Zoekresultaten 3861-3870 van de 44210 resultaten
-
ECLI:NL:TDIVTC:2023:30 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/10
- Datum publicatie: 04-08-2023
- Datum uitspraak: 26-05-2023
- ECLI:NL:TDIVTC:2023:30
Dierenarts treft het verwijt dat er na afloop van een door haar bij een kat uitgevoerde operatie onvoldoende nazorg is verleend, waardoor er tijdens de recovery verwondingen aan de huid hebben kunnen ontstaan. Gegrond zonder oplegging van een maatregel.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2023:160 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-370/DH/DH
- Datum publicatie: 04-08-2023
- Datum uitspraak: 02-08-2023
- ECLI:NL:TADRSGR:2023:160
Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.
-
ECLI:NL:TADRARL:2023:187 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-226/AL/MN/D
- Datum publicatie: 03-08-2023
- Datum uitspraak: 26-06-2023
- ECLI:NL:TADRARL:2023:187
Raadsbeslissing. Voortzetting klachtonderdelen in het algemeen belang. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door wezenlijke afspraken met zijn cliënte over het afstand doen van het recht op gefinancierde rechtsbijstand niet schriftelijk vast te leggen. Dit nalaten van verweerder raakt aan de kernwaarde (financiële) integriteit. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen daarom de oplegging van een maatregel. Voor de bepaling van de hoogte van de maatregel houdt de raad rekening met alle omstandigheden van deze in het algemeen belang voortgezette klachtzaak, waaronder de door verweerder op de zitting getoonde zelfreflectie en het feit dat aan verweerder niet eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TNORARL:2023:38 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/410246 KL RK 22-129
- Datum publicatie: 03-08-2023
- Datum uitspraak: 17-05-2023
- ECLI:NL:TNORARL:2023:38
Afwikkeling nalatenschap. Met verkoopproces van tweetal panden en dus met de afwikkeling van de nalatenschap is de nodige tijd gemoeid. De notaris is hierin ook afhankelijk van de voortvarendheid van de verkoopmakelaars en mag en moet daar in beginsel ook op vertrouwen, zeker waar het betreft de verkoop van de buitenlandse onroerende zaak. Dit neemt uiteraard niet weg dat de notaris als afwikkelingsbewindvoerder wel voldoende regie op dit proces dient te voeren. Aangevoerde omstandigheden vormen naar oordeel kamer geen grond om aan te nemen dat de notaris bedoelde regie in dit geval onvoldoende heeft gevoerd. Voorts administratieve onzorgvuldigheden aan zijde notaris(kantoor). Excuses zijn gemaakt en maatregelen ter voorkoming van herhaling zijn genomen, echter dit neemt niet weg dat hier op zichzelf beschouwd sprake is van klachtwaardig handelen dan wel nalaten van (het kantoor van) de notaris. De klachten op deze onderdelen worden daarom gegrond verklaard. Het aldus geconstateerde (gevolg van het) verzuim van de notaris, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, is naar het oordeel van de kamer niet zodanig ernstig of zwaarwegend dat dit een tuchtrechtelijk verwijt oplevert waarvoor een maatregel zou moeten worden opgelegd. Wat dat betreft wordt wel gewicht toegekend aan de omstandigheden dat excuses gemaakt zijn en maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2023:93 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-518/DB/LI
- Datum publicatie: 03-08-2023
- Datum uitspraak: 03-08-2023
- ECLI:NL:TADRSHE:2023:93
Klacht kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij de wederpartij van klager bij te staan. Niet vast te stellen is dat verweerder betaald is uit geld dat is verworven door oplichting. Verweerder was niet verplicht de voormalige advocaat van zijn cliënt te vragen naar de reden tot het neerleggen van diens werkzaamheden.
