentiaire inrichting waar de arts werkzaam is als justitieel geneeskundige. Klager verwijt verweerder dat hij ten onrechte niet werd doorverwezen naar een specialist. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.