-
ECLI:NL:TADRARL:2023:186 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-290/AL/MN
- Datum publicatie: 02-08-2023
- Datum uitspraak: 31-07-2023
- ECLI:NL:TADRARL:2023:186
Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit dienstverlening van voormalig eigen advocaat. Op grond van het klachtdossier kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Een feitelijke grondslag voor de verwijten die klager verweerder maakt ontbreekt. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:124 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1295
- Datum publicatie: 02-08-2023
- Datum uitspraak: 02-08-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:124
Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft op verzoek van de gezinsvoogd en met instemming van de ouders samen met een GZ-psycholoog bij de dochter van klaagster een onderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was om te beoordelen of en zo ja, welke behandeling en/of begeleiding van de dochter geïndiceerd was. De psychiater en voornoemde GZ-psycholoog hebben de resultaten van dit onderzoek met hun advies voor behandeling/begeleiding neergelegd in een rapport. Strikt genomen – zo oordeelt het Regionaal Tuchtcollege – was geen sprake van een rapportage aan een derde, wat met zich meebrengt dat het op grond van artikel 7:446, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), en daarmee ook het in artikel 7:464, lid 2, onder b, BW neergelegde inzagerecht hier niet rechtstreeks van toepassing is. Het feit dat de gezinsvoogd het rapport zou gaan gebruiken in een gerechtelijke procedure en dat de psychiater hier ook van op de hoogte was, betekent in dit geval echter dat de psychiater klaagster toch de gelegenheid tot inzage in het rapport had moeten bieden voordat zij het rapport aan de gezinsvoogd verzond. Het Regionaal Tuchtcollege is verder van oordeel dat de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het rapport berust niet toereikend zijn om de conclusies te dragen en het rapport derhalve niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen 3 t/m 11 gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen 1, 2 en 12.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1601 en C2022/1602
- Datum publicatie: 02-08-2023
- Datum uitspraak: 02-08-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:125
Klachten tegen een gynaecoloog. Klaagster is de dochter van de op hoge leeftijd overleden patiënte. De gynaecoloog heeft patiënte in het ziekenhuis behandeld in verband met een vulvacarcinoom. Drie jaar later kwam patiënte terug en werd na een biopsie VIN III vastgesteld, beginnende infiltratie werd niet uitgesloten en een lokale excisie werd geadviseerd en uitgevoerd. Er volgde een MDO en gedurende twee jaar vervolgcontroles. Daarna heeft een collega de zorg overgenomen. Klaagster verwijt de gynaecoloog - kort gezegd - dat hij de kwalificatie ‘VIN III’ niet had mogen accepteren en dat hij beter had behoren te handelen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster gelet op het ‘ne bis in idem’-beginsel kennelijk niet-ontvankelijk in de klachten en bepaalt publicatie in geanonimiseerde vorm. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat sprake is van de ‘ne bis in idem’-situatie en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1791
- Datum publicatie: 02-08-2023
- Datum uitspraak: 02-08-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:126
Klacht tegen psychiater. De psychiater heeft in het kader van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure tussen klager en één van klagers voormalige patiënten eind december 2012 een psychiatrische expertise uitgebracht. Klager was destijds psychoanalyticus van zijn voormalige patiënte. De psychiatrische expertise is opgesteld naar aanleiding van een verzoek daartoe van de advocaat van de voormalige patiënte van klager. Klager verwijt de psychiater dat het door hem uitgebrachte rapport niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is toegepast. Verder stelt klager dat het rapport blijk geeft van het ontbreken van kennis van de essentie van de psychoanalyse bij de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:191 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5090
- Datum publicatie: 01-08-2023
- Datum uitspraak: 01-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:191
Ongegronde klacht tegen huisarts. Klager is van mening dat de huisarts zijn medische problemen heeft onderschat, dan wel zich onvoldoende heeft ingespannen voor een deugdelijke behandeling. Het gaat in het bijzonder om een niet goed behandelen van obstipatie en problemen met een stoma, en het negeren van een allergische reactie op een specifieke vorm van een voorgeschreven medicijn. Klager verwijt de huisarts specifiek dat zijn klachten, ondanks meerdere telefonische contacten in de week van 11 tot 14 oktober 2002, niet serieus zijn genomen, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een spoedopname in het ziekenhuis. Voorts stelt klager dat de huisarts gemelde allergieën voor een bepaalde medicatie als onbestaand heeft afgewezen en de hierdoor ontstane problemen heeft afgewenteld op de apotheker. De huisarts heeft verweer gevoerd. Het college stelt met betrekking tot het eerst klachtonderdeel vast dat het verloop van de problemen van klager tussen 11 en 14 oktober 2022 sterk wisselend was. Het college is van oordeel dat gezien het wisselende verloop van de klachten van klager de huisarts er in redelijkheid voor kon kiezen om het weekend af te wachten. De plotselinge verslechtering van de situatie van klager op vrijdagavond was niet te voorzien, en had overigens ook niet voorkomen kunnen worden. Alsdan valt de huisarts met haar aanpak geen (tuchtrechtelijk) verwijt te maken. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college de huisarts in haar gemotiveerde toelichting dat zij het probleem van de bijwerking serieus heeft genomen en zich heeft ingespannen om klager te voorzien van een mesilaat-vrije variant. Het is spijtig dat klager enkele dagen de mesilaat bevattende variant heeft moeten gebruiken, maar dat kan de huisarts niet verweten worden omdat zij zich in voldoende mate voor hem heeft ingespannen – helaas zonder direct het door klager gewenste resultaat. Het college komt tot oordeel dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.